De ware eenheid (1)


    Om dit alles des te beter te kunnen onderhouden, is het volgens Gods Woord de roeping van alle gelovigen zich af te scheiden van hen die niet bij de kerk horen, en zich bij deze vergadering te voegen op iedere plaats waas God haar gesteld heeft.(...) Daarom handelen allen die zich niet bij haar voegen, in strijd met Gods bevel (art. 28, NGB)


onderhouden door afscheiding


Nu de synode van Zwolle-Zuid van de GKv ten einde loopt komt het onderwerp de kerk vaker in het vizier. Verontruste leden vragen zich hardop af, hoe het nu verder moet. Dr. P. van Gurp schreef in de vorige twee hoofdartikelen over een publicatie van theologisch student L. Heres. Diens boekje betrof een taxatie van de ontwikkelingen binnen de GKv. Ook de eigen huidige kerkelijke positie van de schrijver kwam daarbij ter sprake. Met name de reden waarom hij zich niet heeft vrijgemaakt. Ds. Van Gurp heeft daar uitgebreid op gereageerd. Intussen zijn er meer geluiden gekomen die de ‘kerkgang’ betreffen. We denken aan de uitlatingen van br. D.J. Bolt op de website eeninwaarheid en het recente interview met hem in het ND van 28 febr. 2009. Ook op de site van de Vijfhoek is recent een nieuwe tekst komen te staan m.b.t. de visie op de kerk. Daar staat ook de publicatie van een lezing die dezelfde br. L. Heres onlangs hield op een avond belegd door deze initiatiefgroep, die inmiddels is samengesteld door leden van de GKv, DGK en de “Matrix-gemeente” van Bergentheim.
In dit artikel wil ik nader ingaan op een aantal zaken in deze publicaties die het kerklidmaatschap en het zicht op de kerk betreffen. Daarbij zal ik voor andere elementen de aandacht willen vragen dan die al door ds. Van Gurp zijn belicht. Het is goed om in deze tijd zo uitgebreid over deze materie te schrijven in het kerkblad. Ten eerste omdat wij een taak hebben richting de verontruste broeders en zusters. Ten tweede omdat ook onder ons het juiste zicht op de kerk levend gehouden moet worden. Ook in de confrontatie met wat anderen daarover tot en over ons zeggen en schrijven.

Balans tussen ambt en gemeente


Het is in br. L. Heres te prijzen dat hij in zijn lezing zijn mening durft te geven over De Gereformeerde Kerken. Hoelang is er ook onder verontrusten niet gezwegen over deze kerken? Het is ook goed om aan het einde van zijn betoog te lezen dat hij open staat voor correctie van zijn standpunten. Zijn inzet is de eenheid van Christus’ kerk. Op deze uitnodigende woorden wil ik graag ingaan met deze zelfde inzet.
De visie van Heres over DGK is wel opmerkelijk te noemen. Naar zijn mening zou aan de recente vrijmaking een verkeerde visie op de kerk ten grondslag liggen, die nu ook in DGK zou doorwerken. Heres vindt dat er teveel accent gelegd is op de ambtelijke vergadering van de kerk. Dit zou het juiste zicht op de kerk als vergadering van de gelovigen, in de weg staan.
In zijn betoog over de kerk had hij erop gewezen dat er niet een verkeerde balans mag bestaan: een te sterke benadrukking van de inbreng van de gemeente(leden) kan leiden tot independentisme. Te sterke benadrukking van het gezag van de ambtsdragers en kerkelijke vergaderingen kan leiden tot hiërarchie. Volgens Heres zou van het laatste sprake zijn in DGK: een te sterke vereenzelviging van de kerk met de ambtelijke vergaderingen. Hij erkent wel de noodzaak van de ambten in de kerk, maar de eigenlijke kerk mag niet worden ‘vereenzelvigd’ met de ambtelijke dienst en de ambtelijke vergaderingen. Want daardoor zouden “de leden van de kerk eigenlijk als losse gelovigen worden beschouwd die onder de ambtelijke dienst hangen”. Door destijds de kerkelijke weg te bewandelen met bezwaarschriften en revisieverzoeken tegen onschriftuurlijke leringen, heeft men ervaren dat deze leringen door meerdere synodes niet werden afgewezen. En toen zag men maar één uitweg, de weg tot afscheiding van het kerkverband. Heres komt dan tot de volgende gedachte:
    Op het moment dat de kerkelijke vergaderingen een dwaling tolereren, lijkt de conclusie te zijn: hier is de kerk niet meer. Maar dan is mijn vraag: wordt de kerk dan niet vereenzelvigd met de ambtelijke vergaderingen? Zijn de zevenduizend die hun knieën niet voor Baäl gebogen hebben er dan niet meer? De mensen die zich niet hebben neergelegd bij onschriftuurlijke besluiten? Het voortzetten van de kerk wordt dan eigenlijk het voortzetten van de ambtelijke dienst.

