Jakob


Jakob heeft 12 zoons gekregen. Hij heeft dus een grote familie. Gods volk wordt steeds groter. Het volk Israël is door de Here apart gezet. Ze mogen Gods heilig volk zijn. Toch zijn deze mensen net zo zondig als alle andere mensen. In dit verhaal zul je lezen dat de zonen van Jakob niet goed met elkaar omgaan.

Jakob en zijn kinderen


Jakob houdt veel van zijn kinderen maar van Jozef houdt hij het meest. Jozef is zijn lievelingszoon. Jozef en zijn broertje Benjamin zijn beide zonen van Rachel. En Rachel was Jakob zijn lievelingsvrouw. Jozef komt vaak bij zijn vader om dingen te vertellen over zijn broers. Eigenlijk is hij aan het klikken. Hij vertelt aan zijn vader als ze iets doen wat niet goed is. Jakob geeft zijn lievelingszoon een hele mooie jas, een pronkgewaad. Zo’n jas krijgen de anderen niet, daarom worden ze jaloers. Ze vinden het niet eerlijk dat Jozef wel zo’n mooie jas krijgt en zij niet.

Opdracht


Is het gelukt om de vorige keer de namen van de zonen van Jakob uit je hoofd te leren? Vul nu de weggelaten namen in.
Ruben

Issakar


Naftali


Levi

Jozef


Aser



Jozef zijn dromen


Jozef krijgt in zijn slaap dromen en vertelt die aan zijn broers. Hij vertelt dat hij droomde dat hij en zijn broers schoven aan het binden waren. Ze bonden een hele bos koren bij elkaar. De korenschoof van Jozef bleef rechtop staan terwijl de korenschoven van de broers diep bogen. Ze bogen voor de schoof van Jozef. De broers vinden dit een rare droom. Ze vragen zich af of Jozef soms koning over hun wil worden. Ze vinden dat niet goed. Hun jongere broertje denkt dat hij beter is dan zij!
Even later komt Jozef weer met een droom bij zijn broers. Hij vertelt dat hij nu gedroomd heeft dat de zon, de maan en 11 sterren voor hem gingen buigen. Zelfs vader Jakob snapt niet wat deze droom betekent. Zal iedereen eens voor Jozef gaan buigen? Dat lijkt wel een heel wonderlijk verhaal. De broers vinden het niet leuk dat Jozef deze dromen heeft. Ze houden niet van hem en gaan hem zelfs haten!

Jozef naar zijn broers


Op een keer zijn de broers van Jozef met de schapen van vader Jakob op reis naar Sichem. Ze zoeken een goed plekje voor de schapen, waar voldoende te eten en te drinken is. Als ze een poosje weg zijn wil vader Jakob graag weten hoe het met ze gaat. Hij roept Jozef en stuurt hem op pad naar Sichem. Maar als Jozef in Sichem komt blijken zijn broers er niet te zijn, ze zijn al weer vertrokken. Gelukkig kan een man hem helpen. Hij heeft gehoord dat ze zeiden dat ze naar Dotan wilden gaan. Jozef reist daarom ook naar Dotan. De broers zien Jozef in de verte al aankomen en zeggen; ‘kijk daar komt die dromer aan! Kom laten wij hem doden en aan de andere mensen vertellen dat een wild dier hem heeft opgegeten!’ Ruben zegt dan dat ze geen bloed moeten vergieten, maar ze hem beter in de put kunnen gooien. Hij denkt hierbij dat hij later naar de put terug kan gaan en Jozef kan verlossen. Hij kan er dan voor zorgen dat Jozef toch weer veilig thuis komt bij hun vader. Als Jozef bij hen is gekomen pakken ze hem en trekken ze hem zijn mooie jas uit. Ze pakken hem beet en gooien hem in een lege put. Daarna gaan ze rustig eten. Eindelijk hebben ze Jozef iets aangedaan. Eindelijk hebben ze hem te pakken genomen, die dromer!

Jozef in de put en wordt verkocht


Tijdens de maaltijd zien de broers een karavaan aankomen. Deze stoet mensen en kamelen zijn op weg naar Egypte. De mensen die erbij zijn komen uit het volk van Ismaël. Deze mensen hebben allerlei spullen mee om te gaan verkopen in Egypte. Juda heeft een goed plan: ‘Als we Jozef nu eens gaan verkopen! Dan hoeven we hem niet te doden en zijn ze toch van hem af. We zullen dan verlost zijn van zijn praatjes, en van zijn rare dromen’. De broers vinden dat een goed idee. Ze trekken Jozef uit de put en verkopen hem aan de Ismaëlieten. Ze verkopen Jozef voor 20 zilverstukken. Zo, nu zijn ze van hem af! Jozef wordt meegenomen naar Egypte, daar zijn ze van verlost!

Jakob rouwt


Als Ruben later bij de put komt om Jozef te bevrijden, ziet hij dat de put leeg is. Jozef is weg. De broers vertellen dat Jozef nu voorgoed weg is. Ze zijn van hem af. Ze pakken de jas van Jozef en smeren hem vol met het bloed van een geitenbokje. Ze laten de jas thuis bezorgen bij hun vader Jakob en laten erbij vertellen dat ze de jas onder weg hebben gevonden. Waarschijnlijk heeft een wild dier hem opgegeten. Als Jakob dit hoort is hij erg verdrietig. Zijn lievelingszoon is dood, opgegeten door een wild dier. Jakob trekt rouwkleren aan en is zelfs zo verdrietig dat de anderen hem niet kunnen troosten. Hij zal rouwen om Jozef totdat hij zal sterven.
Gelukkig is Jozef niet dood, alleen zijn vader weet dat niet. Zijn Vader in de hemel weet het wel. Hij ziet vanuit de hemel wat er met Jozef gebeurt. Hij zal ook voor Jozef zorgen. Hij zal bij hem blijven en op een dag zal hij zijn vader en zijn broers weer zien. De broers begrepen de dromen niet maar op een dag zullen ze de dromen wel begrijpen. Dan begrijpen ze dat de Here voor zijn verbondsvolk zorgt. En dat Hij door middel van Jozef Zijn volk in leven houdt. De Here is een almachtig God. Hij ziet en bestuurt alles. Hij bestuurt het zo dat uiteindelijk uit dit volk Israël de Verlosser geboren kan worden, zoals Hij in Zijn Verbond met hen beloofd heeft.

Opdracht


De Here God is een helper zelfs als je net als Jozef in grote nood bent. Daar zingen we over in Psalm 146 vers 3. Zet de woorden in de goede volgorde.
Hij in dit leven zalig die
Z

tot helper God heeft Jakobs
J

nood die door gedreven de hij
h

om troost zich tot Hem om begeeft
z

in ’t lot moeilijkst die hoop zijn
d

zijn God de Heer op vestigt
v