De islam als uitdaging (3, slot)


De islam is de enige wereldgodsdienst die na het christendom is ontstaan. De islamiet gelooft dat in Mohammed een profeet opstond die wel waarderende woorden overhad voor Abraham en Mozes en Jezus, maar groter was dan die allen. Hij had de definitieve, bekronende openbaring ontvangen, rechtstreeks van Allah, neergelegd in de Koran.

Het terrein van de oorlog


De islam is ook meteen de grote tegenstander van het christendom gebleken. Want hij heeft volken die eeuwen lang het hart van de christenheid vormden in verbazend korte tijd onder de voet gelopen. Die overheersing begon in de achtste eeuw en duurt voort tot op de dag van vandaag. Het was en is voor de volgelingen van Mohammed de bevestiging van de waarheid van zijn leer.
Door deze voorgeschiedenis voelt de islamiet zich ver verheven boven christenen en alles wat christelijk heet. Dit is het ook wat hen samenbindt. Want ondanks alle onderlinge verschillen binnen de islamitische wereld zullen zij altijd één front vormen naar buiten toe. Wie aan de islam komt, krijgt alle moslims tegen zich.
Dit is niet veranderd nu moslims op vreedzame en legale wijze naar het westen zijn gekomen. Voor hen behoort de westelijke wereld nog altijd tot het terrein van de oorlog, dat onderworpen dient te worden aan de leer van Mohammed.
Tegen deze achtergrond kan met recht van een uitdaging worden gesproken wanneer gedacht wordt aan evangelisatie onder moslims. In het verleden heeft de zending in moslimlanden maar heel weinig resultaat geboekt. Veel christenen menen in de huidige situatie, nu zoveel moslims naar het westen zijn gekomen, goede kansen voor evangelieverkondiging te zien. Het is echter de vraag of de ontvankelijkheid voor de boodschap van het evangelie nu zoveel groter is geworden.
Hier dreigt naar onze mening beslist het gevaar van een te groot optimisme. Immers, het christendom in een of andere vorm is voor veel moslims geen onbekende zaak. In veel islamitische landen zijn nog gelovigen die vasthouden aan de tradities van de oude christelijke kerken daar. Bovendien is er vaak zending gedreven, bijvoorbeeld vanuit Engeland en Amerika. Deze heeft weliswaar niet tot spectaculaire opwekkingen geleid, maar heeft toch zijn sporen nagelaten. Naast kerkelijke gemeenten van presbyteriaans karakter vinden we er nog steeds christelijke instellingen voor onderwijs en hulpverlening.
Overigens zijn ons geen voorbeelden bekend van christenen uit Arabische landen die naar het westen, of speciaal naar Nederland zijn gekomen, gedreven door de begeerte om zich nader te verdiepen in de christelijke leer of speciaal in de gereformeerde theologie. Ter vergelijking: Uit het Verre Oosten – Japan, Zuid-Korea – hebben in de loop der jaren heel wat jonge mannen in Nederland gestudeerd, zijn hier gepromoveerd, om vervolgens terug te keren naar hun land en daar hun verworven kennis in dienst te stellen van de christelijke minderheid thuis.
Zij probeerden iets van de geestelijke rijkdom die door Gods genade in ons land mocht groeien, mee te nemen en over te planten in hun eigen cultuur.
Vanuit de Arabische wereld is er echter een andere beweging van oost naar west op gang gekomen. Een massale toestroom van moslims die ten doel hebben hier te blijven en de westerse cultuur om te vormen tot een islamitische.

Islamisering


De westerse cultuur werd eeuwen lang door het christendom gestempeld. In de tweede helft van de twintigste eeuw kwam een geleidelijke islamisering op gang. Uiterlijk wordt dat zichtbaar doordat er steeds meer moskeeën verrijzen, terwijl kerkgebouwen worden afgebroken of een nieuwe bestemming krijgen. Het straatbeeld is veranderd. We zien het in de hoofddoekjes waarmee vooral jonge islamitische vrouwen zich willen profileren. We zien steeds meer mensen in niet-westerse kleding. Zelfs de mogelijkheid van de boerka als kleding in de openbare ruimte wordt geaccepteerd. Allemaal verschijnselen die door velen als uitdagend worden ervaren en die verzet, zo niet angst oproepen, blijkt uit opiniepeilingen.
Naast deze algemene vrees voor verdergaande islamisering is er de angst voor daden van geweld. Daar is reden voor, en dat besef wordt levend gehouden door de berichtgeving van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding. Terroristische daden en gewelddadige demonstraties van islamitische ‘extremisten’ zijn een factor geworden waarmee rekening moet worden gehouden. Dat geldt voor de overheid. We denken aan de overheidsmaatregelen voorafgaand aan de publicatie van Wilders’ film Fitna, dit voorjaar. Ook is bekend geworden dat de overheid, na de ‘cartoonrellen’ van twee jaar geleden, tekenaars van spotprenten kritisch is gaan volgen. Maar ook buiten het terrein van de politiek gaat de gedachte aan de mogelijke (gewelddadige) acties en reacties van moslims meer en meer ons gedrag, ons denken en doen bepalen. Op het terrein van de kunst en de media bijvoorbeeld wordt vrijwillige zelfcensuur langzamerhand regel.
In feite hebben de Nederlandse overheid en belangrijke sectoren van het publieke leven hiermee al geaccepteerd dat we in een positie verkeren die sterk lijkt op die van dhimmi’s – de ‘ongelovigen’ in een door moslims gedomineerde samenleving.
Bij dit alles valt pijnlijk op dat de bijzondere voorzorgen met het oog op het eventuele kwetsen van moslims, ontbreken wanneer het gaat om de belijders van de God van hemel en aarde en zijn openbaring in Jezus Christus. De verzwakking van binnenuit, de afval van het christelijk geloof heeft geleid tot een algemene onverschilligheid voor agressieve uitingen tegenover het christelijk geloof en zijn belijders. Daardoor kan aan de uitdaging van een antichristelijke leer als die van de islam en zijn aanhangers geen goede weerstand worden geboden. Hiermee zijn we bij de kern van het probleem van de islamisering.

