Dit artikel sluit aan bij het hoofdartikel van twee weken geleden, waarin ik de brochure Broeder wegvan L. Heres besprak. Daarvan bleef nog ter bespreking iets over, namelijk zijn verantwoording waarom hij zich niet vrijmaakte. Hij heeft die verantwoording via zijn brochure publiek gemaakt - het zijn immers niet alleen voor hem bezwaren om zich bij de Gereformeerde Kerken (hersteld) te voegen, maar ook voor anderen, waaronder ook verontruste predikanten. Daarom lijkt het ons nodig daar breder op in te gaan.
Verontschuldigingen - bedenkselen
Door alle tijden heen zijn er veel argumenten ingebracht tegen de roeping tot reformatie.
In het Oude Testament is dat al te lezen bij de profeten - hun oproep tot bekering werd vaak met vrome woorden verworpen. Niet anders ging het toen Gods volk uit de ballingschap mocht terugkeren - ook toen bleef het grootste deel van de kerkleden achter.
Zo ook in de tijd van de Heere Jezus Christus - ook toen een kleine kudde! Ook de oproep tot bekering door de apostelen werd terzijde geschoven - op de Pinksterdag, later in de strijd tegen de Judaïsten om de waarheid van het evangelie: alleen door genade zonder de werken.
Opmerkelijk dat de grote reformatie van Calvijn op dezelfde wijze werd bestreden. Ik heb dat vroeger al eens beschreven in een artikel Calvijn als belijder (39-07.11.07). Een van de argumenten tegen de reformatie was toen dat er ten gevolge van die reformatie allerlei sekten waren ontstaan onder hen die zich van de Roomse gemeenschap hadden afgescheiden. Zoals ons vandaag verweten wordt dat er in de Gereformeerde Kerken (hersteld) verdeeldheid openbaar wordt.
Calvijn antwoordde op dat verwijt dat de duivel eeuwenlang de Roomse kerkgemeenschap rustig in diepe duisternis kon laten. Maar toen de Reformatie kwam schudde hij zijn gewone luiheid van zich af en greep naar de wapenen en probeerde hij de waarheid te verdoezelen en haar licht te doven.
Nog steeds is de duivel op dezelfde manier bezig. Hij kan de ontwikkelingen in de Gereformeerde kKrken vrijgemaakt op hun beloop laten - de voorgangers en leidslieden zorgen er wel voor dat in dat pluralistische genootschap de waarheid en leugen naast elkaar mogen bestaan, ook al betekent dat dat de dwaalleer het gaat winnen!
Maar als de waarheid verkondigd wordt en de kerk terugkeert tot haar roeping om te verwerpen alles wat niet met Gods Woord overeen komt, doet hij volgens Calvijn, toen en voortaan nu ook altijd weer hetzelfde: ‘hij spant zich in om het goede zaad met al het beschikbare onkruid te laten verstikken zodat het niet kan groeien en vrucht dragen’.
Wij houden dit in gedachtenis wanneer wij beoordelen wat er zoal ingebracht wordt tegen de oproep om 'nauwgezet en met grote zorgvuldigheid vanuit Gods Woord te onderscheiden welke de ware kerk is’, artikel 29 Nederlandse Geloofsbelijdenis. En ook wat in de praktijk gedaan wordt met de gelovige uitspraak dat niemand zich afzijdig mag houden van de ware kerk, maar dat ieder geroepen is om zich bij haar te voegen en zich met haar te verenigen. Plaatselijke kwesties?
Wij noemen eerst de bezwaren van Heres. Hij is van oordeel dat er allerlei plaatselijke kwesties zijn geweest, die kerkleden ertoe brachten om zich bij de Gereformeerde Kerken (hersteld) te voegen. Al denkt hij dat die 'nieuwe vrijmaking' mild moet worden beoordeeld, hij is toch van mening dat die plaatselijke kwesties niet het kerkverband kunnen worden aangerekend, omdat ze nog niet op de tafel van de generale synode waren geweest.
