De erfenis van de grote Hervorming: allemaal gereformeerd?


    Opdat zij allen één zijn, Joh. 17:21a


Een appèl op alle ware gelovigen




Vandaag, 31 oktober 2008, is het weer Hervormingsdag. Een dag om stil te staan bij het grote wonderwerk dat de Here gestart is in de 16e eeuw bij de voortgang van Zijn kerkvergaderend werk. Hij bewaarde toen Zijn kerk door middel van reformatie. En de gereformeerde kerk die voorkwam uit de Reformatie mocht door die genadige leiding de pretentie hebben kerk van Jezus Christus te zijn. Dan rijst als vanzelf de vraag: waar is dan vandaag die kerk te vinden? Waar is nu de kerk die Christus toentertijd bevrijdde uit de banden van verbondsverlating, en sindsdien bewaarde?

Herkennen van de gereformeerde kerk


Om die vraag - wat een levensvraag is! - te kunnen beantwoorden, zul je toch moeten weten hoe je de Gereformeerde Kerk ook vandaag kunt herkennen als de kerk van Christus. Dan kom je verschillende pretenties tegen die een kerkgenootschap kan opvoeren om die aanspraak te rechtvaardigen.
(1) Is het een kwestie van “definitie”, hoe je jezelf als kerkgenootschap noemt? Als je jezelf dan Gereformeerd noemt, naast zoveel anderen, kijk dan naar wat je onderling bindt. Zo is dat gehanteerd bij de ronde van interviews die onlangs voor de EO door A. Knevel werd gehouden onder de titel: “Allemaal gereformeerden”. De rode lijn die door deze serie liep was deze vraag: mag dat wel zo blijven, zoveel kerkgenootschappen die zich “gereformeerd” noemen? Moeten ze niet allemaal één kerk worden? Daar gaat pas een krachtig getuigenis vanuit in deze wereld. Zo antwoordde Ds. A. de Snoo, de voorzitter van de generale synode van de GKv, in een interview op de vraag over het verdeeld zijn: “we kunnen het voor God niet maken”.
(2) Heeft het recht op de naam gereformeerd te maken met de “afkomst”, met waar je uit voortgekomen bent als kerkgenootschap? Afkomst van de Reformatie in een rechtstreekse lijn. Waardoor je als kerkgenootschap vindt dat je de wettige papieren hebt als “kerk der vaderen” of “de vaderlandse kerk” te mogen en willen blijven noemen? We vinden deze gedachte terug bij de Ned. Hervormde Kerk (voortgezet in de PKN), en de Hersteld Hervormde Kerk. Sommige voorgangers verklaren plechtig dat ze trouw hebben gezworen aan dat kerkinstituut.
(3) Of is de pretentie kerk van Christus te zijn meer een zaak van “beleving” van je geloof samen met anderen. Dat je samen het idee hebt kerk van Christus te zijn, omdat je vindt dat je het samen goed hebt. Waarbij je je bijvoorbeeld ruimte wil geven aan emoties en zgn. geestesuitingen, en omdat je daarbij vindt dat je “in de naam van Christus” samenkomt, met een verwijzing naar Matt. 18:20? De voorzitter van de synode van de PKN, dr. B. Plaisir, zei tot de Pinksterbeweging, die wereldwijd miljoenen leden kent, op haar herdenking van het 100-jarig bestaan: “Wij zijn samen ledematen van het lichaam van Christus”.
(4) Of en dat horen we steeds vaker, moeten we daarbij misschien tot de ontdekking komen dat de kerk van Christus eenvoudigweg géén adres meer heeft. Dat we in een tijd leven waarin je anders tegen het begrip “kerk” en vooral “ware kerk” moet aankijken. Een utopie, die pas bij de jongste dag zijn werkelijke betekenis krijgt. Nu zullen overal gelovigen kunnen zijn. Binnen en buiten de gevestigde kerkinstituten. En samen vormen die ware gelovigen dan de kerk, omdat ze hun geloof in Christus hebben. En omdat ze door hun geloof in Christus met elkaar verbonden zijn. Ook al zien en kennen ze elkaar bij lange na niet en hebben ze ook geen tastbare gemeenschap. Een soort onzichtbare kerk van individuen op weg naar de schare die niemand tellen kan, bijvoorbeeld onder de leus: ‘De EO, méér dan een omroep’.
(5) Of moeten we stellen dat voor het wettig hanteren van de naam van gereformeerde kerk bepaalde openlijke toetsbare “criteria” nodig zijn, waaraan je het ware kerkzijn moet toetsen? En waaraan ook anderen de wettigheid van dat ware kerkzijn zullen kunnen nagaan. Inderdaad is alleen deze methode naar het gereformeerde Schriftuurlijke beginsel. Want daarvoor gelden immers de kenmerken van de ware kerk zoals die beleden worden in art. 29 van de NGB. Daaraan zou kunnen worden toegevoegd, als “criterium” van de grondslag om je gereformeerd te noemen: het functioneren van de gereformeerde belijdenisgeschriften, de drie formulieren van enigheid. Niet als een toegevoegd kenmerk van de ware kerk. Want de drie formulieren van enigheid vormen alleen een grondslag omdat ze in overeenstemming zijn met de Heilige Schrift. Daarom is hun functioneren begrepen in de samenvatting van de kenmerken van de ware kerk:
“kortom, dat men zich richt naar het zuivere Woord van God, alles wat daarmee in strijd is verwerpt,en Jezus Christus erkent als het enige Hoofd”

