De Messias geboren


Er gaan een man en een jonge vrouw op een ezelin over de bergen van Galilea. Ze trekken langzaam voort door het land der Samaritanen. Ze moeten de kortste weg zoeken, want de vrouw is in verwachting. ‘s Nachts verblijven zij waar zij nachtlogies verkrijgen kunnen: in een klein opperkamertje, in een stal, in een spelonk. (...)
Vier dagen duurt hun tocht. Ze gaan langs Jeruzalem heen, want zij moeten in Bethlehem zijn (...) Wanneer zij de poort van Bethlehem binnenkomen....
Een citaat uit het boek “De Grote Verwachting” geschreven door Rudolf van Reest.
Van situatietekeningen uit deze historische roman willen we bij het schrijven van dit artikel dankbaar gebruik maken.

Geen plaats


Wanneer Jozef en Maria Bethlehem binnenkomen worden zij opgenomen in een grote drukte. Velen zijn naar hun vaderstad gekomen om zich te laten inschrijven bij de Romeinse overheid en allen zoeken zij een plaats om enkele nachten te kunnen doorbrengen.
Hoe vermoeid onze reizigers ook zijn, nergens worden zij verwelkomd, noch bij arm, noch bij rijk en ook niet in de ‘karavanserai’.
    “voor hen was geen plaats in de herberg” (Lucas 2:7b)

De armen zullen hun huisjes vol met familie gehad hebben, en de rijke notabelen, denk aan de herdersvorst ter plaatse, willen niet van hen weten; Jozef de timmerman en zijn vrouw vormen geen partij om in je mooie huis op te nemen.
Dan is er een bedelaar die medelijden heeft met deze verreisde mensen, waarvan de vrouw hoogzwanger is en een zeer hulpbehoevende indruk maakt.
“Kom mee naar de ‘herdersgrot’, op straat kunnen jullie niet blijven”, horen we hem zeggen.
En zo vinden ze toch logies, zij het in een ruimte waar herders met hun vee thuis horen. Gelukkig maar dat deze herders met de schapen nu in het veld zijn.

De herders


Enkele kilometers van Bethlehem verwijderd bevindt zich een grote schaapskooi. ’s Avonds worden hier de kudden door hun herders bijeengedreven. In een ommuurde ruimte vinden de schapen een rustplaats. Allen samen in één ruimte. Ze kennen immers ‘de stem’ van de herder! Die nacht zal één van hen in de toegang naar de schapen gaan zitten. Hij is ‘de deur’, en mens nog beest kunnen hem passeren.
Maar eerst gaan de herders op de wachttoren hun gezamenlijke maaltijd gebruiken.
Tijdens het eten wordt er veel gesproken. Een van hen is onlangs in Jeruzalem geweest.
Hij vertelt van de opwinding onder het volk, de priester Zacharias heeft in de tempel een ‘gezicht’ ontvangen, een hemelse boodschap is hem verteld.
“En dan die drukte van de inschrijving; sommigen zeggen dat dit de tijd is dat de Messias zal komen. Maar wat is de keizer Augustus toch machtig. Eén bevel, en de hele wereld verandert in een mierennest. Trouwens wel beledigend, dat in de stad van David een Romeinse keizer alles in rep en roer kan brengen”. Zo praten de mannen terwijl ze hun avondeten gebruiken. Die nacht zal de herder Jacob alleen op de toren achterblijven, want hij heeft dienst als wachter.
Volgen we nu de beschrijving van wat daar gebeurde:
“Het wordt heel donker. De sterren fonkelen in hun pracht en Jacob tuurt het hemelgewelf af, naar de bekende sterrenbeelden. In de verte klinkt de holle blaf van een jakhals en hij meent ook ergens ver weg het gebrul van een leeuw te horen. Het wild gedierte ontwaakt en gaat uit om voedsel. [...] Hij trekt zijn ruige mantel dicht om zich heen. Hij slentert van de westzijde van de toren naar de oostkant en tuurt de duisternis in. Glanzende sterren, al meer hoe langer je er naar kijkt ...” (blz. 184)

De Heiland der wereld geboren


Terwijl de herder op de wachttoren naar de sterren staart, komt daar plotseling een blinkend Licht aan de hemel. En in dat Licht verschijnt een engel. Alle herders zijn nu wakker en vallen vol eerbied op hun knieën en horen de engel een hemelse boodschap uitspreken:
    “U is heden de Heiland geboren [...] gij zult een Kind vinden in doeken gewikkeld en liggende in een kribbe.”