Maar nu moet ik toch vragen: is Heres een vreemdeling in Jeruzalem? Hij kan toch weten dat de oproep tot vrijmaking gegrond was op de overtuiging dat de dwaalleer is gelegaliseerd omdat twee opeenvolgende synodes veel revisieverzoeken hebben afgewezen. Trouwens, hij constateert zelf dat de dwalingen zijn gelegaliseerd (pag.65), maar trekt daar geen consequenties uit. En in de door hem gelezen brochure Laten wij ons bekeren - een oproep tot reformatie, die hij in zijn noten slechts éénmaal noemt, is toch heel duidelijk aangewezen dat het beslist niet alleen gaat over plaatselijke kwesties, maar dat de deformatie van de kerk van pilaar en fundament van de waarheid tot een pluralistische genootschap van ja en nee, over heel de linie door de plaatselijke kerkeraden is toegelaten, en dat daarom vrijmaking roeping van de HEERE was. Gedwongen om te zondigen?
Als tweede argument noemt Heres dat niet kon worden hard gemaakt dat je door lidmaatschap van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt wordt gedwongen om te zondigen. En op een andere plaats heeft hij nog als argument genoemd dat ook K. Schilder dat als een voorwaarde noemde om vrijmaking te legitimeren - die zou dan volgens hem alleen gerechtvaardigd zijn als je gedwongen wordt om te zondigen. Welnu, aldus Heres, dat is nu niet het geval, tenminste nog niet. Dus is het nu nog niet de tijd tot vrijmaking over te gaan. Anders gezegd: de vrijmaking van 2003 kwam te vroeg. Die is blijkbaar volgens hem zelfs nu nog niet aan de orde.
Wat is daar op te zeggen?
Ten onrechte worden woorden van K.Schilder gebruikt om te rechtvaardigen dat men zich niet moet vrijmaken. Ik heb zelf de vrijmakingsvergadering van 11 augustus 1944 meegemaakt en gehoord wat Schilder toen heeft gezegd. In een aparte samenkomst van Schilder met zijn studenten werd door een van hen gevraagd: wat moeten wij doen? Zijn cryptische antwoord was: u moet niet zondigen. Meer zei hij daarover niet. Bij het nadenken over dat antwoord drong het tot ons door, dat hij, in aansluiting aan de teneur van die dag, die in het teken stond van oproep tot vrijmaking, er op wilde wijzen dat het nu ging om wel of niet gehoorzaam de weg te gaan van Gods roeping overeenkomstig artikel 28 en 29 Nederlandse Geloofsbelijdenis. Die weg niet willen of durven gaan noemde hij rechtuit: zondigen. En als dat waar is, is er maar één ding te zeggen: je moet niet zondigen.
Ongehoorzaamheid is zonde - dat is nog steeds de Schriftuurlijke waarheid die ons leven leiding geeft!
Daar komt nog iets bij. Niemand, die lid blijft van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, kan zich van zijn verantwoordelijkheid voor de deformatie van de kerk afmaken door te zeggen dat hij ertegen blijft strijden en er geen deel aan heeft.
Dat is niet mogelijk. Als kerklid ben je, op je eigen plaats in het kerkverband, mee verantwoordelijk voor de duidelijke afwijking van Gods Woord en de belijdenis van de kerk.
Toen een man Gods uit Juda door de HEERE gestuurd werd naar de onwettige plaats van de eredienst in Bethel, om daar te protesteren tegen de eigenwillige godsdienst en op te roepen tot bekering, tot vrijmaking, tot terugkeer naar Jeruzalem en de tempel daar, gebood de HEERE hem om niet alleen met zijn woorden, maar ook door zijn daden te tonen dat er geen gemeenschap kan zijn tussen Jeruzalem en Bethel. Hij mocht er geen brood eten en geen water drinken en hij mocht niet terugkeren langs de weg waarop hij gekomen was, 1 Kon.13:9.
Hij moest zijn getuigenis waarmaken niet alleen in zijn woorden maar ook door zijn daden. Hij mocht nergens gemeenschap oefenen, maar hij moest rechtstreeks teruggaan naar Jeruzalem.
