Evangelisatie als opdracht voor ons allen (3)


Drempels en problemen


We willen nu een zevental belemmeringen en problemen bezien die we kunnen tegenkomen bij onze opdracht tot evangeliseren.

1. Als eerste is te noemen de weerstand die het evangeliseren bij ònszelf oproept. Wij zijn mensen, zondige mensen, die ook nog zo vaak consumptief denken. Als we er zelf maar beter van worden. We leven dan ik-gericht. En niet gericht op Christus en van daaruit op onze naaste. Dat is reden tot zelfbeproeving bij het uitvoeren van de opdracht tot evangeliseren. Ben ik bereid mij ten dienste van de Here weg te cijferen? Denk daarbij aan de klemmende woorden van de Here Jezus over het schamen voor Hem (Matt. 10: 32,33; Marc. 8:38).

2. Een andere vorm van weerstand kan ook zijn verlegenheid en schuchterheid. Maar daarvoor moeten we dan wel bidden of de Here die wil wegnemen. Hij verleent op ons gebed kracht en moed. Hij zorgt er zelfs voor - zo lezen we in Matt. 10:20 - dat de Heilige Geest Zelf ons de woorden in de mond zal leggen, die wij moeten spreken. Laten we Hem daarom bidden.

3. Het kan ook zijn dat we tot de ontdekking komen dat we zelf te weinig kennis hebben om het evangelie op een goede manier uit te dragen. Dat onze eigen toerusting tekort schiet. Maar daar mogen we nooit in berusten. Dan moeten we aan de slag. Want dan zijn we eigenlijk zelf in gevaar! Want Gods wapenrusting die wij moeten aandoen, bestaat toch uit het Woord van God, het zwaard van de Geest (Ef. 6: 10-20; 1 Kor. 6:13). Dat zullen we tot eigen behoud toch moeten toenemen in de kennis van Gods Woord. Daarom is tegen tekort aan kennis maar één remedie: aan de studie. Gods Woord lezen, en dat Woord biddend overdenken en in praktijk brengen. Maar dan mogen we daarin niet blijven hangen. Dàn kunnen wij ook, en móeten we ook Gods Woord verder uitdragen. In de wereld getuigen zoals ook de eerste christelijke gemeenten daartoe werden opgeroepen. Zelfs als de dood daarvan het gevolg zou zijn. Denk aan Antipas uit de gemeente te Pergamum (Openb. 2:12-17).

4. Een andere valkuil is dat wij graag aantrekkelijk en niet zo ‘rechtlijnig’ of ‘rigide’ willen overkomen bij de mensen. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn in de contacten met je collega’s op het werk. Dan is het gevaar dat we toch maar wat willen aanpassen. Dan is de verleiding groot om te spreken over een God die van alle mensen houdt. Een lieve God. Dan komen we al snel terecht bij een soort alverzoening. Maar het aanwijzen van zonde, de noodzaak tot bekering, en het naderend oordeel van de Here, laten we dan maar liever achterwege.
Het ìs ook moeilijk om dáárover te spreken. Want dat zal juist de haat van de wereld tevoorschijn halen. Maar bedenk dan maar de woorden van de Here gesproken tot zijn discipelen in Joh. 15: 19,20
    Indien gij van de wereld waart, zou de wereld het hare liefhebben, doch omdat gij van de wereld niet zijt, maar Ik u uit de wereld uitgekozen heb, daarom haat u de wereld.
    Gedenkt het woord, dat Ik tot u gesproken heb: Een slaaf staat niet boven zijn heer. Indien zij Mij vervolgd hebben, zij zullen ook u vervolgen; indien zij mijn woord bewaard hebben, zij zullen ook het uwe bewaren.

De wijsheid van God zal voor de wereld dwaasheid heten. Daarom zullen de mensen over de woorden van de kerk en haar leden de schouders ophalen of hen als extremisten willen zien. Met alle gevolgen van dien. Maar laat u daardoor niet afschrikken. Ze hebben uw Heiland net zo behandeld. En u hoort toch bij Hem? U hebt Hem toch lief? U bent toch zijn discipel?

