De plaats waar de Herder roept


In februari is er in de jongerenrubriek geschreven over artikel 28 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. De artikelen 27 t/m 29 gaan over de kerk. Nu is artikel 29 aan de beurt: de kenmerken van de ware kerk, van haar leden en van de valse kerk. Het is belangrijk om daar goed kennis van te nemen, want er wordt vandaag veel over gezegd. Er wordt naar ons gewezen alsof wij hoogmoedig zijn, doordat wij onszelf ware kerk noemen. Maar hoe zit het nu eigenlijk? Wat zegt de bijbel en wat zegt de belijdenis hierover?

Verdeeldheid


Waarom moeten we nu zo nodig ware en valse kerk van elkaar onderscheiden? Is er dan al niet genoeg verdeeldheid en leed in het kerkelijk leven van Nederland? Deze vraag zullen veel mensen zich stellen. “Laten we liever kijken naar wat we gemeen hebben,” zegt men. “Goed, er zijn veel verschillen. Maar we hebben toch allemaal iets van het evangelie behouden? En in elke kerk zitten wel gelovigen. Daarin zien we toch de Kerk, met een grote K?”
Maar wanneer we onze belijdenis erop naslaan, kunnen we niet meer zeggen ‘het maakt niet uit naar welke kerk je gaat’. Integendeel, we moeten de ware kerk onderscheiden van de rest. En wat is de belangrijkste reden? Dat de ware kerk het zuivere evangelie verkondigt! En dat evangelie is het brood waarmee wij gevoed worden voor het eeuwige leven. Dat Woord hebben wij broodnodig. In die kerk wordt het licht van Christus’ verlossing niet verduisterd. Zonder dat licht zien we het pad niet meer, dat we moeten lopen. Hoe gemakkelijk gaan we dan de dwaalwegen op! Daarvoor wil de Here ons behoeden. Daarom roept Hij op, om je bij de ware kerk te voegen.

Onderscheid


‘Wij geloven dat men nauwgezet en met grote zorgvuldigheid, vanuit Gods Woord, behoort te onderscheiden welke de ware kerk is, omdat alle sekten die er tegenwoordig in de wereld zijn, zich ten onrechte kerk noemen.’ Zo begint artikel 29. Vanuit Gods Woord moeten we de zaken gaan onderscheiden. Hoe komt onze belijdenis daar zo op? Daarvoor moeten we even een paar artikelen terug.
Allereerst beleden we met artikel 27 dat er één katholieke en algemene kerk is. Van het begin van de wereld tot aan het einde. Ook al lijkt de kerk soms haast verdwenen, toch houdt God haar in stand. Vervolgens beleden we in artikel 28 dat niemand zich van haar afzijdig mag houden. En de laatste vraag is uiteindelijk: wáár moeten de gelovigen dan worden vergaderd? Via artikel 27 en 28 komen we zo bij artikel 29 terecht. En daar wordt dan de ware kerk als plaats aangewezen.
Tegelijk helpt de belijdenis ons uit de droom dat de ware kerk een verzameling zou zijn van min of meer volmaakte mensen. Er zitten ook huichelaars tussen. Het is allesbehalve een volmaakte kerk! Maar wèl de plaats waar de Herder, de volmaakte Leider, zijn schapen roept.

Pinksteren


Als we willen kijken hoe de belijdenis Gods Woord naspreekt, moeten we terug naar de Pinksterdag. Daar waren de apostelen vergaderd met 120 mensen. Ze wachtten daar op de komst van de Heilige Geest. Naar de tempel gingen ze niet. Daar, waar de rest van het volk was, onder leiding van het Sanhedrin. Die waren ver in de meerderheid. Was daar dan niet de ware kerk, zoals die altijd zichtbaar was geweest in het volk Israël? Nee. Die kerk was ontrouw geworden. Zij was aan Jezus Christus, de Verlosser, voorbij gegaan. Daarom beëindigt Petrus zijn rede op die Pinksterdag met deze woorden: ‘Laat u behouden uit dit verkeerde geslacht.’ De Heilige Geest werd dan ook niet bij het volk in de tempel, maar bij deze afgescheidenen uitgestort, ook al was het maar een klein groepje. De bijbel maakt ons hier duidelijk dat we goed moeten onderscheiden. En dat we ons bij de kerk moeten voegen, die ook werkelijk kerk van Christus is.