Wat is gereformeerd?


We zien tegenwoordig dat mensen zich bij de vraag waar de kerk van Christus is, gemakkelijk laten leiden wat ze om zich heen zien. Daarbij zullen ze zeker mogen constateren dat in veel van die zich gereformeerd noemende kerkgenootschappen gelovigen zijn. En ook dat er in sommige kerkverbanden wel goede preken zijn te beluisteren. Maar het gevaar is groot dat hun subjectieve indruk maatgevend gaat worden zodra ze het ergens zelf ook wel plezierig vinden of juist niet. Die indruk kan van veel zaken afhangen: de sfeer onderling, de omvang van de leden, het orgel en de zang tijdens een eredienst, de rust of juist het enthousiasme onder de kerkleden. Dan komt men al gauw terecht bij de overwegingen onder 1-4. Maar de grote vraag waar het om gaat is niet waar wij ons wel of niet thuis voelen, maar waar de Here ons roept. En juist daarvoor gebruikt de Here Zijn objectievenorm: de enig wettige maatstaf van Zijn Woord. En die norm omvat de kenmerken, waaraan je de Kerk van Christus kunt herkennen (NGB art 29). Maar dan ook, want dat volgt eruit, waar je je op de roep van Christus, dan bij moet voegen (NGB art 28). Een gereformeerde kerk zal dan, wil ze gereformeerd genoemd mogen worden - moeten blijken een kerk te zijn die gehoorzaam is aan haar Hoofd. Die zich alleen door Hem wil laten leiden. Door de zuivere prediking en de zuivere bediening van de sacramenten en ook de oefening van de tucht. Een ware gereformeerde kerk zal zich willen richten naar het zuivere Woord van God en ook alles willen weren wat in strijd is met dat Woord. Dat zal ook uit haar spreken en handelen moeten blijken. Daarin zal blijken dat de gereformeerde geloofsbelijdenis die Gods Woord naspreekt, functioneert. Dan zijn deze belijdenisgeschriften geen ornamenten of historische documenten, maar dan hebben ze een levende functie als basis en norm. Het is dan ook niet gereformeerd om als plaatselijke gemeente in een kerkverband te blijven, dat (inmiddels) ontrouw is aan het Woord van God, want daaraan heeft deze gemeente medeverantwoordelijkheid voor te dragen (art. 31 KO). Het is immers een verband van kerken waarin men deze verantwoordelijkheid deelt.

Veelheid van gereformeerde kerken?


