De werkingen van de Heilige Geest


In het Pinksternummer heb ik in een hoofdartikel geschreven over Pinksteren als het feest van de vervulling. Daarbij kwamen vooral aan de orde de werkingen van de Heilige Geest, Die als de Geest van Christus werkt door het Woord. In dit artikel wil ik nu verder schrijven over de genadegaven (charismata) van de Heilige Geest. En in verband daarmee over de invloeden van de evangelische beweging wereldwijd.

Zelf


De gevaren van de charismatische opvattingen en van de evangelische invloeden in de kerken worden kernachtig uitgedrukt in dat ene woordje: zelf.
Van jongs af aan zit dat al in onze gedachten, bij de een meer dan bij een ander. U hebt misschien ook wel bij een kind opgemerkt dat het al heel jong, als het nauwelijks kan praten, toch duidelijk kan maken door dat ene woordje zelfdat het niet geholpen wil worden. En hoe kan dat niet bij het ouder worden, als wij min of meer hulpbehoevend worden, een groot verdriet worden: afhankelijk te zijn, niet meer zelf te kunnen zorgen. Hoe moeilijk is het om dat te leren aanvaarden.
Hulpbehoevend - die term kennen wij ook uit het kerkelijke leven. Voor hulpbehoevende kerken wordt gecollecteerd. Daarover hoop ik een volgend artikel te schrijven, als het zal gaan over 'zelfstandige' plaatselijke kerken.
Maar dan nu over de evangelische richting en de charismatische beweging, die gekenmerkt worden door dat woordje ‘zelf’.

Vriendschap in plaats van gehoorzaamheid?


Daarover ging het onder meer in de samenkomst van de charismatische vleugel binnen de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt. Die wil het werk van de werkgroep ‘Gods Geest Werkt’ voortzetten en heeft onlangs in Drachten een samenkomst belegd.
Een van de sprekers was ds. J(os) Douma, die in 2000 in Kampen promoveerde op een proefschrift onder de titel Veni Creator Spiritus. Daarin heeft hij gepleit voor bevindelijk preken. Hij omschrijft bevinding als ‘datgene wat de gelovigen ervaren in de omgang met God’, je persoonlijke beleving van het geloof, het aangeraakt zijn door de Geest. Op die manier moet er gepreekt worden, aldus ds. Douma en daarvoor is meditatie bij de voorbereiding van de preek een eerste vereiste. Anders gezegd: de verborgen omgang met God.
Daarover sprak ds. Douma op de hierboven genoemde samenkomst. Br. H.P de Roos karakteriseerde deze bijeenkomst in zijn e-mail rubriek Opgemerktals een gevaarlijk kwaad:
    `Het ‘bevrijdingspastoraat’ (is) niet eens de gevaarlijkste vorm, opzichtig als het werkt. Veeleer is dat het sluipende kwaad van eigenzinnig vragen naar geestelijke opwekking, naar emotie en ervaring, die gestimuleerd en gekweekt worden in even onschuldig lijkende als bedenkelijke samenkomsten....Douma vulde de verbondenheid met God in als ‘vriendschap’. Zoals Jezus in het Johannesevangelie tegen zijn leerlingen zegt: ‘Vrienden noem ik jullie’. Daarmee is Jezus niet ‘je vriendje’; er hoort gehoorzaamheid bij, want Hij zegt ook: ‘Jullie zijn mijn vrienden als je doet wat ik zeg.’ Douma: “We hebben in de gereformeerde traditie wel eens wat veel nadruk gelegd op de gehoorzaamheid, en minder op de vriendschap. Dan wordt geloven vreugdeloos. Vanuit vriendschap met Jezus wordt het heerlijk om de wil van de Heer te doen. Dan wil je niets liever”.

Maar we moeten wel even verder lezen in Johannes 15. Daar zegt de Here Jezus Christus namelijk tegen Zijn discipelen dat Hij hen niet langer slaven noemt – want een slaaf weet niet wat zijn heer doet, maar dat Hij hen vrienden noemt omdat zij wel mogen weten wat hun Heere doet, namelijk alles wat Hij van Zijn Vader gehoord heeft.
Daar horen we dus wat die bevinding is, die ‘verborgen omgang’ met de HEERE. Dat is dat Hij ons Zijn verbondsgeheimen bekend maakt. Dat Hij door Zijn Geest en Woord in ons werkt en ons zo van harte gewillig maakt en ook alles daartoe geeft opdat wij voor Hem zullen leven, Heidelbergse Catechismus Zondag 1.
De Heere voegt er dan aan toe dat niet zij Hem hebben uitgekozen, maar dat Hij hen heeft uitgekozen om heen te gaan en vrucht te dragen.
Niets van dat geroep wat wij wel zullen doen of gedaan hebben, niets over wat wij zoals hebben beleefd en ervaren. Niets van dat subjectivisme dat steeds meer, vooral in de prediking, maar ook in het omgaan met Gods geboden, de ervaring in plaats van het Woord van God centraal stelt. Niets van dat evangelische ‘zelf’.

