Evangelisatie als opdracht voor ons allen (1)


Hebben wij een opdracht?


Misschien denken de ouderen onder ons bij evangelisatie nog aan de zondagschool van vroeger. Maar de meeste volwassenen zullen zeker bij evangelisatie terugdenken aan de koffiebar of een stand op de markt of het verspreiden van het evangelisatieblaadje “De Lichtstralen”. Misschien zijn er bij u ook verse herinneringen aan laagdrempelige themadiensten, zoals die de laatste tijd hun vlucht hebben genomen in de GKv. Aan het motto missionaire kerk zijn, aan de alpha-cursus. En dit alles kan ertoe leiden dat u misschien denkt: dit is allemaal niets voor ons. Dit stamt uit een oude tijd. Of: dit hebben we nu juist achter ons gelaten. Daar hebben we niet veel meer mee, of: dit staat ons zelfs tégen vanwege al het verkeerde dat we ervan gezien hebben. Is de wereld de laatste jaren ook niet zo enorm veranderd, dat evangelisatie helemaal geen kans van slagen meer heeft? Bovendien, hebben we daar in onze kleine gemeenten nog wel de mensen voor?

Het kan ook zijn dat u wèl van mening bent dat er aan evangelisatie gedaan moet worden. En dat de kerkenraad maar een commissie in het leven moet roepen om daar op de een of andere manier vorm aan te geven. Dan voldoen we tenminste als kerk aan onze opdracht. Om daarmee vast te stellen, dat daarmee deze opdracht ook is afgewerkt.

Deze artikelen zijn bedoeld om ons te bezinnen op die opdracht. We zullen daarbij onze uitgangspunten in Schrift en belijdenis moeten nemen. We doen dat dan in een situatie waarin er momenteel in de kerken in Nederland geen georganiseerde vorm van evangelisatie meer is. In deze artikelen zal geen uitgewerkt plan staan van toepassingen op het gebied van de ge-organiseerde evangelisatie. Maar wel is de bedoeling om verder te komen in de overdenking van onze opdracht.

Rond de opdracht tot evangeliseren rijzen al snel meerdere vragen op, ook onder ons.
We onderscheiden 3 categorieën.
(1) Ten eerste de vraag of die opdracht ons wel werkelijk aangaat. Hoe belangrijk is die opdracht eigenlijk voor ons in deze tijd? Is het wel een opdracht voor alle tijden? Geldt hij ook wanneer de verwereldlijking de kerk terugdringt naar de uiterste marges zoals heden ten dage het geval is?
(2) Dan de algemene vraag met betrekking tot de uitvoering: geldt die opdracht voor de kerkenraad of moet je het breder zien?
(3) En tenslotte de vragen met betrekking tot de prioriteit, die samenhangen met deze: moet je niet eerst als kerk voor de rest de zaak goed op orde hebben? Een goed georganiseerd en stabiel kerkverband, voldoende predikanten, eigen kerkgebouwen? Moeten we bijvoorbeeld niet eerst het gereformeerd onderwijs goed op poten hebben voordat we naar buiten kunnen treden? Moeten we niet eerst zorgen voor voldoende goed toegeruste kerkleden om hun diensten te kunnen verlenen?
Al dergelijke vragen kunnen in ons opkomen. En het is op zich goed om ook die vragen te overwegen en proberen te beantwoorden. Maar laten we daarbij in de eerste plaats luisteren naar wat de HERE ons daarover zegt in zijn Woord. Welke opdracht Hij ons geeft en met welk doel. Dat moet eerst helder zijn, willen we afwegingen kunnen maken over onze uitvoering van die opdracht. En daarbij ook bezien welke mogelijkheden de Here ons daarvoor nog heeft overgelaten.

Wat is evangeliseren?


Het woord ‘evangeliseren’ komt van het Griekse “euangelidzomai” dat betekent het evangelie verkondigen, uitdragen. Dat woord voor evangeliseren vinden we bij de aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper door de engel Gabriël aan Zacharias, en bij de aankondiging van de geboorte van onze Heiland aan de herders door de engelen. We zien dat woord evangeliseren ook staan in Matt. 11:5 waarin de Here Jezus zelf richting Johannes de Doper Zijn eigen Woordverkondiging aan de armen van geest weergeeft: “aan armen wordt het evangelie verkondigd (= geëvangeliseerd)!” Dat is het goede nieuws dat de Here Jezus zelf onder woorden brengt, als kenmerkend voor de nieuwe Messiaanse tijd en van het Koninkrijk der hemelen. Heel Christus’ leven op aarde was één en al verkondiging van het Koninkrijk van God. Evangeliseren dus. Dat gold niet alleen zijn prediking, maar zijn hele werk. Petrus vat de rijkdom van die evangelieprediking van Christus samen in 1 Petr. 4:6:
    Want daartoe is aan doden het evangelie gebracht, opdat zij wel naar de mens, wat het vlees aangaat, zouden geoordeeld worden, doch, naar God, wat de geest betreft, zouden leven.