Maar hoe kijk je dan nu tegen de veelheid van zich gereformeerd noemende kerkgenootschappen aan? Die kun je toch niet ontkennen? Daar zul je toch mee moeten rekenen, ook als dat een stuk gebrokenheid van deze wereld is?.
In de loop van de tijd heeft men daar verschillende denkbeelden over gehad. In de 20e eeuw is er veel te doen geweest rond de inzichten van dr. Abraham Kuijper. In zijn denkbeelden rond de kerk stond de pluriformiteit, de veelvormigheid van meerdere kerkinstituten, centraal. Die vele kerken vertoonden volgens hem, allen iets van ‘het wezen’ het eigenlijke van de kerk als lichaam van Christus. Daarmee zou volgens Kuijper recht worden gedaan aan het gegeven dat de waarheid van God te rijk zou zijn voor één kerk. De schat van het heil in Christus zou te weelderig zijn, om, vanwege het goddelijke karakter, in één menselijke vorm tot volledige uitdrukking te komen (A. Kuyper: Encyclopedie der heilige Godgeleerdheid, Deel II, 2e druk, p. 242). Dat lijkt mooie taal. Maar we komen die niet in de Schrift tegen.
Een ander denkbeeld dat daar mee samenhangt is dat van de zogenaamde onzichtbare kerk. Ook die leer vond in dr. A. Kuijper een vurig voorstander. Ook daarvan zullen we moeten zeggen, dat ze niet schriftuurlijk is. Ja, er zijn onzichtbare kanten aan de kerk. Wij weten niet wie huichelaars zijn, die wel in maar niet van de kerk zijn. We weten ook niet wie de uitverkorenen zijn, die het hemelse Jeruzalem mogen bewonen. Die kunnen voor een deel momenteel zelfs nog buiten de kerk vertoeven. We kunnen de kerk ook niet in zijn geheel overzien. We weten niet hoe het staat met de kerk op alle plaatsen in de wereld, en ook niet in het verleden, laat staan in de toekomst. Maar dat zijn voor ons geen zaken die bepalen hoe wij moeten handelen. Die zaken behoren meerendeels tot de verborgen raad van God. Wíj zullen moeten letten op wat de Here ons heeft geopenbaard. Wat Zijn wil en roeping daarin voor ons is. Dan zien wij concrete plaatselijke kerken, die een adres hebben, en waar de leden samenkomen. Daar vergadert Christus Zijn kerk. Daar roept Hij ons concreet. Daar mogen wij dus niet wegblijven!

De gedachte van de onzichtbare kerk


Maar met een onzichtbare kerk, waarbij de leden verspreid zouden zijn over allerlei kerkgenootschappen, kan je het wel jammer vinden dat er geen eenheid is. Er zit voor anderen zoals Kuijper, zelfs iets aantrekkelijks in. Hij vond het zelfs mooi dat er zo veel variatie is in de kerken. Ieder legt zo een verschillend accent op de inhoud van het geloof. Bij de één is dit sterker ontwikkeld (bv. het sociale, of het enthousiasme) en bij de ander weer dat (bv. de bijbelse leer). Er is dan geen behoefte om elke kerk ‘langs een meetlat te leggen’. Er wordt dan nog wel gesproken over meer zuiver en minder zuivere kerken, maar dat is geen principieel verschil, maar hooguit gradueel.
Anderen betreuren het gescheiden optrekken en dringen aan op samengaan of in elkaar opgaan. Maar in beide gevallen zegt men: aanvaard elkaar, en werk zoveel mogelijk samen.

Deze benadering heeft consequenties voor het gedrag van de gelovigen: Want een dergelijke visie zal leiden tot het maar blijven in kerkgemeenschappen waarin Gods Woord niet (meer) zuiver wordt verkondigd. Waar de kenmerken en tekenen van de ware kerk (zijn gaan) ontbreken. Want wie zal beweren dat ook dan ‘nog veel goeds’ te vinden is? Maar men vergeet gemakshalve dat het juist in zo’n kerkgenootschap zo gevaarlijk is dat jezelf of je kinderen het ware geloof verliezen.

De denkbeelden van pluriformiteit en onzichtbare kerk zullen er zeker ook toe leiden dat de ware kerk niet meer wervend bezig is. Dat ze haar taak niet meer verstaat om alle gelovigen p[ te roepen, ook die in allerlei andere kerkgenootschappen: scheidt u af van wat geen kerk (meer) is. Kom, ga en doe als wij. In plaats daarvan komt men tot relativisme: men laat de roeping van de ware kerkvergadering die Christus door de dienst van mensen wil laten uitgaan, lopen. Of men komt tot normloosheid: laten we toch allemaal één grote kerk vormen, de weg van de wereldraad van kerken.