Vervolgens breekt de hemel open en duizenden engelen dalen neer, zij zingen een prachtig hemels lied:
    “Gode heerlijkheid in de hoogste plaatsen,
    en op de aarde vrede onder mensen van welbehagen....!” (Lucas 2)

En als dit heerlijk lied geklonken heeft, wordt het bij de schaapskooi weer aardedonker.
Dan roept één der mannen: “De Here was aan deze plaats, de Messias is geboren!”
Overweldigd zijn ze, dat zij, herders, de meest verachte lieden van Bethlehem, uitgekozen zijn om de hemelse boodschap te horen.
“Laten we onmiddellijk gaan doen wat de engel ons geboden heeft. Hij heeft gesproken van een kribbe? Dan moeten we naar onze grot, daar zullen we gaan kijken”.
En zonder de wacht voor de kudde te regelen gaan ze allen op pad, eerst lopend, maar allengs dravend. In de buurt van de grot gekomen aarzelen ze, zij weten zich nu in de nabijheid van de Zaligmaker. Voorzichtig naar binnen tredend zien zij een klein vuur, er vlakbij ligt een jonge vrouw op een kleed en daar staat de kribbe.
Schuchter treden zij naderbij, daar in de kribbe .... , daar ligt een Kind en het is gewikkeld in smalle katoenen banden.
Dan treed de man op hen toe, om hen te vragen wat zij komen doen.
De herders merken hem nauwelijks op, zij vallen op hun knieën, buigen het hoofd en ze bidden. Een van hen prevelt: “Zaligmaker der Wereld, wil ook mijn Zaligmaker zijn”.
Als zij weer om zich heen kijken, worden zij genodigd dichterbij te komen, en de aanvoerder van de herders zegt: “de Here zegene u en uw vrouw, de Moeder van onze Here en Zaligmaker”.
De man vraagt hen: “Hoe weten jullie dit?” Waarop de herders hem verwonderd antwoorden: “Hebt u dan geen hemels Licht gezien en geen engelenzang gehoord?”
En dan branden ze los en vertellen alles wat zij het afgelopen uur meegemaakt hebben. De vrouw luistert aandachtig mee, zij toont grote belangstelling en het is te zien dat ze alles aandachtig in zich op neemt.
Dan begint de man op zijn beurt te vertellen wat hen het laatste jaar allemaal is overkomen: dat de Engel Gabriël aan Maria is verschenen en later aan Jozef, hoe zij tenslotte hier in Bethlehem en in de grot zijn terechtgekomen.
De herders kunnen het alles nauwelijks bevatten, maar voordat zij zich terugtrekken kijken ze nog eens naar Het Kind, hulpeloos ligt het daar in doeken gewonden, in de kribbe.

Het blijde nieuws verspreid


Naar buiten tredend, de nacht in, vragen de mannen zich af: wat nu? Het is toch niet mogelijk de Messias in de akelige grot te houden, koud en tochtig? Laten we naar Bethlehem gaan en aan de overste van de synagoge, aan Jochanan vragen, de ouders en het Kind in zijn prachtige huis op te nemen. Ja, natuurlijk, Jochanan, de herdersvorst, die ook hun werkgever is, die zou het hun ten zeerste kwalijk nemen, als hij niet in de gelegenheid kwam deze weldaad aan de Messias te bewijzen. Richting Bethlehem dus.
Op weg daarheen komen ze eerst nog langs de karavanserai, de herberg voor reizigers. “Mannen, roept de wachter van de toren, wat bezielt jullie midden in de nacht langs de wegen te trekken”.
“Wij hebben een blijde boodschap, in de grot is de Messias geboren” beantwoorden de herders zijn groet. En vervuld van blijdschap, vertellen ze hem alles wat zij meegemaakt hebben.
“De Messias in een stal geboren? Mensen, ik geloof er niets van. Jullie zijn niet wijs, jullie hebt te veel gedronken” roept de wachter terug.
“Heb je dan niets gehoord of gezien? Aan ons is een hemels Licht verschenen en er heeft engelenzang geklonken”, voegen de herders hem toe.
Ongelovig antwoordt de wachter: “Ik zou maar snel naar de schapen terug gaan, daar horen jullie thuis.”
Het is een ruw antwoord en een teleurstelling voor de herders. Maar ach, wat betekent die wachter, in de stad zal men wel anders praten.
Dan komen ze bij de stadspoort, die vanwege het nachtelijk uur nog gesloten is.
Ze kloppen op de deur en na enig wachten horen ze het luikje open schuiven.
Aan de poortwachter doen zij opnieuw hun verhaal, maar deze is na de eerste woorden al niet meer bereid verder te luisteren. “Mannen, maak dat je weg komt, ga naar je schapen en slaap je roes uit, de poort gaat zeker niet open voordat de dageraad aanbreekt”. Hij schuift het luikje dicht en het onderhoud is afgelopen.
Enigszins ontmoedigd besluiten de herders naar de schaapskooi terug te keren. Dat viel niet mee, hun gang naar de stad. Ongeloof hebben ze ontmoet. Maar ja, het wonder van de komst van de Zaligmaker is ook te groot. Het is ook bijna niet te geloven.
Aan slapen komen ze niet meer toe en de laatste nachtelijke uren besteden ze aan het verzorgen van de schapen.