Het evangelische zelf


In het vervolg van dit artikel signaleren wij de gevaren van de evangelische invloeden in de kerken. Wij zien die niet alleen in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt en andere kerkgenootschappen, maar eveneens in de Gereformeerde Kerken (hersteld). En dat geldt dan niet alleen in Nederland, we denken ook aan de kerken in Australië, Canada en Zuid-Afrika.
Als we moeten spreken over gevaren van de evangelische richting mogen wij de positieve kanten niet vergeten. Ik denk aan de levensstijl van de evangelische christenen en momenteel vooral aan de reactie van de vooraanstaande evangelische leiders op de droevige ontwikkelingen binnen de Christen Unie, waar een commissie komt met voorstellen over de plaats van activerende homoseksuelen binnen de partij. Die voorstellen ontkrachten het duidelijke gebod van de HEERE door het aan te passen aan de wereld.
In de evangelische richting klinkt de roep om terug te keren naar de Bijbel. Maar dat is meer omdat men het niet eens is met de belijdenis van de kerk en de vrijheid zoekt om zelf de Bijbel zuiver uit te leggen zonder 'belasting'. Maar men verliest de eenheid van de Bijbel uit het oog, vooral de voortgang in de heilsgeschiedenis en beperkt zich tot het aanhalen van losse teksten.
Wat het geloof en de bekering betreft moeten wij opmerken dat men heel weinig zicht heeft op het verbond van de HEERE en er ook niet over wil horen. Men zal eerder zeggen dat men zelf een verbond met God sluit. De mens, de vrome mens staat al te zeer centraal. In de samenkomsten van de evangelischen hoort men meer dan eens: 'ik dank U dat ik.....' en dan komt er veel, dat meer getuigt van eigen ervaringen dan van de vastheid van Gods verbond. En men is sterk bezig met: ik kies of ik heb gekozen voor Jezus. Het is de arminiaanse manier van spreken in de nadruk op de eigen beslissing.
Maar een verbondskind heeft eigenlijk niets te kiezen, maar wordt vermaand om de keuze van de HEERE te beantwoorden.
In het getuigen komt men vaak niet verder dan dat men getuigt van zichzelf, van wat men allemaal heeft meegemaakt, wat men zo ervaren heeft en nog beleeft.
En in verband met het zogenoemde bevrijdingspastoraat (het uitdrijven van boze geesten) gaat men ervan uit dat ziekte onmogelijk uit Gods hand kan komen en dat daar alleen de duivel achter zit. En je moet dan zo sterk zijn in je geloof dat je die duivel uitdrijft door te bidden.
Verder meent men dat de Heilige Geest ook nu nog in openbaringen van verschillende vorm rechtstreeks en levend tot de gelovigen spreekt. Een regelrechte openbaring uit de hemel.
Dat alles loopt uit op een verduisterd zicht op de kerk. Men meent deel te krijgen aan Christus en Zijn weldaden zonder de kerk, tenminste zonder de kerk zoals deze beleden wordt overeenkomstig de Heilige Schrift in de Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 27-29. Vandaar dat men zich niet opmaakt tot reformatie van een afvallige kerk, maar genoegen neemt met een reveilbeweging binnen de gedeformeerde kerk om daar samen geestelijk voedsel te zoeken in eigen samenkomsten. De Evangelische Omroep heeft dan ook van het begin af zich geprofileerd als: méér dan een omroep, de oecumene van het hart.



