Gode zij dank door Jezus Christus, onze Here! Derhalve ben ik zelf met mijn verstand dienstbaar aan de wet Gods, maar met mijn vlees aan de wet der zonde. (Rom. 7:25)
God heeft, door zijn eigen Zoon te zenden in een vlees, aan dat der zonde gelijk, en wel om de zonde, de zonde veroordeeld in het vlees, opdat de eis der wet vervuld zou worden in ons, die niet naar het vlees wandelen, doch naar de Geest (Rom. 8: 3b, 4)
Want indien gij naar het vlees leeft zult gij sterven, maar indien gij door de Geest de werkingen van het lichaam doodt, zult gij leven. (Rom. 8: 13)Gode zij dank (2)
De bevrijding uit de macht van zonde en dood, is een bevrijding geworden tot de dienst aan de Here.
We zijn uit een uitzichtloze verdoemde situatie, overgebracht naar de lichtkring van Gods liefde. Waar de Here van ons ook een herstelde verbondsomgang vraagt. Dat blijft zijn eis. Daaruit blijkt ook Gods verbondstrouw. Hij maakt in Christus zijn verbondsbeloften waar, maar Hij blijft in Hem ook zijn verbondseisen stellen. Voor die verbondseisen geeft God de Vader ons in Christus ook weer de kracht, de mogelijkheden om ze te kunnen doen. De kracht van de Heilige Geest. Maar Paulus merkt op dat deze kracht van de Geest wel in hem werkt, maar dat er ook nog steeds de krachten van zijn zondige vlees in hem werken. De nieuwe mens is opgestaan door de Geest, maar de oude mens van de zonde is nog niet helemaal overwonnen. Er is nog strijd, nog worsteling nodig. Dat levert ook grote teleurstellingen en groot verdriet op. Want Paulus ziet dat in zijn leven zijn zondige aard hem tegen zijn wil nog zondige dingen laat doen (Rom. 7:14-25).
Hij weet dat hij daarmee de Here bedroeft. Hij wil naar Gods goede wet leven (7:14,16,22), maar ziet de zonde nog actief bezig in zijn leven. De wet van de zonde staat als macht in hem tegenover de goede wet van God, en hoe vaak krijgt die zondewet niet zijn zin. En dàt doet hem pijn en brengt hem tot de uitroep van afschuw over zijn zondige onvolmaaktheid. Paulus verlangt naar de volmaaktheid van het leven met God en Christus. Hij roept uit afkeer van zijn zonden en ondankbaarheid, maar ook vol verlangen naar de volkomen verlossing, uit:Ik, ellendig mens! Wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? Gode zij dank door Jezus Christus, onze Here! (Rom. 7:24, 25a)
Paulus geeft door de inspiratie van de Heilige Geest zichzelf en ons het antwoord: de volkomen verlossing komt! Jezus Christus werkt daaraan, blijft daar ook aan werken. Hij pleit voor ons als onze grote hogepriester, maar werkt ook door middel van Zijn Geest in ons. Daarvoor past ons onze dank aan God onze Vader. Hij laat in Christus niet varen het werk van de volkomen verlossing aan ons, zodat wij uiteindelijk onberispelijk voor zijn aangezicht mogen staan (1 Kor. 1:8; Ef. 1:4;Fil. 1:10; 1 Tess. 3:13; 5:23; Jak. 1:4). Hij werkt zelf aan onze volkomen liefdesdienst.Gods eis in ons vervuld
Die liefdesdienst aan Hem als ons betoon van dankbaarheid wordt dus door de Here zelf in ons vervuld. Het doel van Christus verlossingswerk is niet alleen vrijspraak, niet alleen gehoorzaamheid in onze plaats. Het gaat verder: de werking van zijn Geest in ons. Opdat zegt Rom. 8:4, de eis van de wet vervuld zou worden in ons. Er staat hier heel verrassend niet dat die eis voor ons werd vervuld. Dat is ook waar: de gehoorzaamheid van Christus bedekt onze ongehoorzaamheid. Maar hier gaat het om iets anders. Er staat opdat die eis in ons wordt vervuld. Opdat dat wel zeggen dat is nu het doel van heel Christus grote verlossingswerk. Hij wil door zijn verlossing dat Gods goede wet in ons wordt vervuld. Ook niet alleen maar onder ons, in de kerk. Maar in ons heel persoonlijk. In ons eigen leven hier op aarde. In deze tekst zit het geheim van de betekenis van Gods wet in ons leven als verloste kinderen. Als we dit niet goed verstaan, dan schuiven we de wet uit ons leven weg. Dan zeggen zoals anderen dat doen: Christus heeft al alles gedaan, wij hoeven niets meer. Christus geeft ons vrijheid, geen verplichtingen. Wij mogen nog wel van alles, maar we hoeven niet persé, want Christus heeft het al gedaan. Maar als we dat stellen dan gaan we voorbij aan het uiteindelijke doel van heel Christus’ verlossingswerk. Hij kwam als Gods Zoon naar deze aarde om de zijnen te redden en hen zalig te maken.