5. Een volgende valkuil is om maar niet te spreken over de kerk, of als het dan moet, in algemene bewoordingen. Dus maar niet over de ware kerk met haar adres waarbij je je moet voegen. Vooral niet als de mensen al spreken over al die verdeelde kerken en die splintergroepjes. Moet je dan over de ware kerk spreken? In onze oren kan dat hoogmoedig klinken, verwaten, en verwijtend naar anderen. We zijn dan bang dat de mensen ons zien als borstkloppers of als mensen die anderen alleen maar veroordelen en het gelijk aan hun zijde denken te hebben. Natuurlijk, de weg naar de ware kerk zal in ootmoed moeten worden aangewezen. En we zullen daarbij inderdaad alle hoogmoed moeten nalaten. Maar als we dat doen, mag en moet de rijkdom van de ware kerk van Jezus Christus waar de Waarheid van Zijn Woord wordt bewaard, ook benoemd moeten worden als genade van God. Als ark van behoud waarbuiten geen zaligheid te zoeken is (NGB art. 28).
Dan geldt bij het ontmoeten van andere christenen, die in ontrouwe kerkgenootschappen, het woord van Christus “Wie met Mij niet verzamelt, die verstrooit”, Matt. 12:30.

6. Er is daarom nooit een weg voor interkerkelijke evangelisatie. Ook al schuilt ook hierin een stuk verleiding. Om toch maar liever te zien wat bindt dan wat scheidt. Het voelt toch ook goed, om te weten dat je samen voor dezelfde zaak zou staat. Maar de grote vraag is of het wel dezelfde zaak van Christus is, en of zo zijn kerkvergaderend werk werkelijk wordt gediend?

7. Een andere moeite die we het hoofd zullen moeten bieden is de frustratie, die kan ontstaan als je steeds tegen muren lijkt te spreken. De teleurstelling dat de oogst tegenvalt. Dat de woorden die je hebt uitgesproken naar je idee weinig of niets hebben uitgericht. Dat het spreken over je Heiland en de noodzaak tot bekering er alleen maar voor heeft gezorgd, dat de mensen met een grote boog om je heen lopen. Of je niet meer aanspreken. Dat kan zelfs leiden tot moedeloosheid, defaitisme, onverschilligheid. Wat heeft het allemaal voor zin? De mensen willen toch niet. Maar zie dan dat de Hére niet moedeloos wordt. Hij werkt door. Hij wil aan zijn volle getal komen. Gods Woord zal niet ledig tot God wederkeren, maar het zal doen wat Hem behaagt en dat volbrengen, waartoe Hij het zendt (Jes. 55:11). Dan kan het zijn dat de mensen zich verharden, maar ook daartoe moet toch het evangelie uitgaan (Jes. 6:10, Hand. 28:24-28). Wij zijn toch Gods mede-arbeiders (1 Kor. 3:9)? De Here gaat verder, wij gaan toch achter Hem aan? Ook door Zijn Naam te blijven belijden, en Zijn Woord uit te bazuinen in deze wereld?
De Here Jezus heeft Zelf tijdens zijn omwandelingen ook veel te maken gehad met volhardend ongeloof. Met scharen die Hem wel volgden maar Hem tenslotte verwierpen. Zouden wij nu niet Hem als onze Leidsman willen volgen? We mogen toch niet anders? Dan mogen we erop vertrouwen dat de Here de moede kracht geeft en dat Hij de machteloze sterkte vermeerdert. Wie de Here verwachten putten nieuwe kracht: zij lopen maar worden niet moede; zij wandelen maar worden niet mat (Jes.40: 29-31)

In de contacten met de naaste


Wij mogen en moeten in dienst van Christus ook in deze wereld van Zijn koninkrijk getuigen. In een wereld van wetteloosheid. Net als Noach dat moest gedurende de bouw van de Ark. Met woord en daad getuigen. Van Noach werd ook gezegd dat Hij een rechtvaardig mens was, die met God wandelde. Je kon het aan Hem zien. Noach ging door. Hij raakte niet gefrustreerd. Hij wist dat Hij bezig was in Gods rijk. Hij wordt in 2 Petr. 2:5 dan ook prediker der gerechtigheid genoemd. Zo moeten ook wij eenvoudigweg getuigen. Daarbij wel zoekend zijn naar de ander. Met ontferming bewogen vanwege het dreigende oordeel (Hand. 17:31).
Tegelijk juist daarom niet afdoen van de radicaliteit van Gods Woord, of van de omvang van het evangelie. Gewoon in onze onderlinge contacten een zoutend zout zijn. Maar eerlijk en oprecht. Zonder slimmigheden of trucs.