Bethlehem in opschudding


Bij het eerste ochtendgloren, staan de herders weer voor de poort van de stad.
De poortwachter is verbaasd: “zijn jullie nog niet nuchter?”
En als de mannen de stad in lopen, vertelt de wachter aan ieder die het horen wil, wat hij met deze herders vannacht al beleefd heeft. De mensen lachen en vinden het grappig, zo’n groepje herders, helemaal van streek.
De vertellers van de blijde boodschap gaan onverdroten verder. Twee van hen zullen naar Jochanan gaan, om het onderkomen van de Nieuwgeborene te regelen en de anderen zullen aan het volk in de stad het grote nieuws vertellen.
Bij het huis van de Overste der Synagoge is alles nog stil. Op hun kloppen komt er een dienstbode aan de deur.
“Wil je de meester zeggen dat wij een belangrijke boodschap hebben” zeggen zij. Na korte tijd komt de heer des huizes aanlopen. Nogal verstoord kijkt hij zijn herders aan. “Wat is er aan de hand mannen, iets mis met de schapen?”
“Nee heer, wij komen U groot nieuws vertellen, de Messias is geboren ....” En struikelend over hun eigen woorden, vertellen ze hem het grote nieuws en komen ze met de vraag, of de Overste deze mensen, de vader, de moeder en het Kind, in zijn huis wil opnemen.
“Stop maar mannen, houd maar op, jullie zijn vannacht dronken geweest, het is onzin wat jullie praten. Denk je dat de Almachtige jullie als boodschappers gebruikt? Jullie? Zou Hij mij en de stad Bethlehem voorbij gegaan zijn? Dat bestaat niet. Of ik de timmerman Jozef, z’n vrouw en Kind in mijn huis zou willen opnemen? Geen sprake van, hoe dùrven jullie daarmee aan te komen. Het Kind de Messias, zeggen jullie? Dat te zeggen is zuivere godslastering.... Gaan jullie onmiddellijk naar de kudden, aan het werk en vergeet alles, bedriegers!” En de deur gaat voor hen dicht.
De mannen lopen bij het grote huis weg, diep teleurgesteld. Gods Zoon geboren en men wil er niets van geloven?

Zij zijn nog maar een paar straten ver, of daar horen ze gejoel en gelach. Mannen en vrouwen komen achter de andere herders aan. Boven de menigte uit roept een scherpe stem: “Daar hebben we de Messias verkondigers, de dromers, die zich dronken drinken en zich dan verbeelden engelenzang gehoord te hebben. Ha... ha....ha... “
Dan roept een van de herders de mensen tot stilte:
    “Mannenbroeders, spot niet met wat deze nacht gebeurd is. Luister toe en ik zal u precies vertellen wat wij wedervaren hebben [...] Toen wij sliepen en Jacob-Ben-Isboseth de wacht betrok, is een engel verschenen in het Licht van de SJECHINA (de heerlijkheid des Heren). We hebben toen allemaal ...”
    De nu krijsende stem valt in de rede: “wees voorzichtig mannen, drijf je grap niet te ver. Jullie hebben gedroomd. Zou Jahwe de stad vergeten en aan jullie de Messias verkondigen? Zou de Messias in een grot geboren worden, niet in een der grote paleizen te Jeruzalem, in de schaduw van de Tempel, waar toch immers de Almachtige zijn woning heeft? Jozef en Maria de ouders? En dus niet geboren uit het Makkabeën geslacht? Dom zijn jullie, de verachtsten onder de mensen en jullie willen ons verontrusten?”(191)

De herders voelen zich verslagen. Met de joelende en grappende menigte achter zich aan verlaten ze de stad. Wat erg. De stad van David en deze gelooft de komst van de Messias niet!
De herders kunnen zich alleen nog troosten met de gedachte dat de Almachtige uitkomst zal bieden, dat Hij zal zorgdragen voor geloof in zijn Zoon en aanvaarding van de Messias.

Toch nog geloof


Op weg naar huis komt er een troep bedelaars aanlopen. Ochanja, hun half lamme woordvoerder, vraagt wat de herders hier voert?
“De Messias geboren? Zeg ons waar en wij zullen Hem gaan aanbidden!”
Samen gaan ze naar de grot. Bij de ingang gekomen knielen zij eerbiedig neer, buigen het hoofd. Wanneer Jozef met het Kindje naar buiten treedt, zien ze de Zaligmaker en verblijden zich.
Dus toch nog geloof!

En wij? Wij mogen samen met de bedelaars, ja als bedelaars, de Messias aanvaarden en aanbidden.
De Messias, toen nog Kind, nu Koning in Heerlijkheid. Hem zij alle lof, eer en aanbidding!
Hij is onze Vrede.




Herders in aanbidding.