Mozes


Met de verhalen uit de Bijbel gaan we weer verder met het verhaal van Mozes. Weet je nog?
De HEERE heeft Zijn volk gered van de hongersnood. Vader Jakob ging met zijn kinderen en kleinkinderen wonen bij Jozef in het land Egypte. In Egypte was eten genoeg. Het volk mocht daar wonen in het land Gosen. De HEERE heeft ervoor gezorgd dat Jozef een belangrijke taak kreeg voor het volk van God.

Onderdrukking


Zeventig mensen kwamen in Egypte wonen maar al snel breidde het volk zich uit. Vader Jakob, Jozef en alle broers stierven in Egypte en hun kinderen bleven er wonen. En nu, vele jaren later, is het volk groot geworden. Inmiddels is er ook een nieuwe koning gekomen. De nieuwe Farao ziet dat het volk dat in het land Gosen woont snel groeit. Hij wordt bang voor het volk. Stel je voor dat ze zich aansluiten bij de vijand? Het volk Israël is groot en wordt steeds sterker. Daarom bedenkt Farao een plan. Hij beslist dat alle Israëlieten hard moeten werken, ze worden dwangarbeiders. Ze moeten verplicht hard werken. Dan worden ze wel zwak! Farao neemt opzichters in dienst die in de gaten moeten houden of de Israëlieten wel doorwerken. De Israëlieten moeten steden bouwen voor de Farao. En als de Farao ziet dat de Israëlieten sterk blijven, omdat de HERE met hen is, verzwaart hij de taken. Ze moeten steeds meer doen en steeds harder werken. Ze worden slaven van Farao. En als ze niet hard genoeg werken worden ze geslagen en mishandeld. De Israëlieten hebben het erg moeilijk!

Stammen van Israël


Als je de zonen van Jakob uit je hoofd kent is deze opdracht simpel. Vul de weggelaten namen in.
Ruben-.............-Levi
Levi-.............- Dan
Aser-...........-Zebulon

Juda-...............-Naftali
Dan-..............-Gad
Issakar- ..........-Jozef

Gad-...............-Issakar
Simeon-......... -Juda
Jozef-............

Zebulon-..........- Benjamin
Naftali- ..........-Aser
..........-Simeon


Sifra en Pua


Twee vroedvrouwen worden bij de Farao geroepen. Vroedvrouwen zijn vrouwen die helpen bij de geboorte van een baby. Deze twee vrouwen werken bij de Israëlitische vrouwen. Als er een kindje wordt geboren komen zij naar dat gezin om te helpen. De Farao zegt deze vrouwen dat ze in het vervolg bij een bevalling moeten kijken of het baby’tje een jongen of een meisje is. Als het een jongen is moeten ze de baby doodmaken en als het een meisje is mag het blijven leven. Zo wil Farao ervoor zorgen dat dit grote volk niet groter wordt. Jongens kunnen later soldaat worden en in opstand komen, en dat wil de Farao niet. De vroedvrouwen doen niet wat Farao zegt. Ze laten de jongens ook leven. De HEERE zegent deze vrouwen omdat ze tegen de Farao ingaan en omdat ze in God geloven. Farao zijn plan is mislukt. Maar dan verplicht hij alle Israëlieten om hun pasgeboren jongetjes in de rivier de Nijl te gooien. Ze zullen dan verdrinken en zo zal het volk niet verder groeien.

Mozes geboren


Een man en een vrouw uit de stam van Levi zijn bang voor dit bevel. Zij hebben een zoon en een dochter. De moeder is nu weer in verwachting. Als het baby’tje geboren wordt, zien ze dat het een jongetje is. Ze noemen hem Mozes. Van de Farao moeten ze het baby’tje in de Nijl gooien. Deze ouders doen het niet. Ze verstoppen het pasgeboren baby’tje. Maar na drie maanden lukt het haast niet meer om Mozes verstopt te houden. Zijn gehuil kun je goed horen, en als een Egyptenaar er achter komt is het niet best. Jochebed, de moeder, bedenkt een plan. Ze haalt riet bij de rivier weg en maakt er een mandje van. De gaatjes stopt ze vol met teer zodat er geen water meer bij kan, en dan legt ze Mozes er in. Een deksel gaat erop en met het mandje loopt ze naar de rivier. Als ze bij de rivier komt zet ze het mandje tussen het riet. Mirjam, de zus van Mozes, verstopt zich vlak bij de rivier, zij moet in de gaten houden wat er met Mozes gebeurt.

Mozes op het paleis


Na een tijdje komt de dochter van de Farao bij de rivier. Zij gaat daar zich wassen. Als ze daar bezig is ziet ze het mandje en vraagt aan haar dienaressen om het te halen en te laten zien wat erin zit. Ze halen het op en zien dat er een baby in ligt. Op dat moment komt Mirjam te voorschijn en vraagt of zij een vrouw moet halen die voor dit baby’tje kan zorgen. De prinses vindt dit een goed idee. Als Mirjam haar eigen moeder heeft gehaald vraagt de prinses of deze vrouw voor de baby wil zorgen totdat het kindje op het paleis kan komen wonen. De moeder van Mozes vindt dit goed. Op deze manier hoeft Mozes niet dood. Ze mag voor hem blijven zorgen, totdat hij op het paleis kan gaan wonen.

Mozes vlucht


Het gebeurt zoals de vrouwen hebben afgesproken. Als Mozes groot genoeg is brengt zijn moeder hem naar het paleis. De prinses zal verder voor hem zorgen. Op het paleis groeit Mozes op. Als Mozes groot is gaat hij vaak bij zijn volk kijken. Hij ziet dat de mannen van zijn volk erg hard moeten werken. Hij ziet dat ze slaven zijn en dat ze geslagen worden als ze niet hard genoeg werken. Op een dag ziet hij dat een Egyptenaar een Israëliet slaat. Mozes wordt hier zo boos over dat hij de Egyptenaar pakt en doodslaat. Hij verstopt het dode lichaam, en denkt dat niemand het gezien heeft. Niemand zal hem straf geven, ook de Farao niet want niemand weet er van. Een tijd later bij een volgend bezoek aan zijn volk, ziet hij twee Israëlieten vechten. Hij springt tussen beide en vraagt waarom ze vechten. De ene man vraagt zich af waar Mozes zich mee bemoeit. Wil je mij ook vermoorden net als die Egyptenaar? Dan begrijpt Mozes dat het niet geheim is gebleven. Mozes wordt bang want misschien hoort de Farao nu ook wel wat hij gedaan heeft. Farao zal hem zeker straffen. Daarom bedenkt Mozes een plan. Hij vlucht weg van het paleis, weg uit Egypte. Hij vlucht naar Midian. Daar is hij veilig. Gelukkig maar, want Farao wordt inderdaad boos als hij ervan hoort. Hij wil Mozes straffen en pakken maar helaas, Mozes is al weg.

Wie leefde er eerst?
Zet in de goede volgorde.

Mozes- Abraham- Adam- Isaäk


Mirjam- Eva- Sara- Rebekka


Aäron- Jozua- Jakob- Jozef


Ruben- Simsom- Noach- Saul


Salomo- Saul- David- Rehabeam


Petrus- Jeremia- Ruth- Esau


Zacharias- Paulus- Hiskia- Jerobeam


Hanna- Hagar- Sippora- Lea