Zuivere prediking


Hoe kunnen wij onderscheiden wat de kerk is? Artikel 29 somt drie kenmerken op. Het eerste is dat de kerk de zuivere prediking van het evangelie onderhoudt. Dit kan wel het hoofdkenmerk worden genoemd. De schapen van Gods kudde hebben namelijk voer nodig. Die voeding moet dan ook voedzaam en versterkend zijn. Er zijn kerkgenootschappen waar haar leden ondervoed worden. Of zelfs worden vergiftigd met verkeerde voeding, verkeerde leer. Daar zijn de schapen niet veilig.
Je hebt vast het artikel gelezen van twee weken geleden in deze rubriek, over Psalm 23. De schapen van Christus’ kerk worden gevoed in grazige weiden, verkwikt, geleid en gevoerd aan rustige wateren. Dat is dan ook het kenmerk van Christus’ kerk: een zuivere prediking, waarbij de schapen goede voeding krijgen. De kerk is pijler en fundament van de waarheid! Dat gaat niet alleen over wat er zondags van de preekstoel wordt verkondigd. Als je eens naar een preek op de radio luistert van een PKN-dominee, kun je best een goede preek treffen. Maar betekent dat ook meteen dat de PKN de goede leer aanhangt? Nee toch? We moeten ook kijken naar de officiële grondslag van de kerk en de onderhouding daarvan in de praktijk. De valse leer mag geen wettige plaats krijgen in de kerk door verkeerde kerkelijke beslissingen. Het gezag van Gods Woord moet door de kerkregering én in de prediking alle ruimte krijgen.

Sacramenten


Als tweede moeten de sacramenten zuiver worden bediend. Niet zoals de Roomse kerk dat doet, met 7 sacramenten. Maar zoals Christus ze ingesteld heeft. Alleen de doop en het avondmaal. Deze mogen niet aan eigen ideeën worden aangepast. En ze mogen ook niet in plaats van het Woord komen te staan. De sacramenten onderstrepen alleen het Woord. En ze moeten ook wijzen naar dat Woord. Wanneer het Woord niet meer zuiver wordt bediend, zien we dat de sacramenten ook niet meer zuiver worden bediend; of andersom.
Misschien heb je wel eens van het ordinarium gehoord. Dat wordt in de Roomse kerk gebruikt bij de mis. In aangepaste vorm is dit ook in de GKv binnengeslopen. Het is een vorm van liturgie, waarbij de gemeente door het gebruik van bepaalde formuleringen, teksten en liederen als het ware ‘geleid’ wordt naar de viering van het avondmaal. Het schriftuurlijk onderwijs over de gedachtenis aan Christus ontbreekt daarbij. De aandacht ligt meer op de mens en zijn gevoel, dan op Gods Woord. Het sacrament komt hier op de eerste plaats, in plaats van de bediening van de verzoening door de prediking van het Woord. Zie je hier de wisselwerking tussen de zuivere bediening van de sacramenten en de zuivere bediening van de prediking? Als het ene in geding komt, gaat het andere daarin mee.

Tucht


Als derde noemt onze belijdenis dat de kerkelijke tucht geoefend moet worden om de zonden te bestraffen. Het doel van de tucht is dus niet om mensen ‘eruit te werken’. Integendeel, de zónden worden geweerd en bestraft. De zondaar wordt Gods Woord voorgehouden met als doel dat hij zich bekeert. De opmerking is wel eens gevallen, dat het hoogmoedig zou zijn om tucht bij een ander te oefenen. We zijn toch allemaal even slecht? Maar de bijbel zelf laat ons anders zien. In Matthéüs 18 onderwijst de Here Jezus ons hierover.
Christus heeft aan de kerk de sleutelmacht gegeven. Sleutelmacht is de verkondiging van het evangelie en de kerkelijke tucht. Hiermee wordt het koninkrijk der hemelen geopend en gesloten. Men kan beslissingen nemen die tegen Gods Woord ingaan. Er wordt soms gerommeld met de sacramenten. Het gebeurt in kerkgenootschappen dat een ieder zijn eigen gang maar mag gaan, zonder dat er op elkaar wordt toegezien. In al deze dingen moet je je afvragen of de heiligheid van de gemeente dan niet op het spel staat. En of de zonde dan niet een wettige plaats heeft gekregen in de kerk. De sleutels moeten góed en zúiver worden gebruikt. Daaraan is de ware kerk te herkennen.
Onze belijdenis vat het krachtig samen: ‘Kortom, dat men zich richt naar het zuivere Woord van God, alles wat daarmee in strijd is verwerpt en Jezus Christus erkent als het enige Hoofd. Hieraan kan men met zekerheid de ware kerk kennen en niemand heeft het recht zich van haar af te scheiden.’

