Plaatselijke kerken – zelfstandig?


In mijn vorige hoofdartikel over de werking van de Heilige Geest schreef ik over de nadruk op het ‘zelf’ in de evangelische beweging. Dat komt onder meer uit in het zich gronden op bevindingen in plaats van op de vastheid van het verbond en de beloften. Dat is nog altijd het oude remonstrantse: zelf besluiten om te gaan geloven, modern gezegd: zelf kiezen voor Jezus. Het is de oude zonde in het paradijs: zelf beslissen wat goed en kwaad is.
Dat gevaar is er ook voor ons als wij gaan roemen in de zelfstandigheid van de plaatselijke kerk.

Zeven kandelaren


In de meeste kerkgenootschappen gaat de opvatting over de verhouding van de plaatselijke kerk en het kerkverband in tegen wat de HEERE daarover in Zijn woord heeft geopenbaard.
Om ons tot Nederland te beperken: in de Nederlandse Hervormde kerk was vanaf 1816 de synode het hoogste orgaan. De plaatselijke kerken waren niet meer dan afdelingen van het grote genootschap.
Dat is in de Protestantse kerk in Nederland nog altijd zo. Een plaatselijke hervormde gemeente kan niet beschikken over kerkgebouw en pastorie en eventuele andere bezittingen – die behoren toe aan het grote lichaam. Zelfs als een plaatselijke kerk in haar geheel niet meeging met de fusie tot PKN en verder wil gaan als Hersteld Hervormde kerk kan zij geen aanspraak maken op haar bezittingen. Die behoren toe aan het grote lichaam van de PKN! Zelfs de wereldlijke rechter heeft geen andere optie dan alle aanspraken van een plaatselijke HHK af te wijzen.
In het verleden is met name door de Doleantie stelling genomen tegen deze onschriftuurlijke opvatting. Het was vooral de kerkrechtdeskundige prof.dr. F.L. Rutgers die de kerken de weg wees naar de Schriftuurlijke ordening, waarbij de plaatselijke kerken niet meer gezien moeten worden als onderafdelingen van een genootschap.
Paulus groette die aparte gemeenten aan welke hij zijn brieven schreef; de genadeschat van Christus werd aan één zo’n gemeente geadresseerd. In het visioen dat Johannes op Patmos kreeg heeft hij de Here Jezus Christus gezien wandelend tussen zeven kandelaren. Elke gemeente in dat beeld is een zelfstandige kandelaar, niet alleen maar een arm van een massale kandelaar. Christus schreef dan ook aan die zeven gemeenten afzonderlijk.
We lezen in 1 Kor.12:27 dat de apostel aan die gemeente schrijft: en gij zijt (het) lichaam van Christus en leden in het bijzonder. Er staat niet het lichaam van Christus, maar een lichaam van Christus. Elke gemeente is lichaam van Christus.
Verder wijzen we op artikel 30 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis.
    Daar wordt gesproken van de plaatselijke ambtsdragers: predikanten, ouderlingen, diakenen. Door dit middel, staat er dan, het middel dus van de plaatselijke kerkeraden, zullen alle dingen in de kerk wel en ordelijk toegaan, welteverstaan als ook in de verkiezing der ambtsdragers naar Gods Woord gehandeld wordt. De belijdenis rept niet van een instantie ergens anders, buiten die gemeente, of boven die gemeente, een hiërarchisch college, of een superintendent, waarvan zij afhankelijk is om in het midden der gemeente alles (alle dingen!) wel en ordelijk te doen toegaan. Daarvoor heeft zij van Christus alles ontvangen in de eigen ambtelijke voorziening (H.J.Schilder Het kerkschip biedt behouden vaart, pag.245.

Kortom, een plaatselijke kerk is een complete kerk.
    Ge kunt soms in andere gemeenten komen, soms heel kleine, en het gemeentelijk leven meemaken, zodat ge zeggen gaat: ze zijn maar klein, maar wat zijn ze rijk, die mensen weten wat ze hebben en houden het vast als eens de kerk in Filadelfia mocht doen, a.w.246.



