Praktisch pastoraat (1)


De nu volgende serie artikelen is gebaseerd op een lezing gehouden op de ouderlingenconferentie te Hasselt op 27 oktober 2007; hierbij de eerste aflevering

Inleiding


Mij is gevraagd te spreken over de praktijk van het ambt van ouderling als herder, opziener. Dat kan natuurlijk nooit compleet gebeuren, we zullen slechts een paar zaken kunnen aanstippen. Vooraf is daarbij een korte bezinning op zijn plaats over de roeping en de taak van dit ambt. Alleen met een schriftuurlijke basis kunnen we onze ambtstaken goed verstaan en uitvoeren. Ook hierbij zal niet alles aan de orde kunnen komen. We zullen ons moeten beperken tot enkele hoofdlijnen. Deze betreffen hier de gewenste houding en het gewenste gedrag van u als herders, met de nadruk erop dat u voorbeelden voor Gods kudde bent. Vervolgens komen in praktische zin de herders- of opzienerstaken aan de orde. Die zijn samen te vatten in het vertroosten van de schapen. Dit vertroosten kent drie accenten, drie toespitsingen, die in deze lezing vervolgens voor de praktijk zijn uitgewerkt met enkele voorbeelden. Het eerste accent van vertroosten is het bemoedigen en onderwijzen, zoals u dat in de gewone huisbezoeken mag doen. Het tweede accent is het troosten, uitgewerkt in de bijzondere situatie van ziekenbezoeken aan zieken en stervenden. Het derde accent is dat van het vermanen, nader uitgewerkt in bijzondere vermaanbezoeken.

Voorbeeld


Als ouderling bent u een gezant van Christus. U treedt op namens Hem temidden van de gemeente. Het is heel belangrijk voor uw ambtswerk dat u beseft dat daarbij van u een bijzondere houding wordt gevraagd. Een houding die aan de andere kant weer helemaal niet zo “bijzonder” hoort te zijn, want u moet een voorbeeld zijn voor de kudde. De kudde moet uw voorbeeld kunnen volgen. Als ze dat werkelijk doet, bent u natuurlijk niet zo “bijzonder” meer. Uw voorbeeldfunctie houdt niet alleen principieel maar ook juist concreet en praktisch niet anders in, dan dat u in uw leven de Here Jezus navolgt. U zult dat heel bewust en concreet moeten doen. Dat wordt speciaal van u verlangd. Niet door de kerkenraad in eerste instantie, maar door Christus Zelf. We lezen daarvoor 1 Petrus 5 : 1-4:
    De oudsten onder u vermaan ik dan als medeoudste en getuige van het lijden van Christus, die ook een deelgenoot ben van de heerlijkheid, welke zal geopenbaard worden: hoedt de kudde Gods, die bij u is, niet gedwongen, maar uit vrije beweging, naar de wil van God, niet uit schandelijke winzucht, maar uit bereidwilligheid, niet als heerschappij voerend over hetgeen u ten deel gevallen is (zie Hand.20:28), maar als voorbeelden der kudde. En wanneer de opperherder verschijnt, zult gij de onverwelkelijke krans der heerlijkheid verwerven.


Als herder zult u moeten afzien van uzelf, en heen wijzen naar Christus, uw Zender. Dat houdt het volgende in:
Ten eerste dat u nederigheid zult moeten tonen zoals Christus ons ten voorbeeld is (Fil.2, Ef.5:1,2). Niet heersen maar dienen. Dat betekent: leven uit de kracht en genade van Christus, maar zelf klein en zwak willen zijn (Gal.1:15, 2 Kor.12:10; Marcus 10:35-45!) Stel u in uw houding nooit bóven de kerkleden. Maar breng wel uw boodschap met gezag. Uw dienende en nederige houding daarbij heeft betrekking op de wijze waarop u bereid bent altijd te luisteren en te helpen om wat u te zeggen heeft, geduldig toe te lichten uit Gods Woord. En ook dat u bereid bent als dat nodig is, uw mening of oordeel bij te stellen.
Ten tweede moet u beseffen dat u rekenschap moet afleggen. U zult moeten beseffen dat de kudde duur gekocht is en dat u verantwoordelijk bent voor de zielen van de schapen.
We lezen daarvoor Hand. 20:28:
    Ziet dan toe op uzelf en op de gehele kudde, waarover de Heilige Geest u tot opzieners gesteld heeft, om de gemeente Gods te weiden, die Hij Zich door het bloed van zijn Eigene verworven heeft.

En Hebr.13:17:
    Gehoorzaamt uw voorgangers en onderwerpt u aan hen, want zij zijn het, die waken over uw zielen, daar zij rekenschap zullen moeten afleggen. Laten zij het met vreugde kunnen doen en niet al zuchtende, want dat zou u geen nut doen.