Vervolgens wordt het werk van een hele reeks getuigen, namelijk apostelen en evangelisten met dit woord getypeerd: zij ‘evangeliseerden’, zij predikten het evangelie. Zij verkondigden het evangelie als levensreddende boodschap aan mensen die nog niet geloofden. Zodat de mensen door middel van die verkondiging tot geloof konden komen of zodat ze dat Woord zouden verwerpen.
Het is het missionaire werk, het zendingswerk dat begon bij Pinksteren. Eerst richting de Joden en later vooral ook richting de heidenen. Het boek Handelingen staat er vol van.
In 1 Kor. 1:17 vat Paulus heel zijn apostelwerk zo samen:
“Want Christus heeft mij gezonden om het evangelie te verkondigen (te evangeliseren).”
In dezelfde brief 9:16 zegt hij “Ik ben ertoe genoodzaakt”. Daarmee verwijst Hij naar zijn speciale opdracht in Hand. 9:15,16. Maar uiteindelijk gaat de roeping van Paulus en de andere apostelen terug op het bevel van de Here Jezus in Matt. 28:18-20.

De oproep


Als wij nu willen nagaan wat onze opdracht tot evangeliseren inhoudt, moeten we vooral op deze tekst letten. De Here Jezus begint daar te zeggen:
    Mij is gegeven alle macht in de hemel en op de aarde.

Dat staat centraal bij de verkondiging: het koningschap van Christus en zijn koninkrijk. Door zijn dood en opstanding heeft Hij deze positie verkregen. Hij heeft macht gekregen. Ja, àlle macht in de hemel en op de aarde. Maar in de verkondiging ervan komt wel mee dat de Here deze macht nu ook wil uitoefenen. Hij wil ook onderdanen hebben. Als Koning wil Hij gehoorzame volgelingen, discipelen als burgers van Zijn Koninkrijk. Daar is het Hem om te doen. Daartoe heeft God de Vader Hem die macht gegeven
    Mij is gegeven alle macht in de hemel en op de aarde.
En dan, daaraan verbonden, volgt:
    Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen.

De Here wil zijn discipelen uit alle volken hebben. Zij zullen zijn stem volgen en zij mogen tot zijn verbond horen, tot zijn kudde, tot zijn kerk. Daarvoor is bekering nodig en volharding. Geloofsgehoorzaamheid. En daarom volgt er nog:
    en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb.

Bekering en volharding zijn nodig om discipel van de Here te kunnen zijn. In die weg van geloofsgehoorzaamheid vervult God al zijn beloften van verlossing en verheerlijking.

Doel van evangeliseren


Nu is de vraag: is die opdracht, die roeping niet opgehouden nu de apostelen er niet meer zijn? En dan moet ons antwoord zijn: nee, want het wèrk van de apostelen wordt overgenomen door de gemeenten die zij hebben mogen stichten. De Here Jezus wil toch dóórwerken aan de komst van Zijn Rijk? Aan de volmaking van zijn rijk. Dat werk gaat door tot aan de jongste dag. Dan pas is het getal van de gelovigen vol. Dan pas zal aan alle door God uitverkorenen het evangelie zijn gebracht. Dan zijn deze allen tot geloof gekomen. Dan hebben deze allen zich gehoorzaam gebukt onder het juk van Christus. Op de jongste dag is het getal vol van de schare die niemand tellen kan uit alle volken en stammen en natiën.

Maar dat betekent wel dat het evangelie tot die dag moet blijven rondgaan. Dat het evangeliseren in de wereld moet doorgaan. Dat de kerk haar roeping in deze moet blijven verstaan. “Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes.” De Here wil zijn kerk brengen tot haar volheid. Hij wil alles samenvoegen onder één Hoofd en dat is Christus (Ef. 1:10). Bij de uitvoering van dat werk schakelt Hij zijn dienstknechten in. Zijn discipelen als apostelen, maar ook zijn kerk van vandaag. Die krijgt een roeping, een opdracht. Niet als bijzaak maar als hoofdzaak. Het is het grote bevel dat de Here aan zijn kerk overbracht voordat Hij Zelf ten Hemel voer. Ook voor de uitvoering van dit grote bevel heeft Hij op Pinksteren Zijn Geest uitgestort.

Evangelisatie lijkt een moeilijke zaak. Misschien zelfs een onbegonnen werk. Zeker in onze dagen waar de haat van de wereld steeds meer oploopt. Waar deformerende krachten steeds sterker worden. Waar verbondsverlating de toon aangeeft in plaats van verbondstoetreding. En toch, zó – door die moeiten en door die tegenwerking heen – zó werkt de Here. Zo werkt Hij naar zijn einddoel. Zo schakelt Hij ons in.