In 1945, in het eerste jaar na de vrijmaking, heeft Schilder in een Schriftoverdenking in DE REFORMATIE die geschiedenis uitgelegd, juist om op te roepen tot het verwerpen van de dwaling, niet alleen door middel van woorden (vandaag brochures en spreekbeurten en websites), maar door de eenvoudige gehoorzaamheid aan het gebod van de HEERE, door het gaan op de weg die de Heere Jezus Christus wijst in de vergadering van zijn kerk - door de vrijmaking Schriftoverdenkingen III 20/23.
Hij gaf deze Schriftoverdenking de titel: De bezwaarde, die maar niet gehoorzaam werd.
Zo paste hij toen dat Schriftwoord toe op de situatie van vlak na de Vrijmaking, toen er in de Gereformeerde Kerken een grote groep verontrusten was die ook vond dat de vrijmaking te vroeg was gekomen en die tegen de deformatie van de toenmalige Geformeerde kerken (synodaal) bleef strijden in het blad Eenheid en waarheid.
Het haastige vertrek van de man Gods behoorde dus tot zijn prediking. Dit vertrek–in–ijltempo wil zo kras mogelijk zeggen: een bezwaarde houdt het hier niet langer uit; van bezwaard–zijn moet het komen tot gehoorzaamheidsbetoon. Als de man Gods aan dit gebod van de HEERE ongehoorzaam is betekent dat hij zijn profetie zelf krachteloos heeft gemaakt.
Schilder besluit zijn Schriftoverdenking als volgt:En dit is dan één van de vele bijbelse gegevens nopens bezwaarden, die niet voortvaren tot de gehoorzaamheid; protesterenden, die niet komen tot de vrijmaking van zonden, die hen meeslepen; die om het getàl in de hand te houden ook maar de zonde aan de hand houden. Laat zulk een dwang voor u niet nodig wezen. Vrijmaking schept de ware eenheid en redt het verband.
De boodschap van de Schrift is steeds: heb geen gemeenschap met de werken der duisternis. In de gelijkenis van de Goede Herder, Joh. 10, wordt ook gesproken van kwade herders, zij worden vreemden genoemd. Wat doen de schapen? Zij kennen de stem van de Goede Herder en daarom volgen zij Hem. “Maar een vreemde zullen zij voorzeker niet volgen, maar zij zullen van hem weglopen!”
Dat is toch wel heel duidelijke taal van onze Heere Jezus Christus Zelf, het Hoofd van Zijn kerk! Zijn gebod voor alle tijden. De Schriftuurlijke prediking
Een veelgehoord argument, ook door Heres genoemd, is verder dat er toch nog Schriftuurlijk gepreekt kan worden.
Daarop is het een en ander te antwoorden.
Allereerst is het zo, dat dit uiteraard helemaal past in een pluralistische kerkgemeenschap, dat er zowel ware als valse leer mag worden uitgedragen. In de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt mag de ene predikant als Woord van God verkondigen en dus aan de gemeente bindend opleggen, dat de HEERE in het vierde gebod nog altijd van ons eist dat wij op de zondag alle niet-noodzakelijke arbeid nalaten; de andere predikant mag met hetzelfde recht, het Woord van God als de sleutel van het Koninkrijk der hemelen bedienend, de gemeente verkondigen dat het gebod van de zondagsrust niet meer van kracht is.
De prediking is vrij geworden van de binding aan Schrift en belijdenis.
Begrijpt men dan niet dat dit argument van de nog steeds bestaande mogelijkheid van Schriftuurlijke prediking zich keert tegen alle kerkreformaties uit het verleden in ons land en daarbuiten? En dat men op deze wijze Afscheiding, Doleantie en Vrijmaking verloochent? Want ook in de huidige Protestantse kerk in Nederland, waar vrijzinnige prediking ongestraft blijft, kan een predikant nog Schriftuurlijk preken.
Dat is ons eerste antwoord. Maar dan verder: wat is Schriftuurlijk preken?
Heeft een prediking recht op die erenaam als de oproep tot bekering eruit weggelaten wordt?
Toen wij ons tot het gereformeerde kerkvolk wendden met de oproep tot vrijmaking, de oproep om zich bij de ware kerk te voegen, deden we dat onder de titel: laten wij ons bekeren.
