Doet de wapenrusting van God aan (1)


Voorts, weest krachtig in de Here en in de sterkte zijner macht. Doet de wapenrusting Gods aan, om, te kunnen standhouden tegen de verleidingen des duivels; want wij hebben niet te worstelen tegen bloed en vlees, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten. (Ef. 6:10-12)

Strijd?


Het is niet erg populair om de strijd van het geloof te zien als een opdracht voor het leven. Vele christenen vinden dat eigenlijk ook geen geschikte benadering meer. Bij hen ontstaat hiertegen veel weerstand. Want schrijf je dan eigenlijk niet van alles af. Verdraagt het gegeven van voortdurende strijd zich wel met de liefde die we ook naar anderen moeten tonen, en met nederigheid, die de HERE van ons vraagt? Is dat nu een uitnodigend gebaar aan hen die niet geloven? Stoot je zo ook de jeugd niet af. Verliest het geloof daardoor niet alle aantrekkingskracht? Natuurlijk, zegt men, het is goed erop te wijzen dat het leven als kind van God ook moménten van strijd kost. Je kan het bijvoorbeeld moeilijk hebben bij tegenslagen en je kan twijfelen als je in de put zit. En ook kent de kerk haar perioden van kerkstrijd zoals we die nu net achter de rug hebben. Maar om nu zo ons héle leven te typeren?
En bovendien: klinkt die hele strijdgedachte niet al te activistisch, alsof je door te strijden zelf nog iets moet verdienen voor je zaligheid? En ook: gaan we dan niet heel erg krampachtig leven? Alsof wij voortdurend op onze hoede moeten zijn en dus overal iets achter gaan zoeken?
Liggen de zaken intussen niet heel anders?, zo is de gedachte. We mogen toch leven vanuit de overwinning die de Here Jezus ook voor ons op de satan heeft behaald? We mogen toch leven in de christelijke vrijheid? Er is wel eens gezegd: we moeten ons leven meer zien als het lopen van een ererondje: De wedstrijd is al gewonnen door Christus en het enige dat wíj behoeven te doen is een ererondje te voltooien. Daarbij struikelen we wel meer dan eens, maar Christus helpt ons dan weer op de been. Hij doet onze knikkende knieën strekken. Dit beeld komt toch veel plezieriger over? In ieder geval veel rustiger dan het idee dat wij voortdurend zouden moeten strijden tegen vijanden die op de loer liggen. Christus geeft ons toch juist vrede?

De noodzaak voor de strijd


Paulus is in onze tekst aan het einde gekomen van zijn brief aan de Efeziërs. Hij heeft de gemeente daar allerlei zaken moeten voorhouden. De rijkdommen van genade en geloof, van de gemeenschap van de kerk, van de gaven aan de kerk, ze zijn allemaal breed uitgemeten in de voorgaande hoofdstukken van deze brief. Uit de duisternis zijn we gebracht in het licht.
En in de laatste 2 hoofdstukken heeft hij laten zien wat het betekent om vervuld te zijn met de Heilige Geest m.n. voor allerlei praktische levenssituaties. Indrukwekkend mooi werd door hem aangegeven wat het verlost zijn in de Here nu concreet mag inhouden voor ons leven op aarde, als gemeente en in allerlei levensverbanden (Ef. 4:1-6:9). Het leven als christen in huwelijk, gezin en maatschappij. Waarbij het steeds gaat om een leven in de Here. Met deze diepe woorden wordt de kerk een leven in het verbond voorgehouden, waarin de Here regeert. Zo wordt het leven in het verbond een leven dat de Here aangenaam is. Een leven in de gezindheid van de Geest.

Maar nu gaat Paulus verder, want bij die schets van dat leven naar Gods Woord moet hij nog een belangrijke zaak aan de orde brengen. Een toevoeging die niet mag ontbreken, wanneer hij over deze hele praktische levenszaken schrijft. Hij vervolgt in vers 10 met “voorts”, daarbij geeft hij aan dat wat hij nu gaat schrijven nauw aansluit bij het voorafgaande. Het is een noodzakelijke aanvulling.
Maar een aanvulling die op het eerste gezicht een domper kan lijken op het mooie beeld dat hij gaf van de goede verhoudingen en van de christelijke levenshouding. Maar dat is maar schijn, want bij nader inzien betreft het juist een enorme bemoediging voor de lezers.