Kerkverband – een geschenk van Christus


In het begin van de vijftiger jaren heeft dr. K. Schilder zich moeten verweren tegen opvattingen in de Gereformeerde kerken vrijgemaakt, die het kerkverband eigenlijk niet méér dan een menselijke uitvinding vonden, in elk geval niet door de HEERE in Zijn Woord voorgeschreven. Schilder schreef toen heel kernachtig dat Christus Zijn bloed heeft vergoten ook voor het kerkverband.
Het kerkverband is een gave van Christus aan Zijn kerken. Wat een zegen dat we al zo spoedig na onze Vrijmaking ons kerkverband hebben gekregen! Ik heb indertijd al eens uit de kerkorde uitvoerig aangewezen hoe dikwijls daar geregeld wordt dat het kerkverband plaatselijke kerken te hulp komt, helpt de rechte weg te blijven gaan, steunt en tevens een waarborg is dat het recht in de kerken gehandhaafd blijft. In het Nieuwe Testament lezen we steeds weer dat de gemeenten elkaar kennen, met elkaar meeleven, elkaar steunen. Zo schrijft Paulus aan allerlei gemeenten, ook wel aan verschillende kerken samen in een bepaalde streek en vraagt ook wel dat zijn brief eveneens in andere gemeenten wordt voorgelezen. En toen er een besluit moest worden genomen over de toekomst van de kerk in verband met de bekering van heidenen tot Christus, werd er een vergadering in Jeruzalem gehouden en werden de besluiten aan alle gemeenten overgebracht. En toen er nood was in Jeruzalem werd er in de kerken gecollecteerd voor de gemeente in Jeruzalem.

Independentisme


We noemden al de opvattingen over het kerkverband die niet lang na de Vrijmaking van 1944 in de kerken aan invloed wonnen. Ze leidden tenslotte in de zestiger jaren tot de vorming van aparte kerken, die eerst ‘buiten verband kerken’ genoemd werden en nu bekend staan onder de naam Nederlands Gereformeerde kerken.
Daarin was de dwaling van het independentisme werkzaam. Het woord independent betekent: onafhankelijk.
Het independentisme heeft zijn wortels in de tijd kort na de grote Reformatie. Het heeft doperse trekken: radicalisme, biblicisme, individualisme. Er is ook een afkeer van een vastgelegde belijdenis en van het beoefenen van de theologische wetenschap. Gelijkgezinden vormen samen een gemeente en kiezen een ‘bestuur’. De kerkeraad regeert niet, maar voert de wil van gemeente uit. Vooral is er een afkeer van het kerkverband en van binding aan een vaste belijdenis.
In het Engelse taalgebied is het te vinden bij de zogenaamde Congregationalisten (congregation = gemeente). Het kwam tot leven onder invloed van de wederdopers en het is dan ook niet te verwonderen dat door een afsplitsing van de congregationalisten de baptistische kerken zijn ontstaan.
Het gaat uit van de autonomie van de plaatselijke groepen van gelovigen, helemaal vrij van kerkverband en staatsgezag. Elke vergadering is in eigen kring volkomen onafhankelijk. Die onafhankelijkheid geldt niet alleen het beroepen van de predikanten, maar ook de eredienst, de belijdenis en de tucht. Het bindend gezag van de meerdere vergaderingen mag niet bestaan. De gemeenten kunnen samenkomen in conferenties, maar deze kunnen hoogstens advies uitbrengen. De kerkeraad regeert niet, maar voert de wil van de gemeente uit. De geldigheid van de besluiten van de kerkeraad is dan ook afhankelijk van de toestemming van de gemeente.
In ons land komt dit bijvoorbeeld duidelijk aan het licht in de kerkengroep van de Vrije Evangelische Gemeenten. Die zijn verenigd in de zogenaamde Bond van Vrije Evangelische Gemeenten. Ook daar is het zo dat de ledenvergadering van de plaatselijke gemeente de hoogste instantie is die bindende uitspraken kan doen. Zij stellen dat het bindend gezag van alle andere geschriften dan de bijbel over leer en leven moet worden afgewezen. Zij achten het bestaan van een synode de miskenning en verloochening van de heerschappij van Christus. Eenmaal per jaar komt men samen in de bondsvergadering, die gevormd wordt door twee afgevaardigden uit elke gemeente.
In de Gereformeerde kerken vrijgemaakt begon deze dwaling in de gemeente van Breda. Daar werd een eigen ondertekeningsformulier voor ambtsdragers ingevoerd, waarin ruimte werd gemaakt voor afwijking van de belijdenis. Deze kerk ging haar eigen weg, zonder overleg zelfs met zusterkerken. De kerkeraad gaf alleen kennis van zijn handelen en wilde zich niet laten binden ‘aan traditionele dingen, waaraan Christus zijn gemeente niet gebonden heeft’. Kerkelijke bepalingen hadden voor deze kerk geen enkele verbindende kracht.
Dat de band aan de belijdenis werd losgemaakt had tot gevolg dat de predikant van deze gemeente, ds. B. Telder, vrijuit zijn gang kon gaan in het propageren van een valse leer.
In het ressort van Noord-Holland kreeg dat independentisme steeds meer invloed. Toen de Generale Synode van Amersfoort-West besloot ds. B.J.F. Schoep wegens zijn verkeerde ongereformeerde leer niet te ontvangen als afgevaardigde van de Particuliere Synode van Noord Holland, gingen enkele kerken in dat ressort zo ver, te verklaren dat zij zich niet meer op de synode vertegenwoordigd achtten en dat ook alle eventuele besluiten van deze synode voor hen geen enkele kracht zouden hebben. En de classis Alkmaar stelde zich daar achter en sprak eveneens uit de besluiten van de Generale Synode als niet geldig en van onwaarde te rekenen.
Dat betekende dat zij zich buiten het verband van de Gereformeerde kerken vrijgemaakt plaatsten.
Prof. J. Kamphuis schreef toen in DE REFORMATIE over die besluiten van kerkeraden om de synodebesluiten als niet bindend te beschouwen en daarmee het kerkverband te verbreken, onder de titel Verdwaasde oppositie :
    Hier is maar één christelijke reactie mogelijk: geen stap mee. Dat geldt ook voor de trouwe gelovigen in die plaatsen. Willen zij op de gereformeerde weg blijven, dan moeten zij achter kerkeraden vandaan, die hun gezag misbruiken als zou het een macht zijn om de gemeente Gods over te leveren aan de dwaasheid van het lichtzinnig avontuur.