Secularisatie


“Ik wil mijn zaligheid zelf verdienen.” Dat is een uitspraak die regelrecht staat tegenover de belijdenis van de Reformatie van het sola gratia, door genade alleen. Als typering van de werkheiligheid zoals de Roomse kerk die kent, komt deze uitspraak ons wel vertrouwd voor. Daarom is het misschien verrassend te horen dat het werd gezegd door een moslim. Dat gebeurde tijdens de jaarlijkse ‘zomerschool’ van vorig jaar waar christenen en moslims met elkaar in gesprek gaan. Deze ontmoetingen worden georganiseerd door onder meer de stichting Evangelie en Moslims. In zo’n uitspraak blijkt weer eens hoe dicht de islam staat bij het verworden christendom, en welke diepe kloof er is met het waarachtig christelijk geloof zoals dat in de Reformatie weer mocht worden beleden.
Een diepe kloof, ook met het waarachtige christelijk leven dat uit dit geloof voortvloeit. God laat zich in zijn Woord immers kennen als Degene die beslag legt op heel ons leven. Niet alleen op ons bezit, of het beste deel daarvan, of op het liefste wat we hebben. Nee, er is geen enkel onderdeel van ons leven dat wij aan Hem kunnen onttrekken. Wie dat erkent en in Christus leert uit genade alleen te leven, krijgt weer deel aan het Koninkrijk van God. Zulke belijdende christenen, die wel midden in de wereld staan, maar zich niet door de wereld laten inpalmen, kunnen met recht als het zout der aarde worden getypeerd. Want: “Gerechtigheid verhoogt een volk, maar zonde is een schandvlek der natiën” (Spreuken 14:34).
Naarmate er minder mensen zijn die zich door dit radicale evangelie laten beheersen, neemt de christelijke invloed in de samenleving af. Steeds meer sectoren van het openbare leven moeten worden prijsgegeven en overgelaten aan de heersende ideologie. Dat is wat we secularisatie noemen, verwereldlijking.
In dit proces van verwereldlijking gingen de theologen voorop. En met hen de herders en leraars, die de schapen van Christus’ kudde moesten weiden, maar ze in plaats daarvan op dwaalwegen voerden. Vooral deze dwaalweg, dat zij het heil toch weer leerden verwachten van menselijke inspanning. De komst van het Koninkrijk van God werd toch weer afhankelijk gemaakt van onze inspanningen, van onze goede wil.
Zo werd het christelijke karakter van onze samenleving van binnenuit ondergraven. Dat is de voornaamste reden dat er zoveel ruimte is gekomen ook voor de islam en zijn aanhangers. Zo confronteert de oprukkende islam ons met de armoede van het westerse christendom. Ook met onze eigen armoede, voor zover wij het nog van onszelf of iets in deze wereld verwachten.
Wat doen wij daaraan? Welk antwoord geven wij op deze uitdaging van de islam? Dat antwoord ligt opgesloten in een woord van de profeet Micha. Hij riep het al uit tegenover een volk dat het van eigen inspanningen verwachtte: “Hij heeft u bekend gemaakt, o mens, wat goed is en wat de HERE van u vraagt: niet anders dan recht te doen en getrouwheid lief te hebben, en ootmoedig te wandelen met uw God” (6:8). En omdat geen mens aan deze eis kon voldoen, is Christus gekomen. De Herder die ook al door de profeet Micha werd voorzegd (5:3). Hij wandelde met God, zijn Vader, en hield Hem vast, zelfs toen Deze Hem ter wille van ons losliet en overgaf aan de allerdiepste verworpenheid en angst der hel. En nu kan ieder die zich hopeloos verloren weet - de Jood, de heiden, de mohammedaan - en er alles voor over heeft om verlossing te ontvangen, door het geloof bij Hem, de Goede Herder, terecht. En wordt daarmee in een ten dode opgeschreven wereld een levend teken van het Koninkrijk, dat is en dat komende is.