Draaihartigheid
De ChristenUnie heeft haar draai genomen. In letterlijke zin. Duidelijk heeft zij het CDA tot leermeester gehad, want voor het diplomatiek formuleren van een besluit, waarmee een partij wegdraait voor de consequenties van haar standpunt, kan zij haar diploma verkrijgen.
Het hete ijzer, zo uit de anti-homo-smederij van mevrouw Yvette Lont, heeft de partij eerst wat laten afkoelen door een commissie in te stellen. Maar toen kon men het uiteraard niet meer smeden. Daarop heeft de commissie en in haar kielzog de partij het maar omgedraaid, zodat kop noch staart meer zichtbaar waren. De journalist van het ND liet tussen de regels van zijn verslag zijn eigen standpunt lezen, dat kennelijk niet zozeer voor de partij als wel voor de ferme opmerkingen van mevrouw Lont zijn sympathie heeft. Ergens in dat verslag plaatst hij opvallend, wijl letterlijk het slimme besluit van de ChristenUnie inzake homosexuelen in de partij:Een homohuwelijk en ongehuwd samenwonen kunnen aan dat huwelijk niet gelijk gesteld worden. Na die vaststelling volgt dan deze passage: ,,Het spreekt vanzelf dat de ChristenUnie van haar vertegenwoordigers vraagt dit standpunt op een politiek geloofwaardige manier uit te dragen. Dit heeft uiteraard consequenties voor de selectie van kandidaten. De partij oordeelt hiermee niet over de levenswijze van al haar leden, maar selecteert wel mensen die haar politieke overtuiging geloofwaardig kunnen uitdragen. Wanneer een (beoogd) vertegenwoordiger van de ChristenUnie in een homoseksuele relatie leeft is dat gezien de politieke overtuiging van de partij uiteraard een relevant gegeven”.
Het is, gezien de politieke overtuiging van de partij, niet af te wijzen, maar een gegeven. En daar hangt dat ijzer dan weer. Ongesmeed in plaats van omgesmeed. Wat er naderhand van komt, zien we dan wel weer.
Zo is dan een partij, het GPV, dat, zo erkent de commissie, het huwelijk altijd heeft gezien als een van God geven instelling tussen een man en vrouw, geseculariseerd tot een draaihartige instelling, die alle kanten uit kan. De uitlatingen van mevrouw Lont waren de nagalm van een vastomlijnd verleden, die in deze postmoderne omgeving klonk als een dissonant, wijl gebaseerd op Gods Woord. De CU wil alleen in naam zich op dat Woord baseren:Een gedragscode, waarin afspraken kunnen staan over omgaan met declaraties en niet te combineren functies, moet worden voorafgegaan door een uitgangspunt. Dat luidt, dat alle vertegenwoordigers van de partij de Bijbel aanvaarden als het gezaghebbende Woord van God, waardoor zij zich in hun heel hun doen en laten willen laten leiden.
Gezien de diplomatieke praktijk is deze fraaie volzin niet meer waard dan een leugen. Want de wijsheid van dat Woord, dat in de grondslag van de CU is verwerkt, is hier vervangen door menselijke handigheid. Het is een christelijke vlag op een seculiere modderschuit. Een schuit, die zijn startpunt heeft in een even onduidelijke kerkgemeenschap, omdat, zo zegt het verslag,ook in de kerken – en al helemaal in de nog breder samengestelde achterban van de ChristenUnie – verschillend wordt gedacht over christelijke levensstijl. Denk aan de zondagsbesteding.
Zo wordt de dubbelzinnige leer van de kerk uitgangspunt voor een draaihartige levenspraktijk. De partij heeft geschiedenis gemaakt, zegt het ND zeer terecht.
Gelukkig dat er nog één was, die als lid van de commissie niet met haar rapport wilde meegaan, omdat men God meer gehoorzaam moet zijn dan mensen. Het was de vroegere RPF-leider Meindert Leerling, die in zijn rapport schreef:om des gewetenswil kan ik mij niet vinden in het feit dat geen consequentie wordt verbonden aan het op Bijbelse gronden afwijzen van een homoseksuele relatie.
Waarmee hij precies de dubbelhartigheid van het CU-rapport in het hart heeft geraakt.Staken
Het is dit jaar precies 105 jaar geleden dat de staking in de vervoersbedrijven door een wetsontwerp van dr. Abraham Kuyper na aanvaarding door de Kamer, werd lamgelegd. Niet de machtige volksarm, die het raderwerk wilde stilleggen, was de sterkste, maar de werkelijkheidszin van regering en volksvertegenwoordiging.
Ds. J.C. Sikkel schreef daarover in het Hollands Kerkblad van 18 april 1903 met zijn altijd ruim vloeiende pen:Door de goedertierenheid Gods over ons volk is de revolutionaire stakingsbeweging voor het oogenblik voorbij. Het Ministerie der Koningin, het Christelijk Ministerie, stond pal voor de goddelijke roeping der Overheid, om de kwaden te straffen en recht en vrijheid te beschermen. Zoo werd de overheidsmacht ontplooid in politie, leger en schutterij en in ontblooten van het zwaard, dat niet tevergeefs door de Overheid gedragen wordt. Zoo kon de arbeid doorgaan van allen die zich niet onder het revolutionair Comité wilden buigen. De krijgsman met sabel of geweer verzelde den werkman, reed mee op den wagen en bewaakte weg en woning. En, zij het ook met beperkter dienst, de spoortreinen floten en stoomden langs de lijnen; het gas brandde door heel de stad; de bakker bracht het brood of stelde het verkrijgbaar; en voorts redde alles zich met een beetje avontuur.
De Christelijke werkmanswereld toonde haar bestaan. Als één man bleven allen, die konden, aan het werk. Zij hielden voeling met elkaar en met allen, die den gang en de orde in het werk wilde houden. Het viel mee. De moed kwam er in. En zoo zetten onze mannen zich schrap tegen wat zij wachtten, zich bewust van hun roeping.
Intusschen weerstond de Tweede Kamer de pogingen der Socialisten, om de behandeling der aanhangige strafwetten op te houden en zoo mogelijk, in verband met gebeurlijkheden buiten de Kamer in de war te sturen.
Kom daar vandaag eens om. Berustend tracht het volk de busstakingen te boven te komen met aanpassen, met toepassen van hulpmiddelen, met bijpassen van de kosten van taxi’s en dergelijke. Maar er is geen overheid die ingrijpt, zij laat bejaarden en studenten maar in de rij staan zonder dat er een bus komt. De eisen van de vakbonden tegen de arrogante en op eigen rijkdom beluste ondernemingsleiders mogen dan redelijk zijn, het middel om die ingewilligd te krijgen is bruut, ontziet niets en niemand. De buschauffeur die ik vanmiddag (26 mei) daarover aansprak zei: ‘Niets aan te doen’. Hij begreep niet dat niet zijn bazen, maar zijn klanten de dupe zijn. Hij gehoorzaamde de bond, verder niets.
En dat is dan ook het slotwoord van het zuchtende volk: niets aan te doen. Als de overheid de ongebondenheid der mensen niet bedwingt, zoals in 1903, dan draagt zij het zwaard tevergeefs.Als de rechtvaardigen toenemen, verheugt zich het volk; maar het volk zucht, als een goddeloze heerst (Spreuken 29 : 2)