Ten derde moet uw voorbeeld-zijn uitkomen in het tonen van en opwekken tot geloofsblijdschap (Fil 4:4, Hebr.13:17). U zult blijk moeten geven van lust en toewijding tot het ambt, waartoe u geroepen bent (1 Tim.3:1).
Ten vierde moet uw voorbeeld-zijn vooral ook blijken uit betoon van godsvrucht in uw eigen leven, het godvrezend leven (Tit. 1:6-9; 2:6!). Daarvoor moet u dus zich ook oefenen in de godsvrucht (1 Tim 4:6-16; 2 Petr.1:3-11).
We lezen daarvoor Tit.1:6-9:
    die onberispelijk zijn, één vrouw hebben, die gelovige kinderen hebben, die niet in opspraak zijn wegens losbandigheid of van geen tucht willen weten. Want een opziener moet onberispelijk zijn als een beheerder van het huis Gods, niet aanmatigend, niet driftig, niet aan de wijn verslaafd, niet opvliegend, niet op oneerlijke winst uit, maar gastvrij, met liefde voor wat goed is, bezadigd, rechtvaardig, vroom, ingetogen, zich houdende aan het betrouwbare woord naar de leer, zodat hij ook in staat is te vermanen op grond van de gezonde leer en de tegensprekers te weerleggen.

Als vijfde is onmisbaar voor een goede voorbeeldfunctie goede kennis van Gods Woord en zuiverheid in de leer (Tit.1:9, Tit.2:7,8) om te kunnen bemoedigen, vertroosten, onderwijzen, vermanen, weerleggen.

Voor de ouderling betekent het voorbeeld zijn, kort samengevat, dus het volgende:
- dat hij leeft in afhankelijkheid van en uit genade van God; God daarbij biddend om Zijn genade en Geest;
- dat hij leeft naar zijn geboden in liefde, zich oefenend in de godsvrucht;
- dat hij is toegerust met Gods Woord voor de taken als opziener en huisverzorger;
- dat hij leeft in de verwachting van Christus’ komst; zich bewust van de rekenschap die moet worden afgelegd, en uitziende naar de krans der heerlijkheid(1 Petr.5:4).

Gezinnen met kinderen


Als ouderling bent u geroepen om toe te zien op de kerkleden zoals een herder toezicht houdt over zijn schapen. Dat betekent dat hij erop let, erop toeziet, dat ze op de juiste wijze gevoed worden en dat ze de rechte wegen gaan. Dat wil ik nu nader toespitsen op het opzicht over de gezinnen. In verband daarmee wil ik eerst iets zeggen over de geestelijke behoeften in de gezinnen met name met kinderen. Net als bij alleenstaanden mag het geloofsleven in de gezinnen getypeerd worden door het leven mèt Christus. Dat stelt een aantal voorwaarden. Dat leven met Christus in het gezin, vraagt namelijk een lévend geloof. Een leven in het verbond naar Gods Woord. In de gezinnen zullen de ouders daarbij hun doopbelofte moeten waarmaken. Dat betekent inzet, tijd en energie voor geloofsopvoeding. De kinderen toerusten met kennis van Gods Woord. Maar ook hen de vertrouwelijke omgang met de Here te leren. Hiervoor is ook veel gebed nodig.
Die geloofsopvoeding naar Gods Woord vraagt ook een goede onderlinge harmonie. Een ordening van het gezinsleven die God stelt met een gezagsverhouding tussen ouders als gezagdragers en opvoeders enerzijds, en hun kinderen anderzijds. Deze verhouding moet gedragen worden door de liefde. Die moet de kinderen in de eerste plaats worden bijgebracht door de ouders. Zo in deze ordening en met deze geloofsopvoeding te worden grootgebracht in een gelovig gezin, is een groot goed, een geweldig voorrecht in deze tijd. Daar zullen de kinderen zelf, als het goed is, naarmate ze ouder worden, ook oog voor moeten krijgen. Het betreft een geweldig mooie zaak om in de gezinnen zo te werken aan de bouw van de kerk en tot eer van God. Toch betekent de opvoeding soms veel strijd en spanning, want het gezinsleven staat heden ten dage onder enorme druk vanwege de verwereldlijking en de daarbij horende gezagscrisis.
Goede pastorale begeleiding van ouders en kinderen is daarom van groot belang.