De eenheid van de gereformeerde kerk onderhouden


De Schrift leert ons echter heel iets anders. Namelijk dat de Here vergadert daar waar Zijn Woord en Geest regeren. Regeren is: het voor het zeggen hebben. En verder dat de Here dáárbij concrete eenheid wil. Dat betekent in de eerste plaats dat juist concrete plaatselijke gemeenten in Christus verbonden zijn (Openb. 1-3). De Schrift leert ons daarbij ook de noodzaak van een concreet kerkverband. De Schrift leert ons de concrete gemeenschap der heiligen. Geen kerkverbanden die naast en los van elkaar kerk van de Here zouden kunnen blijven zijn. Integendeel, het oude testament wijst ons zelfs bij de staatkundige verdeeldheid tussen tweestammen- en tienstammenrijk, op de door God bevolen eenheid van die kerk (1 Kon. 18:31; 2 Kron. 30:5). En heel het nieuwe testament leert de eenheid van de ware gelovigen als geschenk van de Here en als opdracht voor Zijn discipelen (Hand. 4:32, Ef. 4:4).

Zo belijdt daarom ook onze Gereformeerde geloofsbelijdenis die stamt uit de tijd van de reformatie, de eenheid van de zichtbare kerk! Calvijn zegt van de ware kerk, dat haar eenheid moet worden onderhouden, omdat zij de moeder is van alle vromen (Institutie, boek IV, hoofdstuk I). Hij werkt dit uit voor de zichtbare concrete kerk (Gal. 4:26). In art. 28 NGB wordt door de kerk en haar leden beleden dat het de roeping is van alle gelovigen zich te voegen bij ‘deze’ vergadering op elke plaats waar God haar gesteld heeft. Daarvoor zal men zich moeten afscheiden van hen die niet bij de kerk horen. Dat is dus een heel concrete opdracht met het doel de eenheid van de plaatselijke kerk te bewaren. En zo de opbouw van de broeders te dienen overeenkomstig de gaven die God aan allen verleend heeft, als leden van eenzelfde lichaam. Calvijn (Institutie IV, I, par. 3):
    Want het is alsof er gezegd was, dat de heiligen tot de gemeenschap met Christus vergaderd worden onder deze bepaling, dat ze alle weldaden, die God hun verleent, elkaar wederkerig zouden meedelen

Concreter kan het niet gezegd worden. De eenheid die er tussen de plaatselijk kerken in het kerkverband moet bestaan, en in de gemeenschap met kerken over de grenzen heen, sluit hier op aan.

De normen die gelden voor die concrete plaatselijke kerk staan in art. 29 NGB. Daar wordt beleden dat de kerk en haar leden geloven, dat men nauwgezet en met grote zorgvuldigheid, vanuit Gods Woord hoort te onderscheiden welke de ware kerk is. Daarmee wordt bedoeld dat men het lichaam van Christus en de gemeenschap van de ware kerk moet onderscheiden van alle sekten, die beweren dat zij kerk zijn. Sekten zien hier: sectarische, dat is afgescheiden groeperingen en kerkgenootschappen die niet verbonden zijn aan de ware kerk, maar wel beweren dat zij kerk zijn. Deze duidelijke taal van de Nederlandse Geloofsbelijdenis ontzenuwt elke gedachte aan pluriformiteit van de kerk of aan het verdeeld zijn van de onzichtbare kerk over meerdere kerkgenootschappen.