Die zaligmaking is herstel van de verbondsverhoudingen, gaaf maken van de verbondskinderen, daar is het de Here Jezus om te doen. Dat is niet alleen werk dat pas op de jongste dag wordt gedaan. Nee, dat werk is nu bezig, en wordt op de jongste dag afgemaakt. Christus wil met zijn Vader bewerken dat de schare op de jongste dag gelouterd is, en dat zij gehoorzaam blijkt te zijn. Dat de bruid onberispelijk is. Leest u maar in Openb. 14. Steeds meer vernieuwd
Hij wil dat de zijnen nú ook al op deze aarde niet meer naar het vlees wandelen, niet meer de oude mens weer laten regeren, maar dat ze naar de Geest wandelen. Dus de nieuwe mens aandoen. Nieuwe gehoorzaamheid tonen. Mensen worden, die steeds meer vernieuwd worden naar het beeld van God. Vernieuwd naar het beeld van Christus. Steeds meer.
Dan is die gehoorzaamheid van ons geen verdienste. Geen eigen werk aan onze zaligheid. Maar het is het sluitstuk van Christus werk aan ons op deze aarde, voordat wij de volmaakte eeuwige heerlijkheid mogen ingaan. En daarom voluit genade (Ef. 2:9,10).
Christelijke vrijheid is dus niet dat je nu Gods goede wet, waarin Hij je wederliefde vraagt, maar op zij mag zetten. Het betekent ook niet dat je helemaal zelf mag bedenken wat goed is, als Gods wet niet zou voorzien in bepaalde situaties. Christelijke vrijheid betekent dat Gods Geest in je werkt. En die Geest werkt door het Woord. Die Geest wil dat wij Gods wet kennen. Dat wij Gods wil bestuderen en in praktijk brengen. Hij wil van ons gehoorzame kinderen maken. Kinderen die vrij zijn van de overheersing van de macht van de zonde. Die vrij zijn van de invloed van de grote tegenstander van God. Hij wil weer kinderen die hun opdracht in deze wereld verstaan. Die met heel hun inzet ernaar streven om dat nu ook in praktijk te brengen. Christelijke vrijheid is vrijheid tot de dienst aan God. Die vrijheid kan in deze bedeling nog niet zonder strijd. Het blijft de strijd tussen de nieuwe mens en de oude mens. De strijd tussen de werking van de Geest in ons leven en de werking van het vlees. Maar Christus wil dat wij nu uit dankbaarheid ons leven geven aan Hem en aan Zijn Vader. Dat wij niet naar het vlees wandelen maar naar de Geest. Dat wil Hij. Onze wil tot gehoorzaamheid wil dan zeggen dat wij onze Here Jezus Christus werkelijk als onze volkomen verlosser aannemen! Dan is er uitzicht op het eeuwige leven (Rom. 8:13). En daarom Gode zij dank, wij mógen en dáárom moéten dankbaar zijn! God geeft ons ook daarin in zijn trouw en liefde door Christus uitzicht op de volmaaktheid (HC V&A 115). Hij werkt daar Zelf in ons naar toe (Rom. 8:29).