Huisbezoek in de gezinnen


Het is daarom goed als in de huisbezoeken de volgende zaken die de praktijk van de geloofopvoeding betreffen, regelmatig aan de orde komen. Uiteraard met de nodige variaties in thema’s en accenten. Ik wil een aantal punten langslopen die dienstig kunnen zijn voor de pastorale toerusting.
Huisgodsdienstoefeningen
Belangrijk is om zeer regelmatig de vraag te stellen hoe en hoe vaak wordt er invulling gegeven aan de dagelijkse huisgodsdienstoefeningen? Onder die huisgodsdienstoefeningen verstaan we momenten van het gezamenlijk lezen van Gods Woord, het overdenken ervan, het gezamenlijk bidden in het gezin. Vaak
gebeurt dat rond de maaltijd, of voor het slapen gaan. Een belangrijke vraag daarbij is: Wordt er alleen gebeden en Bijbel gelezen? Of wordt er ook iets naast de Bijbel nageslagen, dan wel een dagboek gebruikt? Bereiden de ouders dit voor om het Schriftgedeelte met hun kinderen te kunnen bespreken? Wordt er genoeg tijd genomen voor deze oefeningen? Of gaat ieder zijns weegs bij de maaltijden, in verband met hobbies, spel, sport, studeren, computer etc.? Hoe belangrijk vinden de ouders deze momenten? Wat valt er te verbeteren?
Bespreken van preek en catechisatie
Een ander punt is de invulling van de zondag. Kaart eens aan of de preek regelmatig op zondag doorgesproken wordt op opbouwende wijze. Bijvoorbeeld m.b.t. de toepassing van de boodschap in eigen leven. Doet de jeugd daarbij mee? Hoe wordt dat gestimuleerd? Wordt de kinderen ook geleerd hoe ze beter naar de preek kunnen luisteren?
Hoe staat het met de begeleiding van de catechisatie? Wordt er overhoord? En vooral: wordt er over de leerstof zelf thuis doorgesproken? Wordt er interesse getoond en verdieping aangebracht? Ook belangrijk voor de kinderen, dat ze merken dat hun ouders in deze dingen echte belangstelling hebben! Hetzelfde geldt voor de jongeren- en jeugdverenigingen.
Kerkblad en lectuur
Wordt het Gereformeerde Kerkblad gelezen, door de ouders èn door de kinderen? Wat wordt eruit gelezen? Is het te moeilijk, zijn er wensen? Uiteraard hangt dat af van de leeftijd en de opleiding van de kinderen. Hoe belangrijk vinden de ouders dat hun kinderen het kerkblad regelmatig lezen? Stimuleren ze dit lezen? Begeleiden ze hun kinderen erbij? Praten ze op de onderwerpen door?
Hoe staat het met aanschaf en gebruik van andere Schriftuurlijke lectuur? Beschikt men over exegetische boeken (bv. de Korte Verklaring), en boeken over de geloofsleer en kerkgeschiedenis? Wijs als ouderling de ouders daarbij zo nodig op Deut.6, Jozua 4, 2 Tim 3:14-17. Heeft men moeite met lezen in het algemeen? Is er behoefte aan tips voor de opbouw van een huisbibliotheek? Tussen twee haakjes: bent u als ouderling in staat hierover tips te geven? Dit kunt u overigens ook eens op de kerkenraad bespreken. Belangrijk punt, dat eventueel ook landelijk kan worden aangepakt.
Voorbereiding huwelijk
Hoe werken de ouders aan de opvoeding van hun oudere kinderen m.b.t. verkering en huwelijk? Dit is een heel belangrijk onderdeel van de geloofsopvoeding in deze totaal versekste maatschappij met een niet aflatende vloedgolf van echtscheidingen. Wordt er aandacht besteed aan de lichamelijke omgang, het rein bewaren van je lichaam daarbij? Wordt er ter voorbereiding van een huwelijk door de ouders uitgebreid gesproken over kinderzegen en de ouderlijke verplichtingen daarbij? Komen de Schriftuurlijke man-vrouw verhouding en de onderscheiden taken in het huwelijk daarbij aan bod? Een eventuele huwelijkscatechese in een groep, die door predikant of ouderling gegeven wordt, moet voor dit huisonderricht niet in de plaats komen. Net als catechisatie moet dit worden gezien als aanvullend op het huiselijke onderwijs.
Gebedsleven
Is er ook aandacht voor het gebedsleven van ouders en kinderen? Oefenen de ouders zich daarin? Weten ze wat de Here vraagt voor een gebed dat Hij wil verhoren? Worden de kinderen daarin ook onderwezen? Wordt er in de gebeden steeds om Gods genade en Zijn Geest gesmeekt, en hiervoor ook steeds gedankt? Dat is belangrijk wil de Here deze gaven ook werkelijk geven (V&A 116)!

Er zou veel meer te noemen zijn, zoals b.v. hoe de ouders hun kinderen voorgaan m.b.t. vrije-tijdsbesteding en gebruik van de media. Het spreken over al deze zaken tijdens het huisbezoek is concreet maken wat vertroosten is m.b.t. het toerusten en onderwijzen. Hierbij zal het accent van vertroosten tijdens het gesprek wel kunnen verschuiven naar bemoedigen en vermanen.
Het is ook in onze tijd van heel grote waarde dat in de gezinnen werkelijk in het verbond geleefd wordt. Niet alleen in het huwelijksleven, maar juist ook m.b.t. de opvoeding en toerusting van de (oudere) kinderen. Op dit punt kunnen ook gemakkelijk gezagsproblemen ontstaan. Daarop kunnen we nu niet ingaan. Maar daar zullen de ouderlingen richting de ouders ook een preventieve taak in moeten hebben.