De Geest van Christus


De Schrift wijst ons op het werk van de Heilige Geest als de Geest van Christus.
De kerk van alle eeuwen belijdt dat de Here Jezus Christus is ontvangen van de Heilige Geest, Die Maria overschaduwde (Luk.1:36).
De openbaring over de verhouding tussen Christus en de Heilige Geest schrijdt in het Nieuwe Testament verder voort. Het is door de zalving van de Heilige Geest dat Jezus de Gezalfde is (Luk.3:22), overeenkomstig het woord van de HEERE tot Johannes: “Op Wie gij de Geest ziet neerdalen en op Hem blijven, Deze is het” (Joh.1: 33). De zalving betekende altijd, naast de roeping tot het ambt, ook het bekwaam maken. Dat geldt ook voor christenen, die deel hebben aan die zalving van Christus en die dan ook door Christus zowel geroepen als bekwaamd worden door de Heilige Geest als profeten, priesters en koningen.
Ook in het lijden van Christus werkte de Heilige Geest: Christus heeft door de Geest Zichzelf geofferd (Heb.9:14). En ook Zijn verheerlijking daarna werd door de Heilige Geest bewerkt: levend gemaakt door de Geest (1 Petr.3:18). En Zijn hemelvaart wordt genoemd een heengaan in de Geest (1 Petr.3:19).
Die verhoging hield verder in dat toen voluit gesproken kon worden van de Geest van Christus. Zo beloofde Christus als vrucht van zijn offer de Trooster te zullen zenden (Joh.14 en 16 passim). De Geest deelt het werk van Christus uit. Immers, Hij verzekert er ons van dat Hij in ons wonen wil en ons tot levende leden van Christus wil maken. Want Hij eigent ons toe wat wij in de belofte in Christus hebben (Doopformulier).

Werkingen


Overeenkomstig het woord van de Heilige Geest Zelf door middel van Zijn apostel Paulus in 1 Kor.4:4-6 spreken wij van genadegaven (charismata), bedieningen en werkingen. Zo wordt er in art.9 NGB gesproken van de ’bijzondere ambten en werkingen’ (Lat.‘officia et effecta’) van de Heilige Geest. Dat uitgangspunt zorgt er voor dat wij in onze discussies niet verzanden in egocentrische overdenkingen over wat wij als gaven van de Geest ontvangen.
Wij mogen niet uit het oog verliezen het grote werk van de Heilige Geest van eeuwigheid in Zijn intertrinitarische verhouding tot de Vader en de Zoon, Zijn werk in de schepping (Gen.1:2), Zijn werk de eeuwen door tot vergadering van de kerk en als Uitvoerder van de koninklijke heerschappij van Christus (zeven vurige fakkels brandende voor de troon, Openb.4:5), Zijn bidden in en door de Bruid (Rom.8:27, Openb.22:17), Zijn werk in de wereld om die te overtuigen van zonde en van gerechtigheid en van oordeel (Joh.16:8).
Tenslotte noemen we de wedergeboorte van hemel en aarde. Dat laat zien dat het werk van de Heilige Geest kosmisch is. Door Hem, de Geest van Christus, is het dat God alles vol maakt, zodat Hij is alles in allen, die Hij door Zijn Woord geroepen en volmaakt heeft en vergaderd tot Zijn gemeente van de uitverkorenen.
In heel die werkzaamheid van de Heilige Geest ligt ingebed het leven van Gods kinderen door de Geest.

Zien in plaats van horen


Nu dan nog over de charismata. Dit woord betekent letterlijk: genadegaven van God - en dat betekent veel meer dan wat men in de loop van de tijd onder charismata en charismatisch is gaan verstaan.
Eerst een algemene opmerking. De roep om de bijzondere gaven van de Heilige Geest komt ten diepste toch voort uit het aloude verlangen om te zien in plaats van alleen maar te moeten geloven, het alleen maar te moeten doen met horen.
Dat is al begonnen in het Paradijs, toen de mens niet wilde aannemen het woord van God met betrekking tot de vrucht van die ene boom, waarvan de HEERE had verboden te eten. Wij wilden zelf beslissen, omdat we meenden te zien dat die vrucht juist goed was.
Dat is de hele geschiedenis van de mensheid doorgegaan en dat wordt geïntensiveerd in deze laatste dagen! Ook in de roep om de charismata gaat het tenslotte toch weer om de mens, weliswaar de godsdienstige mens, maar toch de mens, die niet genoeg heeft aan het Woord van God, maar die iets wil zien. Het is nog steeds zo als in de dagen van de Here Jezus Christus, dat de mensen vroegen om tekenen en dat de Heere hen opriep om Hem te geloven op Zijn woord. Ja, als er wonderen gebeuren riepen de mensen om het hardst: Wij hebben heden ongelooflijke dingen GEZIEN!
Maar we moeten in die wondertekenen van eertijds hetzelfde horen als het klokgelui voordat de dienst des Woords in de kerk begint. Die tijdelijke wonderdienst kwam eerst voordat God een nieuw begin maakte voor de prediking van Zijn Woord.