Oprechte christenen


Vervolgens gaat artikel 29 verder met de kenmerken van de christenen. We mogen deze niet door elkaar halen met die van de kerk. Daar waar oprechte christenen zijn, is niet automatisch de ware kerk. En andersom: waar de ware kerk is, daar zijn niet enkel maar oprechte christenen.
Natuurlijk hoort het wel onlosmakelijk bij elkaar. Want zou de zuivere prediking van het evangelie geen uitwerking hebben in het leven van de kerkleden? Want de Geest werkt krachtig door de prediking in de harten van de gelovigen!
Het kenmerk van een christen is, dat hij een waar geloof heeft. En wat waar geloof is, heb je vast wel uit je hoofd moeten leren op catechisatie (vr & antw 21 HC). Gelovigen zoeken hun heil en verlossing bij hun Heiland Christus. Ze gaan dan de zonden ontvluchten. Want die zonde blijft hen wel aankleven. We vallen er telkens weer in door onze zwakheid. Maar dáárom juist vluchten zij naar Christus. Ze jagen de gerechtigheid na. Wat gerechtigheid is, hebben we beleden in eerdere artikelen van de NGB. ‘Jezus Christus is onze gerechtigheid, doordat Hij ons toerekent al zijn verdiensten en al zijn heilige werken, die Hij voor ons en in onze plaats heeft gedaan.’ (art 22 NGB). Oprechte gelovigen hebben de ware God lief en hun naaste als zichzelf. Ze wijken niet af naar links of naar rechts. Ze kruisigen de oude mens met zijn werken. Door de Heilige Geest strijden zij elke dag tegen hun zonden, hun leven lang. Want in Jezus Christus ontvangen zij vergeving van hun zonden, door het geloof in Hem. Dat is de kern van het evangelie. Dat is het leven van een christen.

Valse kerk


Artikel 29 besluit met de kenmerken van de valse kerk. ‘Vals’ klinkt ons misschien ‘gemeen’ in de oren. Maar het betekent net zoveel als ‘ontrouw’. De kenmerken van de valse kerk kun je tegenover die van de ware kerk zetten. Gods Woord, het evangelie, staat niet meer bovenaan. De kerkleer en beslissingen van mensen worden bovenaan gezet. Aan de sacramenten worden dingen toegevoegd of weggelaten naar eigen goedvinden. De valse kerk gebruikt de tucht niet waarvoor hij is bedoeld. Nee, de gelovigen die heilig willen leven naar Gods Woord, worden juist vervolgd. Ga de kerkgeschiedenis maar na: als het niet verkeerd gaat met de leer van de kerk is, dan wel met de regering van de kerk.
Niet elke kerk is even ontrouw. Onze belijdenis noemt ook sekten. Het woord ‘sekte’ komt van ‘scheuren’. Als een groep mensen zich afscheidt van de kerk, terwijl ze daar geen wettige grond voor heeft, is ze sekte te noemen.
Wanneer er in een kerkgemeenschap dwalingen en zonden aan te wijzen zijn, is het nog niet meteen een valse kerk. Maar als zij in die zonden verhardt en de waarschuwingen, waarin Gods Woord doorklinkt, verwerpt, dan begint zij de kenmerken van de valse, ontrouwe kerk duidelijk te vertonen. En als een kerkgemeenschap de dwaalleer een wettige plaats geeft, ja, dan is zij valse kerk geworden.

Tussen de klippen door


Ik las een uitspraak die ik jullie wil meegeven om over na te denken. ‘Reformatie gaat tussen de klippen door.’ (‘De Kerk’, dr. W.G. de Vries e.a., p75). Stel je voor, je vaart in een bootje en probeert de goede koers te houden. Je bent misschien gefocust op de ene kant, waar rotspunten en klippen half het water uitsteken. Maar tegelijkertijd moet je ook de andere kant in de gaten houden. Het gevaar komt nooit van één kant. Je gaat tussen de klippen door!
Nu, dat wordt vergeleken met reformatie. Je bent misschien behoedzaam en let erop dat je je niet laat verleiden door de ene dwaling. Maar pas op! Schiet niet door naar de andere kant. Daar zijn ook struikelblokken.
Wanneer Luther en Calvijn schreven tegen de Roomse leer, tegen de uiterlijke godsdienst, moesten ze ook schrijven tegen de wederdopers. Die schoten juist door naar de andere kant en wilden een volmaakte kerk met alleen maar heiligen.
Zo moeten wij ook letten op verschillende dwalingen. Ook wanneer wij ons hebben ge-reformeerd, moeten we wakker blijven. Ook voor dwalingen die er ineens weer heel anders uitzien, maar die misschien nog gevaarlijker zijn. Let erop, de satan is in de kerk altijd bezig om de gelovigen te doen struikelen. En hij wil niets liever dan van een trouwe kerk een ontrouwe kerk maken.

Tenslotte


‘Deze kerken zijn gemakkelijk te kennen en van elkaar te onderscheiden.’ De laatste zin van artikel 29 zal je misschien verbazen. Hoezo gemakkelijk? Is het niet vreselijk moeilijk? Ja, wanneer je op gevoel afgaat, is het een grote puzzel. Maar hier wordt gesproken in geloof. Schapen die naar de stem van de Herder luisteren, vinden de weg naar de schaapskooi. De Herder zal hen daar naartoe leiden.