Tot zover de uitspraken van Heres.

We schreven dat dit een opmerkelijke visie is. Het lijkt een nieuwe blik op de materie van vrijmaking en noodzaak van vrijmaking te werpen. Toch is dit geen nieuwe visie, maar een visie die ook rond en in de tijd direct na de vrijmaking van 1944 al uitgebreid aan de orde geweest is. We hopen daar in een volgend artikel op terug te komen. Eerst willen we t.b.v. een zuivere beeldvorming over de recente vrijmaking het een en ander recht zetten.

Feitelijke toedracht?


Br. Heres vat in enkele zinnen samen wat volgens hem de kern is van de vrijmaking: Afwijzing van bezwaren door kerkelijke vergaderingen tegen onschriftuurlijke leringen deed leden besluiten zich van de GKv af te scheiden omdat deze in hun visie daarom geen kerk meer was gebleven. Zo wilden ze de kerk voortzetten, maar daarbij hadden ze geen oog voor het feit dat er nog kerkmensen zijn, “die zich niet hebben neergelegd bij onschriftuurlijke besluiten”. Door het zo te stellen komt deze broeder ertoe om te zeggen: dat heeft mij weerhouden. En hij voegt eraan toe:
    deze redeneergang zou je in principe bij elke kleine afwijking van de Schrift kunnen toepassen.


We gaan hier niet heel uitgebreid onze vrijmaking van 2003 verdedigen. Maar van belang is wel om een juist beeld neer te zetten. Om de gronden voor en de weg van de vrijmaking eerlijk en toetsbaar weer te geven. En om ook duidelijk te maken hoe de houding rond de vrijmaking is geweest richting de nu nog achtergebleven broeders en zusters.
Eerst enkele opmerkingen over het laatste punt. Er kan door Heres onbedoeld de indruk gewekt worden dat de vrijmaking er zomaar was: twee synodes en ziedaar leden die hun bezwaren niet gehonoreerd zagen traden uit om de kerk voort te zetten. Maar zo is het niet gegaan. Er speelde ten eerste al veel en veel langer een deformatieproces in de GKv. Het begon vaag en klein. Andere visie op de kerk (prof. J. Douma), kerkelijke samenwerking (ND, GPV) en kerkelijke eenheid (CGK en NGK). En zo ook andere visie op het tolereren van dwalingen (Schriftgezag: prof. B.J. Oosterhoff, dr. B. Loonstra, dr. A.L.Th. de Bruijne, Emmaüscursus; Alphacursus, liedboekliederen). Secularisatie met aanpassing van Gods geboden (4e gebod, 7e gebod), andere visie op ambt (zegenende gemeenteleden), prediking, tucht (7e gebod, open avondmaal), sacramenten (open avondmaal), gebruik bijbelvertalingen, eredienst (liturgische vernieuwingen) en kerkorde (art. 65, 67). Het is allemaal te lezen in de brochure Laten wij ons bekeren; de gereformeerde kerken na “Zuidhorn”; een oproep tot reformatie, LWVKO, 2003 (te lezen of te downloaden via www.reformanda.nl door te klikken op de knop “Vrijmaking / Liberation” van de menubalk).

Het begon allemaal sluipend als een stille revolutie maar het was een algemeen en toenemend ontbindingsproces. Dit proces stond, en daar is steeds op gewezen, absoluut niet los van de geest binnen de praktijk van het geloofs- en gemeenteleven van de gemeenteleden. De secularisatie, evangelisering, de EO-isering, het postmodernisme, de individualisering en de uitholling van gezag, waren even zovele invloeden die hebben bijgedragen aan het denkklimaat, waarin de gewraakte synodebesluiten tot stand kwamen en de praktijk van het kerkelijk leven zich ontwikkelde. Jarenlang is daartegen voorlichting gegeven op openbare vergaderingen, in periodieken zoals Reformanda, en brochures. In 2003 was er een moment gekomen waarin dat hele proces uitliep op het afwijzen van revisieverzoeken.