De genadegaven


De Pinksterbeweging zet de glossolalie bovenaan haar lijst. De Heilige Geest Zelf, sprekend door Paulus, zet ze in 1 Korinthe 12 op de laagste plaats. In die beweerde gave van de tongentaal en ook in de idee dat de Heilige Geest nog steeds openbaringen geeft gaat het de mensen erom de geestelijke ervaring van het eigen ik hoog te houden. Terwijl de HEERE in die eerste tijd van de christelijke gemeente wilde dat daardoor de gemeente zou worden opgebouwd, zoals dat met name in 1 Kor.12-14 te lezen is.
Opmerkelijk is het dat die charismatischen uit de lijst van de tekenen, die volgens het woord van de Heiland de gelovigen zullen volgen, alleen het spreken in nieuwe tongen en de genezing van zieken door handoplegging nemen als nog geldende voor vandaag en vooral de laatste tijd ook, zelfs in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, de uitbanning van boze geesten, maar niet het opnemen van slangen en het drinken van iets dodelijks (Marc.16: 17-18).
Veel belangrijker echter is wat wij in 1 Kor.12:8-10 lezen over allerlei ‘gewone’ gaven: met wijsheid spreken, met kennis spreken, geloof, werking van krachten, profetie, onderscheiden van geesten.
En in Romeinen 12:7-8 horen wij nog meer over deze ‘gewone’ gaven: profetie, dienen, onderwijzen, vermanen, meedelen, leidinggeven en barmhartigheid bewijzen.
Het grootste wonder, de rijkste genadegave, dat is toch het geloof, de dagelijkse wedergeboorte, strijd tegen de zonde en voor het geloof dat de heiligen is overgeleverd (Judas:3).
En wij geloven toch ook, dat de gelovigen deel hebben aan de zalving van Christus (H.C. Zondag 12). De Heilige Geest, Die Gods kinderen zalft, zegt Zelf door middel van de apostel Johannes, dat àlle gelovigen Zijn zalving hebben en dat zij àllen weten (1 Johannes.2:12). Zij hebben alle schatten van wijsheid en kennis (Kol.2:3); “die de HEERE zoeken, verstaan alles” (Spr.28:5b). Dat is dus niet alleen een voorrecht voor sommige bijzondere ‘volle’ christenen!
Wie denkt eraan dat de smaad om Christus´ wil, de vervolging, betekent een deel hebben aan de Geest van de heerlijkheid: “Indien gij door de naam van Christus smaad lijdt, zijt gij zalig, daar de Geest der heerlijkheid en de Geest Gods op u rust” (1 Petr.4:14)? En wie staat er bij stil, dat het een voorrecht is dat de HEERE ons waard acht om Christus´ wil smaad te lijden, ja, dat we het zelfs louter vreugde moeten achten, (Jak.1:2), een charisma, een genadegave (Filipp.1:29)?
Al deze genadegaven hebben hun plaats in de gemeente. De HEERE vermaant daarom de kerkleden om elkaar met hun gaven te dienen. Het ambt in de kerken heeft volgens Ef.4:12 tot taak in de gemeente de gelovigen toe te rusten tot dienstbetoon. De ambtsdragers moeten dan ook de charismata opsporen, inschakelen, stimuleren - maar eveneens de dragers ervan binnen de perken van dienstbaarheid houden om verwarring te voorkomen. Zo wordt het Lichaam van Christus gebouwd.
Wonderen als het wandelen op het water door Petrus en de doortocht door een zee zoals Israël dat mocht doen, gebeuren alleen als de HEERE ertoe roept en Zijn belofte erbij geeft.
Wie zal zeggen of een wondergenezing het werk van de HEERE is of mogelijk zelfs van de wetteloze (2 Tess.2:9)?

Tenslotte: wij mogen van dag tot dag ondervinden dat de Heilige Geest Zijn belofte, die in de doop is betekend en verzegeld, vervult. Hij deelt de schatten van Christus uit, namelijk de afwassing van de zonden en de dagelijkse vernieuwing van ons leven. Hij wil in ons wonen en ons tot levende leden van Christus maken. Die weldaden ontvangen wij door de bediening van Woord en sacrament in de kerk van de Here Jezus Christus.

De volgende keer hoop ik te schrijven over het grote wonder dat de Here Jezus Christus nog steeds werkt en naar Zijn belofte zal blijven werken totdat Hij komt: de vergadering van Zijn kerk door Zijn Woord en Geest.
Dan komt ook aan de orde hoe dat ´zelf´, waar we hierboven over handelden, een plaats krijgt in de kerk.