Evangelisatie begint dus allemaal bij jezelf als kerklid of als gezin in de kerk. Dan richt je je op de naaste die de Here op je weg heeft geplaatst. Je buren, je kennissen, je collega’s, je medescholieren of medestudenten of andere contacten. Misschien zelfs je kinderen als die van de Here en zijn kerk vervreemd zijn. Dat is ook tegelijk de echte naastenliefde. De ander het evangelie van Christus voorhouden als Woord van behoud. Wij moeten niet slim en handig zijn met onze evangelisatiemethoden. Gewoon Gods Woord doorgeven, dat Woord citeren, uitleggen, de boodschap ervan samenvatten.
Dat vraagt allerlei activiteit van ons. Drempels overwinnen, kennis vergaren, je toeleggen om het door te geven, gesprekken aangaan. En dat alles ingebed in een leven met en voor de Here. U begrijpt, dat is aan de ene kant een levenslange opgave. Aan de andere kant is evangelisatie niet iets wat je “erbij” doet, maar wat er helemaal onderdeel is van je geloofsleven. Wat onlosmakelijk verbonden is bij het leven in het verbond.

Evangelisatie is ook niet allereerst iets voor een commissie van de kerkenraad. Nee, het eerste en allerbelangrijkste is dat je jezèlf daarin geeft aan de Here.
Als we dus de vraag moeten beantwoorden: wat heeft de Here ons nog overgelaten aan mogelijkheden? Dan is het antwoord: Zijn Woord, Zijn Geest, Zijn kerk en Zijn discipelen! Eigenlijk alles dus.

Toerusting


Dan kan het nog wel nodig zijn dat je in de kerk als kerklid ondersteuning en toerusting nodig hebt. Hulp van anderen in de kerk om je kennis te vergroten en om de vaardigheid om een gesprek te voeren, te verbeteren.
De kennis die je nodig hebt is in de eerste plaats de kennis van Gods Woord, maar daarnaast ook kennis van dwalingen en secten. Kennis van de belijdenisgeschriften die die dwalingen weerleggen. Kennis ook van het leef- en denkklimaat van de mensen van de wereld. Om zo alles toetsend aan Gods Woord te kunnen beoordelen. En dat uit te kunnen leggen aan de ander. Dat zal de een overigens van huis uit beter kunnen dan de ander. Er is ook hier verschil in gaven. Maar we kunnen wel allemaal door de Geest van God ons inzetten en leven naar Zijn Woord.

Naast het onmisbare van kennis en onderscheidingsvermogen zijn ook vaardigheden nuttig. Om bijvoorbeeld te weten hoe je begint te spreken met een ongelovige over het evangelie. Wat je in het begin of wat je beter in het vervolg aan de orde moet brengen. Inhoudelijke en technische hulp kan zeker bevorderlijk zijn voor ieders evangeliseren. Het is een goede zaak als daar aan gewerkt wordt. Maar het belangrijkste is toch wel ieders bereidheid en inzet om dat in eigen leven te doen. Als dienstknecht van de Here. In dienst van Zijn koninkrijk.

Gemeenschappelijke activiteiten


Hoe staat het nu met georganiseerde evangelisatie, vroeger ook wel met een vreemde uitdrukking “opzettelijke evangelisatie” genoemd? Ook daarover moet worden nagedacht. Daar heeft art. 26 van de KO ook betrekking op.
Met de schaarste aan krachten zoals nu in de kerk, zou meer gebruikt gemaakt kunnen worden van het internet. Bijvoorbeeld door preken beschikbaar te stellen. Preken om te lezen of te beluisteren. Daar wordt al aan gewerkt op verschillende sites van de gemeenten. Dat kan verder worden uitgebreid.

Ook is denkbaar, maar dat vraagt al veel meer voorbereiding, dat er een bijbelcursus beschikbaar gesteld wordt, op papier of digitaal of beide. Met daarbij uiteraard ook begeleiding door speciale begeleiders. Ook die zullen goed toegerust moeten worden, en een specifieke training moeten volgen. In de persoonlijke contacten kan dan op zo’n bijbelcursus gewezen worden. Ook zal meer uitgesproken uitgenodigd moeten worden om zondags mee te gaan naar de kerk.

Daarnaast is het uitzenden van de kerkdiensten via de lokale omroep een goede mogelijkheid. Ook daar wordt in een enkele gemeente al een begin mee gemaakt. Ook via internet zou er gewerkt kunnen worden aan het opzetten van uitzendingen van diensten of speciale toespraken etc.

Zo zijn er in feite volop mogelijkheden aan ons overgelaten om het bevel van de Here op te volgen. Om zijn Geest in ons te laten werken. Laten we ons hiervan bewust zijn. En laten we ons niet laten afschrikken, en ons zeker ook niet terugtrekken.
Want de Here heeft ook ons verzekerd:
    En zie, Ik ben met U al de dagen tot aan de voleinding van de wereld, Matt. 28:20