Maar, en dat is het tweede punt waarop we met klem willen wijzen, ook toen werden de gemeenteléden aangesproken. Juist aan hen waren de oproepen, brochures, en brieven gericht. Zo werden zij heel bewust aangesproken op hun verantwoordelijkheid hierin. Opgeroepen om hun roeping in het ambt aller gelovigen te verstaan. Er is geen sprake van dat enkelingen hun kerkelijk weg gingen en daarin vastliepen. Waarbij ze hun oproep èn hun gang van vrijmaking vervolgens beperkten tot de ambtelijke vergaderingen en de ambtsdragers in de kerk. De ‘gewone’ gemeenteleden werd steeds gevraagd om net als de ambtsdragers, hun verantwoordelijkheid te kennen en te nemen. Ook voor hen allen gold en geldt art. 31 KO! Ook voor hen gold toen en geldt nog steeds dat ze zorgvuldig moeten nagaan of de kerk waarvan ze lid zijn nog voldoet aan de kenmerken van de ware kerk (art 29 NGB). Een geloofszaak, waar alle belijdende leden hun jawoord op hadden gegeven bij het afleggen van de belijdenis van hun geloof! We belijden daar toch het volgende
    Wij geloven dat men nauwgezet en met grote zorgvuldigheid, vanuit Gods Woord, behoort te onderscheiden welke de ware kerk is (...) De kenmerken waaraan men de ware kerk kan kennen zijn deze: (...). Hieraan kan men met zekerheid de ware kerk kennen en niemand heeft het recht zich van haar af te scheiden.

In art. 29 beloven de gemeenteléden dus allen voor de Here en Zijn gemeente zó te handelen.
En zo geldt dat ook voor de gemeenteleden die allen in art. 28 NGB belijden:
    ... is het volgens Gods Woord de roeping van alle gelovigen zich af te scheiden van hen die niet bij de kerk horen en zich bij deze vergadering te voegen (...)

Daarop is steeds een appel gedaan op de genoemde bijeenkomsten, in de bladen en de brochures en de in gemeenten rondgezonden brieven. Ja, zelfs in een advertentie van het ND in februari 2003, oproep tot reformatie. Een advertentie gericht op àlle gemeenteleden van de GKv. En zo ook de brochure Laten we ons bekeren, waarvan de eerste woorden zijn: “Aan de leden van de Gereformeerde Kerken”.

Afscheiden van hen die niet tot de kerk behoren


Maar zo kan – in de lijn van br. Heres - tegengeworpen worden: u verwierp naar art. 31 KO de besluiten van kerkelijke vergaderingen en scheidde zich toen af van onbekeerlijke ambtsdragers, maar hoe stond dat met de ‘gewone’ gemeenteleden die trouw wilden blijven? Met hen die toch nog wel “bij de kerk horen”, om de terminologie van art. 28 NGB te gebruiken. Mocht u zich van hèn ook wel afscheiden?
Nu, dat werd nu juist níet gedaan! Dat moeten we uitleggen. Daarvoor is nodig stapsgewijs niet alleen een ‘gedachtegang’ maar ook de gang van zaken te volgen zoals die neergelegd is in de genoemde brochure en later in de acte van vrijmaking. En zoals er vervolgens is gehandeld. Die feitelijke gang is toetsbaar. Maar ze is wel ànders dan br. Heres als gedachtegang probeert te reconstrueren. We zien dan het volgende:
- Eerst werd vastgesteld dat de GKv niet meer voldeed aan de kenmerken van de ware kerk. Deze kerken hadden niet alleen vele onschriftuurlijke besluiten genomen en gehandhaafd. Maar er was een verbastering van de waarheid op vele fronten aanwijsbaar. En daarom kon niet meer gezegd worden dat men zich naar het kenmerk van de ware kerk, richt naar het zuivere Woord van God, en alles wat daarmee in strijd is verwerpt (art. 29 NGB).
- Vervolgens bleek jarenlang intensief appelleren aan Gods Woord geen enkel effect meer te hebben op de leer van de kerk.
- Daarom moest met verdriet worden vastgesteld dat de GKv als postgereformeerde (men liet de gereformeerde erfenis achter zich), pluralistische kerk (naast de waarheid kreeg de leugen een wettige plaats) en dus onwettige kerk (het fundament van het Woord van profeten en apostelen was verlaten), de kenmerken en de gestalte van de valse kerk begón te vertonen (waarmee toen nog niet gezegd werd dat ze ‘de valse kerk’ was)
- Vervolgens werd een wijde oproep gedaan aan alle leden van de kerken om hun kerkenraden te bewegen om te komen tot reformatie, zo mogelijk binnen het kerkverband van de GKv. Dit hield in dat aan de kerkenraden gevraagd zou worden de gewraakte synodebesluiten niet te ratificeren en ook dat zij zouden oproepen tot een terugkeer naar Gods Woord.
- Deze oproep had niet het beoogde effect. Toen, in september 2003, maar pas toèn, bleef geen mogelijkheid over dan gehoorzaam aan art 28 NGB zich af te scheiden. Zo wilde mens zich aan de waarheid, aan het fundament van de kerk. En zo het hoofd van de kerk, de Here Jezus Christus, vasthouden
- Maar, en dat is belangrijk!, dit was niet een afscheiding van de kerk, van de gemeente, maar een afscheiding van hen die niet van de kerk zijn. In diezelfde vrijmaking riep men daarom tegelijk de leden van de gemeente op om in dezelfde weg van geloofsgehoorzaamheid zich af te scheiden van hen die niet van de kerk zijn, zodat zij gezamenlijk de kerk van Jezus Christus mochten voortzetten, achter Christus aan. Men sprak uit “van harte bereid te zijn de kerkelijke eenheid te zoeken met allen, die op deze grondslag van Schrift, belijdenis en Dordtse kerkorde willen leven” (acte van vrijmaking).