Bekering is toch: van de weg van de zonde afgaan en de geboden van de HEERE gehoorzamen. Van een predikant, hoezeer hij ook verontrust is over de afdwaling van zijn kerk, kan niet gezegd worden dat hij Schriftuurlijk preekt als hij niet oproept tot gehoorzaamheid aan het gebod van de HEERE om zich bij de ware kerk te voegen.
Maar ook: hoe zou hij dat kunnen vragen van zijn gemeente wanneer hij zelf niet het voorbeeld geeft maar nog steeds weigert zich vrij te maken?
Ook dat argument van de mogelijkheid van Schriftuurlijke prediking blijkt geen rechtvaardiging te geven voor het blijven in een pluralistische kerk. Verdeeldheid
Naar wat we hierboven beschreven over het verwijt van de verdeeldheid na onze vrijmaking, is het goed om de geschiedenis te laten spreken.
Op de eerste synodes van de afgescheiden kerken na 1834 kwam er ernstige verdeeldheid aan het licht, die ertoe leidde dat de afgescheiden gemeentes uiteen gingen in twee aparte kerkverbanden die geen gemeenschap met elkaar hadden.
Dat heeft bijna twintig jaar geduurd. Een van de voornaamste geschilpunten was de zaak van het kerkrecht, namelijk of de oude Dordtse kerkorde zou worden hersteld en of artikel 31 moest worden onderhouden. Anders gezegd: of de meerdere vergaderingen binnen het kerkverband gezag hadden en haar besluiten als bindend moesten worden aanvaard.
Ook na de Vrijmaking van 1944 kwamen al spoedig verschillen openbaar, die in de loop van de jaren uitgroeiden tot tegenstellingen. Al in 1948 scheidde zich een deel van de kerkleden van de kerk af en keerden terug tot de synodaal Gereformeerde Kerken. In de volgende jaren werd er heel verschillend gedacht over de zogenaamde doorgaande reformatie en over eventuele samensprekingen met de synodaal Gereformeerde Kerken hier en daar, waar plaatselijke conflicten er soms toe leidden dat predikanten zich onttrokken en zich weer voegden bij de synodaal Gereformeerde Kerken. Dat alles liep tenslotte uit op de oprichting van de kerken–buiten–verband. Het was toen evenals in de tijd na de Afscheiding een zaak van het verwoestende independentisme.
Ook nu gaat het binnen de Gereformeerde Kerken (hersteld) over de handhaving van artikel 31 van de kerkorde, namelijk dat besluiten van de kerkelijke vergaderingen als bindend worden aanvaard. Uiteraard met inachtneming van het bekende 'tenzij'. Vandaar dat de classis die moest oordelen over een plaatselijk conflict met nadruk de zonde van het independentisme aanwees en daartegen waarschuwde.
Daarmee is de vraag: zijn wij wel veilig in het kerkverband van de Gereformeerde Kerken (hersteld), zoals verontrusten die soms stellen, beantwoord. Juist tegen het heerschappij voeren van enkelen is er de garantie van de veiligheid van de handhaving van het gereformeerd kerkverband. In de ware kerk ben je veilig, tegen inbrekende en verleidende dwaalleer, veilig vanwege het toezien op elkaar door de kerkeraden op haar meerdere vergaderingen, op de classes en door middel van kerkvisitaties, veilig vanwege het beroep op Schrift, belijdenis en kerkorde! Kortom: veilig binnen de muren van Sion, het nieuwe Jeruzalem. Uit de praktijk of uit Gods Woord
Met nadruk willen wij tegen over de argumenten van Heres en andere verontrusten er op wijzen dat de kerk een zaak is van geloof. Wij behoren vanuit Gods Woord te onderscheiden welke de ware kerk is en niet uit wat voor ogen is. Schilder hield niet op dat te betogen in zijn jarenlange strijd voor de waarheid. Toen in 1934 de honderdjarige herdenking van de Afscheiding gehouden werd, heeft hij enkele belangrijke toespraken gehouden. In zijn boek K.Schilder oecumenicus heeft Dr. J.J.C. Dee deze toespraken kort weergegeven en breed toegelicht – een ‘must’ voor vandaag met het oog op de voortgaande reformatie van de kerk. Het is wel Schilders schoonste polemiek genoemd en een oecumenisch appèl.