En tegenover bezwaren tegen zijn artikel als zou het een oproep zijn tot openbare scheurmaking hield hij staande dat het toch niet anders is dan ‘het wijzen van de weg tot christelijke vrede’.
De Generale Synode van Hoogeveen 1969-1970 heeft vervolgens bezwaren, die inderdaad tegen dit artikel van prof.J.Kamphuis werden ingebracht, afgewezen en uitgesproken dat de beschuldiging tegen hem ‘elke grond mist’ en dat daarom de kerkeraad die deze beschuldiging had ingebracht ‘van ’s Heren wege geroepen is..(deze) terug te nemen’.
De kerken hebben dus toen de uitspraak voor haar rekening genomen dat dat verbreken van het kerkverband gekenmerkt moet worden als ‘de dwaasheid van een lichtzinnig avontuur’ waaraan getrouwe kerkleden niet moesten meedoen – ‘geen stap mee’!
Dat het verbreken van het kerkverband ‘een lichtzinnig avontuur’ is: wat is dat in de ontwikkelingen van de jaren daarna duidelijk geworden! Immers, nog altijd worden binnen de Nederlands Gereformeerde kerken geen meerdere vergaderingen gehouden, maar zogenaamde kerkelijke conventen, waar geen bindende besluiten worden genomen. En nog steeds blijft de binding aan de belijdenis een wassen neus, zodat dwalingen getolereerd worden. Als ergens de naam van pluralistische kerken op zijn plaats is, dan voor de Nederlands Gereformeerde kerken!

Het is uitermate belangrijk om de geschiedenis van de kerk te kennen. Ook in ons herstelde kerkverband zullen wij dankbaar moeten zijn voor wat de HEERE ons daarin blijft schenken. Hoe actueel wordt de uitspraak van de Generale Synode van Hoogeveen vandaag als het gaat over het niet voor bindend aanvaarden van synodebesluiten en het verbreken van het kerkverband: een lichtzinnig avontuur!
Wij zullen vooral op onze hoede moeten zijn voor reactionair denken en handelen. Daarmee bedoel ik dit: juist omdat wij zoveel onrecht hebben ondervonden in het jongste verleden van de kant van synodes die keer op keer alle revisieverzoeken afwezen en geen enkel begrip bleken te hebben voor de zorg en het verdriet van de verontruste kerkleden, kan zomaar de reactie komen dat we gaan denken eigenlijk meerdere vergaderingen nauwelijks nodig te hebben en haar besluiten ook niet serieus nemen. En vooral ook dat we niet aanvaarden willen wat de kerkorde bepaalt, namelijk dat de besluiten van meerdere vergaderingen rechtskracht hebben. Dat kan zomaar ontaarden in de miskenning van het gezag.
De situatie binnen de Christelijke Gereformeerde kerken moet ons hierbij een waarschuwend voorbeeld zijn. Binnen dat kerkverband komt het in veel kerken voor dat besluiten van de synodes niet worden nageleefd. Er wordt zo weinig geluisterd naar en gehandeld overeenkomstig de besluiten van meerdere vergaderingen dat er zelfs stemmen zijn opgegaan, voortaan maar geen synodes meer te houden – de besluiten worden toch steeds meer genegeerd en de kerken gaan vaak maar hun eigen gang.
Ook binnen de Gereformeerde kerken vrijgemaakt is die ontwikkeling gaande. Steeds meer van de plaatselijke gemeenten gaan hun eigen weg: in de invoering van liturgische vernieuwingen, in het zingen van eigengekozen gezangen, in de ruime toelating tot het Heilig Avondmaal, in de houding ten opzichte van praktiserende homoseksuelen, in het toelaten van echtscheiding enz.

Wat is dan het echte karakter van de plaatselijke kerk? Moeten we spreken van autonome kerken? Maar we kunnen toch niet ons zelf tot een wet zijn? Onafhankelijke kerken - is dat juist getypeerd? Maar we blijven toch in alles afhankelijk van Gods Woord, van de belijdenis en de kerkorde?
Daarover D.V. de volgende keer verder.