Want Paulus laat in onze tekst zien hoezeer hij met de benen op de grond staat. Hoezeer hij op de hoogte is van de feitelijke situatie in deze wereld. Want al dat mooie en goede dat toegezegd is, kan beschadigd en ontroofd worden. Heel ons geloof en alles wat de Here Jezus ons in dat geloof schenkt, zijn schatten die bewaard, die bewaakt moeten worden. Verdedigd.
Paulus opent de ogen van de gemeente in Efeze, door ze erop te wijzen dat er een strijd gaande is. Een strijd waar zijzelf het mikpunt van vormen. Of ze nu willen of niet, ze zullen worden bestreden. En nu gaat het er maar om of ze in die strijd tegenstand zullen bieden en stand kunnen houden.

Paulus wil daarmee als het ware aangeven: pas nu op dat je dat alles niet kwijt raakt! Kijk daarom nu goed uit, dat je de vijand onderként. En dat je hem hèrkent. Want als je om je heen kijkt, dan zie je de echte vijand helemaal niet zo direct. Je moet hem namelijk met het oog van het gelóóf waarnemen. Want, zegt Paulus, we hebben niet te worstelen tegen bloed en vlees, dat is dus tegen gewone mensen, maar we hebben te worstelen tegen hele andere tegenstanders. Paulus omschrijft die tegenstanders hier als machten, als wereldbeheersers van deze duisternis, als boze geesten in de hemelse gewesten. Paulus wijst erop dat de strijd waarin de gelovigen zijn betrokken, de strijd is die de satan tegen hen voert. De satan, de duivel, die als tegenstander van Christus het heeft gemunt op de kerk en de kerkleden.

De tegenstander


Ja, maar, zult u zeggen, de satan is toch al overwonnen door Christus? En dat is waar. De satan is uit de hemel geworpen, toen de Here opvoer naar de hemel. Maar nu gaat hij rond op de aarde. De satan weet dat hij verloren heeft. Daarom wil hij nog zoveel mogelijk van Christus’ Koninkrijk vernielen. Christus zal zijn macht uiteindelijk helemaal breken. Maar zover is het nu nog niet. Tot de jongste dag laat de Here de duivel nog rondgaan. En op het einde intensiever dan ooit tevoren. Daarom komt het er op aan dat wij, als discipelen van de Here Jezus, ons wapenen tegen die satan.
Want we mogen hem niet onderschatten! We zouden bv. kunnen denken dat de strijd die hier gewezen wordt, zeker niet voor àlle tijden of omstandigheden zou gelden. Natuurlijk, wel bij verdrukking en vervolging, zoals in de dagen van de Efeziërs, of bij de grote Reformatie, of de Afscheiding. Maar nu hebben we toch nog alle ruimte om de Here te dienen? Er is toch geen vervolging? Zo zouden we de noodzaak van de strijd voor onze tijd maar liever willen ontkennen of in ieder geval de klèm ervan miskennen. Wat er in dit Schriftgedeelte staat zou ons dan verder ook persoonlijk niet zoveel te zeggen hebben.

Maar dan vergeten we wie er achter die strijd zit. Dan staren we ons erop blind dat we om ons heen toch maar met gewone mensen te doen hebben. Maar het gaat juist om de grote tegenstander van God, zegt Paulus. En van die tegenstander wordt niet alleen hier, maar ook op meerdere plaatsen in de Bijbel gezegd dat hij grote macht heeft. Bijvoorbeeld dat hij een legioen demonen tot zijn beschikking heeft. Ook wordt hij zelfs genoemd ‘de overste van deze wereld’, ‘de overste van de macht der lucht’ en de ‘god van deze eeuw’ (Joh. 12:31; Ef. 2:2; Kor. 4:4) Dat betekent niet dat hij god is, maar dat hij de hele godvijandige wereld in zijn macht heeft. En dat de goddeloze mensen dienaren zijn van hem. Dat hij met zijn duivelen de van God afgevallen wereld beheerst. Daarom worden de duivel en zijn volgelingen hier ‘wereldbeheersers’ genoemd (vers 12). Dus ook al ziet het er in deze ongelovige wereld soms zo onschuldig uit, bedenk: hier zitten duivels achter! Duivels die de mensen van God willen aftrekken. Maar het zijn geen machten, die je op aarde zomaar tegenkomt. Het zijn geesten, die daarom ook heten ‘boze geesten in de hemelse gewesten’. Dat laatste betekent niet dat ze in de hemel zijn bij God, maar het betekent dat je ze niet op aarde tegenkomt. Net zoals de duivel ook wordt genoemd de overste van de ‘macht van de lucht’ (Ef. 2:2). Machtige kwade invloedrijke krachten dus, die niet zullen nalaten om hun plan ten uitvoer te brengen en dat is: God en Zijn rijk dwarsbomen, het Koninkrijk van Christus beschadigen en de Bruid van Christus proberen uit te schakelen. Door mensen van God en van Christus af te trekken. Dat kan heel subtiel en geleidelijk gebeuren. Kijk maar naar de ontkerkelijking in Nederland. (wordt vervolgd)