7 En er kwam oorlog in de hemel; Michaël en zijn engelen hadden oorlog te
voeren tegen de draak; ook de draak en zijn engelen voerden oorlog,
8 maar hij kon geen standhouden, en hun plaats werd in de hemel niet meer gevonden.
9 En de grote draak werd op de aarde geworpen, de oude slang, die genaamd wordt duivel en de satan, die de gehele wereld verleidt; hij werd op de aarde geworpen en zijn engelen met hem (Openbaring 12:7-9).
De Here Jezus Christus is opgenomen in de hemel. Hij is dus nu voor altijd buiten het bereik van satan. Als wij dus lezen over de oorlog in de hemel betekent dat dat de satan toen een laatste poging deed om het reddingswerk van de Here Jezus Christus te verhinderen, zelfs een laatste poging om Jezus uit de hemel te trekken.
Met dat doel mobiliseerde hij zijn hele leger van demonen, van boze geesten. En hij moest strijden tegen de hemelse legerscharen van engelen, onder het commando van Michaël.
Dit kan nu naar waarheid genoemd worden een oorlog van de sterren. We herinneren ons immers dat de staart van de draak met hem een derde van de sterren meesleepte. Sterren – dat is de naam voor engelen. Het gaat hier dus over een echte oorlog van de sterren, die eenmaal uitgevochten is terstond na de Hemelvaart van de Here Jezus Christus.
In de tijd van de omwandeling van de Here Jezus Christus waren er allerlei boze geesten aan het werk. Schriftcritici denken dat dat alleen maar een volksgeloof was, dat meende dat ziekten veroorzaakt werden door boze geesten. En dat de Here Jezus Christus Zich maar bij dat volksgeloof zou hebben aangesloten.
Ons vooroordeel is dat wat de Here Jezus Christus sprak en deed op geen enkele manier zich aansloot bij verkeerde voorstellingen van de mensen, maar dat Hij, Die de Waarheid is, alleen maar de waarheid sprak en deed.
Het was dan ook zo dat de duivel heel goed wist dat in de hele geschiedenis van hemel en aarde, over alle eeuwen en zelfs vóór alle eeuwen, de beslissende fase was aangebroken met de komst van de Here Jezus Christus en Zijn werk tot verlossing. Vandaar dat de satan toen al die boze geesten concentreerde daar, waar de Here Jezus Christus werkte, voor die beslissende strijd om de vervulling van Gods raad.
Die strijd had de satan verloren doordat de Here Jezus Christus Zichzelf geofferd had om de zonden te verzoenen.
Vandaar deze laatste aanval. Maar deze laatste en wanhopige aanval was tevergeefs. Want de grote tegenstander werd definitief verslagen, met zijn hele leger, door het leger van Michaël.
Michaël wordt genoemd een van de voornaamste vorsten (Dan.10:13). Hij is het hoofd van de hemelse legerscharen. Zijn naam betekent 'Wie is gelijk God?’ De duivel en zijn leger worden verslagen en ze worden op de aarde geworpen.
Let op de namen van de satan die hier genoemd worden: de grote draak – de rode draak die in de tijden van het Oude Testament tegenover de vrouw stond om haar Kind te verslinden; die oude slang - uit het paradijs; de duivel - dat betekent lasteraar, leugenaar; satan - dat is tegenstander; verleider van de hele wereld - hij die de woorden van God verdraait en leugens verspreidt in de wereld.
Maar hij wordt verslagen. Het wordt driemaal gezegd: zij werden de hemel uit geslingerd. Niet langer hebben zij een plaats in de hemel.
Had de duivel dan een plaats in de hemel? Ja, God liet de satan toe om de heilige Raad van God binnen te komen. Zo lezen wij in het boek van Job hoe op een dag de zonen van God zich opstelden voor de HEERE. En satan was daar ook bij. Toen vroeg de HEERE aan satan of hij wel acht geslagen had op die ware en trouwe dienstknecht van God, Job. En toen de duivel trachtte de vroomheid van Job te verkleinen door erop te wijzen dat het niet zo moeilijk is de HEERE te dienen als je voorspoed hebt, gaf de HEERE aan de duivel toestemming om van Job zijn voorspoed weg te nemen.
En later kwam de duivel weer in de tegenwoordigheid van de HEERE om opnieuw het geloof van Job als niets voor te stellen.
Wij vinden nog een aanwijzing van de aanwezigheid van de duivel in de raad van God. Dat staat in het visioen van Zacharia over de vuile klederen van de hogepriester. De profeet zag dat de duivel voor de Engel des HEEREN stond en die vlekken op de priesterlijke klederen aan God aanwees. Die vlekken betekenden al de zonden van Israël. Daarmee zei de duivel: zijn dat Uw kinderen? Zij verdienen straf. Ze moeten van de aardbodem worden uitgeroeid.
Het was dus zo dat gedurende het Oude Testament de HEERE de duivel toestond om Gods kinderen te beschuldigen, hoewel de duivel zelf eerst hen verleid had om tegen God te zondigen. En toch luisterde God naar de beschuldigingen van de duivel. Want de HEERE is rechtvaardig.
Maar dat toelaten van de duivel had alleen zijn oorzaak hierin dat de Here Jezus Christus nog niet gekomen was, dat Hij nog voor onze zonden moest betalen. Maar zodra het offer van de Here Jezus Christus aan God is opgedragen betekent dat een eind aan de beschuldigingen van de duivel. Daarom roept Paulus uit: zo is er dan geen beschuldiging meer voor degenen die in Christus Jezus zijn (Rom.8:1). En ook: als God voor ons is wie zal tegen ons zijn? Wie zal enige beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen van God? (Rom.8:31,33).
Dit was dan ook de grote ommekeer in de geschiedenis van de wereld. Niet langer is er een aanklager in de hemel. Integendeel, we hebben een grote Voorbidder, Die voor ons tussentreedt, Die voor ons bidt. Hij bidt dat wij bewaard worden in de dienst van God. Dat we beschermd worden in deze wereld. Dat wij gesterkt worden om te volharden onder alle verleidingen.
Zo groot is de overwinning van onze Here Jezus Christus.