Prof. dr. K. Schilder heeft zijn hele leven als theoloog gestreden voor de zuivere leer over de kerk. Zijn uitgangspunt was daarbij gehoorzaamheid aan de Here en Zijn Woord. En wat betreft de roeping om zich bij de ware kerk te voegen, heeft hij steeds gewezen op de noodzaak van verbondsgehoorzaamheid (J.J.C. Dee: K. Schilder, oecumenicus. Oosterbaan & Le Cointre, 1995). Hij stelde dat niet mocht worden berust in het blijven binnen een bepaald kerkgenootschap, dat afgedwaald was en afgedwaald bleef van Gods Woord.
Het verbond had men toch niet gesloten met een instituut, maar met Christus en God de Vader! Onvoorwaardelijke trouw is daarom vereist aan het Hoofd van de Kerk, om Hem te volgen, en is daarom vereist aan Zijn Woord, om dat zuiver te bewaren. Maar er is beslist geen onvoorwaardelijke trouw vereist aan ontrouwe kerkdienaars in een ontrouwe kerk (art. 7 NGB).

De gereformeerde kerk niet verlaten


De eenheid die de Here aan Zijn kerk geeft en van Zijn kerk vraagt, is een eenheid in waarheid. Ook op dat punt vraagt Hij dus verbondsgehoorzaamheid van de gelovigen.
Die verbondsgehoorzaamheid betekent óók dat je de kerk waar Gods Waarheid in zuiverheid wordt gepredikt en de sacramenten zuiver worden bediend en de tucht zuiver wordt geoefend, niet màg verlaten (art. 28 NGB). Calvijn heeft een belangrijke geloofsstap moeten maken door zich vrij te maken van de rooms katholieke kerk, een daad van verbondsgehoorzaamheid. Hij heeft deze daad ook uitvoerig in zijn geschriften verdedigd. Maar dezelfde Calvijn waarschuwt in zijn Institutie ook ernstig en uitvoerig tegen het zich lichtvaardig afscheiden van de kerk (boek IV, hoofdstuk I, par. 12-29). Vooral trekt hij daarbij ten strijde tegen Donatisten en wederdopers die de heiligheid van de gemeente tot een absoluut kenmerk van de kerk willen maken. Dat betekent dat zij bij vermeende zonden of tekortkomingen in een kerk, zo’n kerk niet meer de ware kerk achten. Calvijn wijst er dan op dat deze mensen geen oog hebben voor het feit dat de kerk alleen bestaat uit zondaren, die allen alleen kunnen leven uit de vergeving van hun zonden door het offer van Christus. En verder dat binnen de kerk graan en kaf, koren en onkruid tezamen voorkomen: ware gelovigen en schijngelovigen (Matt. 3:12; 13:25). Dat gegeven is geen blijk van onwettigheid als er wel het zuivere Woord wordt gepredikt en de sacramenten zuiver worden bediend en de tucht wordt beoefend. Het is wel een teken dat we allemaal nog van genade moeten leven, ook in de kerk, omdat zij niet perfect zal zijn op deze aarde.
Als men door een kerkelijke onenigheid m.b.t. vermeende aantasting van eigen rechten, de kerk van Christus verlaat, toont men daarmee dat men geen zicht heeft op het kerkvergaderend werk van Christus en de barmhartigheid van God daarin. Dan verspeelt men mijns inziens eveneens het recht zich gereformeerd te noemen.

Gereformeerd blijven


Want gereformeerd is eigenlijk niets anders dan dat men zich in verbondsgehoorzaamheid bindt aan het zuivere Woord van God en zo Christus volgt als de enige Heer van de kerk in de eenheid van de waarheid. Daar hoort ook bij dat men tot die Here vlucht met al zijn zonden en ook de ander opdraagt aan de Here en verzoeningsgezind is.

Laten daarom allen die gereformeerd willen blijven, toch die verbondsgehoorzaamheid tonen die het Hoofd van de kerk nodig acht ook bij Zijn kerkvergaderend werk. Door zicht te voegen bij de ware kerk of door daar te blijven of terug te keren. Dan bouwt men daar (weer) mee aan het huis van God, die een woonstede is van de Geest. Een bouwwerk, gebouwd op het fundament van apostelen en profeten en waarvan Christus Jezus Zelf de hoeksteen is. Dan kan ieder zijn gaven die hij of zij van de Here heeft gekregen zo inzetten dat de kerk als een heilige tempel, goed ineensluit en opwast in Christus, haar Hoofd. Tot eer van God de Vader. (Ef. 2:20-22, 4: 15,16).