Daar wordt ook weergegeven wat de Hervormden in hun herdenkingssamenkomsten over de Afscheiding gezegd hebben. Vooral van belang is wat dr. Woelderink sprak. Hij was een vertegenwoordiger van de Gereformeerde Bond, die zich dus verwant wist met de strijd om de waarheid in de kerk, zoals die door de vaderen ten tijde van de Afscheiding gevoerd is. Typisch Hervormd distantieert hij zich toch heel duidelijk van de Afscheiding – de wortelzonde van de Hervormden tot aan vandaag toe.
En wat noemt hij dan als argumenten tegen de Afscheiding? Allereerst dat er zo weinig kerkleden zijn meegegaan en dus de eenheid van het Lichaam van Christus verbroken werd. Verder noemde hij dan als argument dat er zoveel onenigheid binnen de afgescheiden kerken openbaar werd.
Die argumenten werden door Schilder afdoende afgewezen in zijn rede Ons Aller Moeder, die als ondertitel had: Een ‘roepstem’ beantwoord. Die ‘roepstem’ kwam tot de Gereformeerde Kerken vanuit de hervormde herdenking van de Afscheiding, namelijk de boodschap tot de afgescheiden broeders: “kom toch samen, kinderen des verbonds, om des Heeren zoendood te gedenken, kom toch samen tot den eenen avondmaalsdisch” (pag.10).
Hij wees er in zijn antwoord vooral op dat ook de kerk een geloofsstuk is en dat het onbegrijpelijk is dat men telkens weer uit de praktijk wil oordelen en daarmee een van de twaalf artikelen buiten werking stelt: ik geloof een heilige algemene christelijke Kerk. Nog
Maar er zijn toch nog wel gereformeerde predikers in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt? Er zijn toch nog wel gemeenten waar de dwalingen niet worden ingevoerd, maar waar men de gereformeerde prediking en liturgie toch nog in ere wil houden?
Nog – dat woord is kenmerkend voor het oordelen uit ervaring zonder de maatstaf van Gods Woord aan te leggen.
Schilder gaf eens het voorbeeld van echtbreuk, namelijk dat een vrouw voortdurend in overspel leeft en daarmee in de praktijk het huwelijk verbreekt. Maar dan zal toch niemand zeggen: er is nog zoveel goeds, zij verzorgt nog haar man en kinderen, zij zorgt nog voor de huishouding enzovoort – dus het is toch zo erg niet en het huwelijk houdt toch nog wel stand?
Maar het gaat om de gehoorzaamheid aan de geopenbaarde norm. Durft Heres of een verontruste het aan om te blijven zeggen dat de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt ware kerken zijn? Maar in artikel 29 belijdt de kerk toch dat alleen die kerk als ware kerk gezien en geloofd mag worden, die zich richt naar het zuivere Woord van God, alles wat daarmee in strijd is verwerpt en de Heere Jezus Christus erkent als het enige Hoofd.
Dat betekent: niet alleen maar klagen en er verontrust over zijn of het oogluikend toelaten, maar actief verwerpen. Trouwens ook ten aanzien van de prediking, de bediening van de sacramenten en de kerkelijke tucht wordt met nadruk gesteld dat de kerk daarin actief is: dat zij de zuivere prediking van het evangelie onderhoudt, de zuivere bediening van de sacramenten onderhoudt, de kerkelijke tucht oefent om de zonden te bestraffen.
Het is toch zonneklaar dat dat van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt niet meer gezegd kan worden! Uitgeworpen
Een argument dat ook nog gebruikt wordt tegen de oproep tot vrijmaking is dit: zolang wij niet uitgeworpen worden is er geen noodzaak tot vrijmaking.
Ook daarvan moeten wij zeggen dat dat een zelf gevonden bedenksel is (Spr.7:29).