Men scheidde zich dus niet af van de ware gelovigen die nog in de GKv aanwezig waren, maar riep en roept hen nu juist weg van onwettige ambtsdragers en vergaderingen om de eenheid te bewaren en te onderhouden naar art. 28 NGB!
De afscheiding had zo het doel om de eenheid als eenheid in de waarheid te onderhouden. Die eenheid was er niet meer in de GKv waar het fundament van de kerk was aangetast doordat Gods Woord niet langer bewaard werd. Dat was zo in 2003. Maar hoe is dan nu de taxatie daarvan bij “de mensen die zich niet hebben neergelegd bij onschriftuurlijke besluiten” in 2009, nu het deformatieproces in deze kerken zich in hoog tempo alleen maar verder heeft voortgezet?

Christus volgen


De hierboven geschetste gang van zaken m.b.t. de recente vrijmaking is naar mijn vaste overtuiging, de weg die de Here ons wijst en die onze geloofsbelijdenis als geloofszaak naspreekt. Zij is in eenvoudige taal ook zo aangegeven in het Amen der Kerk, het bekende leerboekje van de ds. J. van Bruggen (vader van prof. dr. J. van Bruggen). En ook door ds. C.G. Bos in zijn Geloven en belijden, waar hij ook de art. 27-29 van de NGB behandelt. Er bestaat daarbij geen overmátig accent op ambtsdienst ten koste van de eenheid met de gemeenteleden. Maar Christus wordt zo als enig Hoofd erkend, Die werkt d.m.v. de ambten. Wanneer het bijzondere ambt afvalt van Christus, moeten de kerkleden in de weg van het algemene ambt aller gelovigen Christus blijven volgen. Door Gods genadige leiding mocht zo de recente vrijmaking uitmonden in het institueren van kerken die als voortzetting van de Gereformeerde Kerken trouw mochten blijven. Zo heeft de Here Zijn kerk in Nederland tot nu toe bewaard.
Nog steeds gaat er naar alle gelovigen een blijvende oproep uit om zich te voegen bij de kerk van Jezus Christus, die voldoet aan de kenmerken van de ware kerk overeenkomstig de belijdenis van de kerk en Gods Woord. Maar ook: nog steeds moet er in de kerk gebeden worden voor de eenheid met alle ware gelovigen en nog steeds moet er, waar mogelijk, aan gewerkt worden naar de opdracht van Christus (Joh. 17). De schrijver van dit hoofdartikel geeft wil met het oog daarop verwijzen naar een in dit nummer gepubliceerde open brief aan verontruste broeders en zusters binnen de GKv.
De kenmerken van de kerk betreffen inderdaad, zoals ook br. Heres aangeeft, de ambtelijke bediening zoals de Here Jezus Christus die aan zijn kerk heeft geschonken (Ef. 4). Maar niet los van zijn gemeente, net zo min als Christus zelf los is van zijn gemeente. Zó, d.m.v. zwakke mensen, regeert Hij, het Hoofd. Door Zijn Woord en Geest. Door de zuivere verkondiging van Zijn Woord, de zuivere bediening van de sacramenten en de rechte beoefening van de tucht. Door die kènmerken, geeft Hij ons te kennen waar Hij Zijn kerk vergadert. Als de ambtsdragers ontrouw worden, de ambtsdienst corrupt, het kerkverband afvallig, dan moet de gemeente niet onder deze ambtsdienst, maar ook niet in dit kerkverband blijven. Want dan is het fundament aangetast, het gebouw ineengestort, hoeveel goede restanten er nog overgebleven zijn. Dan moeten we Christus volgen, maar wel in gehoorzaamheid aan Zijn Woord, zoals dat ook is nagesproken in art. 28 en 29 NGB.
(wordt vervolgd)