Immers, wordt er in de Hervormde Kerk iemand uitgeworpen? Zal een pluralistische kerk ooit een predikant of kerklid uitwerpen? Daar waar dwaalleer en ware leer naast elkaar geduld worden en zelfs de afwijking gelegaliseerd wordt? Steeds meer wordt wat men de persoonlijke vrijheid noemt gerespecteerd – zelfs als een predikant of hoogleraar in de Protestantse Kerk in Nederland de dwaasheid begaat om te roepen en te schrijven dat er geen God is.
Natuurlijk is het in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt beslist niet zo, dat zulke aperte dwaalleer geleerd en getolereerd wordt. Maar de duivel met zijn verleidingskunsten weet best dat hij stapje voor stapje de dwalingen moet invoeren en begint dan ook, zoals Heres dat duidelijk beschrijft, bij de bron, namelijk de opleiding tot de dienst des Woords. En dan begint hij altijd met twijfel te zaaien aan het onfeilbare Woord van God door middel van het beschermende hek van de belijdenis en haar handhaving open te zetten – het hek van de dam en de schapen worden alle kanten uit verstrooid!
En ter wille van de zogenaamde eenheid en vrede in de kerk wil het kerkverband de dwaling niet uitbannen en moet de binding aan de belijdenis opgerekt worden. De eenheid niet verbreken
Heres noemt als laatste argument tegen de oproep tot vrijmaking het gebod van Christus om één lichaam te zijn: ‘een belangrijke reden om de eenheid met al die broeders en zusters niet te verbreken, zolang dat nog kan zonder medeplichtig te worden aan de zonde’. Hij citeert daarbij Col.3:15. De apostel schrijft daar over de vrede van Christus. Tot die vrede worden de kerkleden immers in één lichaam geroepen.
Hoe komt de vrede van Christus in de kerk? Op welke wijze de werkt die vrede van Christus de eenheid van Zijn lichaam?
Die vrede zal alleen tot stand komen door de gehoorzaamheid aan de geopenbaarde norm. Over die eenheid wordt uitvoeriger geschreven in Ef.4. Daar worden wij opgewekt ons te beijveren de eenheid van de Geest te bewaren door de band van de vrede: één lichaam en één Geest. En dan wijst de HEERE ons aan dat Hij Zelf dat bewerken zal door de dienst van de ambtsdragers. Door hun ambtelijke dienst wordt namelijk gegeven de opbouw van het lichaam van Christus met als doel de eenheid van het geloof.
Dat betekent dat die vrede alleen tot stand zal komen door de trouwe dienst van de ambtsdragers in gehoorzaamheid aan de geopenbaarde norm.
Dat betekent wel: in de weg van strijd en moeite. De kerk moet immers de kerkelijke tucht handhaven, zo ook de zuiverheid in de prediking en daarom de zuiverheid van de bediening van de sacramenten.
Dat betekent dat alleen in die weg dan de eenheid van de kerk tot stand komt. De eenheid van de prediking bewerkt de eenheid van de avondmaalstafel. Waar die eenheid van de prediking ontbreekt, zal dat ook gebeuren met de eenheid van de avondmaalstafel. Door het pluralisme in de kerk verwordt deze tot een hotelkerk, een plaats waar de vrijheid van mening en van spreken de voorrang krijgt boven die van onderworpenheid aan Schrift en belijdenis.
Onze vrijmaking is dus geen scheuring, nog minder een schending van de tempel van God - een aanklacht tegen ons die nog nooit herroepen is. Maar ze was en is een herstellen van de eenheid en daardoor een terugontvangen uit de handen van haar Hoofd Jezus Christus van de eenheid van Zijn lichaam.
Daarom zal de gehoorzaamheid aan Gods gebod moeten leiden tot vrijmaking. Ook van dat gebod blijven wij belijden: Zijn geboden zijn niet zwaar!
Tot die gehoorzaamheid blijven wij br. Heres en de verontrusten, ook de verontruste predikanten, ja, alle leden van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt oproepen. Voor die gehoorzaamheid blijven wij bidden, de vrede die die gehoorzaamheid met zich meebrengt wensen wij alle leden van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt van harte toe.
Als zij zich stellen onder de getrouwe prediking van het Woord van God in de Gereformeerde Kerken (hersteld) zullen zij met diepe dankbaarheid ondervinden dat zij in die prediking weer de stem van God mogen horen.