Gelóóf!


In het vorige artikel in deze rubriek zagen we o.a. dat de Heilige Geest het geloof in ons werkt. Uit onszelf zouden we niet geloven. Het is Gods genade aan ons.
Maar dat betekent niet dat we dan zelf geen verantwoordelijkheid meer hebben.

    “Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe.
    Want God heeft zijn Zoon niet in de wereld gezonden, opdat Hij de wereld veroordele, maar opdat de wereld door Hem behouden worde.
    Wie in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld; wie niet gelooft, is reeds veroordeeld, omdat hij niet heeft geloofd in de naam van de eniggeboren Zoon van God.” (Joh. 3:16-18).



Roeping


Wie in de Zoon van God gelooft is behouden. Wie niet in Hem gelooft is veroordeeld. Zo spreekt Johannes 3 over geloven. Niet: wie door de Heilige Geest het geloof in zich laat werken ..... Nee, heel direct. Wie gelóóft, die is rechtvaardig. De Here vraagt van ons om zelf, persoonlijk te geloven. Aan de ene kant is er het werk van de Heilige Geest. Maar aan de andere kant blijft er de verantwoordelijkheid van de mens zelf. De mens moet zelf geloven. We kunnen ons niet achter het werk van de Heilige Geest verschuilen. Dan zouden we fatalistisch worden. Dan zouden we niet echt geloven. Dan zouden we gaan zitten afwachten of de Geest misschien ook met ons aan het werk zou zijn. Nee, ieder mens blijft zelf verantwoordelijk of hij het geloof aanneemt of niet. De Here roept ons allen. En allen hebben we die roeping te aanvaarden.
    “Zoekt de HERE, terwijl Hij Zich laat vinden; roept Hem aan, terwijl Hij nabij is.” (Jes. 55:6).

De Here roept. En de mens antwoordt. Ja, Here, spreek, want uw knecht hoort.
Geloven is een daad van de mens. De Heilige Geest wèrkt het geloof in mij. Maar het is niet de Heilige Geest die belijdt: Ik geloof.... Dat doe ik zelf. Dat is mijn verantwoordelijkheid. Dat is mijn eigen antwoord op de roepstem van de Here. En voor dat antwoord zal ik zelf eens verantwoording moeten afleggen.

Geen robots


Voor ons lijkt dat vaak moeilijk te begrijpen. Misschien wordt het duidelijker als we kijken naar Adam en Eva in het Paradijs. Adam en Eva waren volmaakt geschapen. Zonder zonde. Zij waren volkomen in staat geen zonde te doen. Maar toen de duivel kwam, luisterden ze niet naar de stem van de Here. Ze zondigden. Zelf. In eigen verantwoordelijkheid. Het was niet de Heilige Geest die de verkeerde keus voor hen maakte.
We zijn als mensen dan geneigd om logische vragen te gaan stellen: kòn de Here Adam en Eva dan niet zosterk maken dat ze niet in verzoeking vielen? Kan de Here ons niet zo maken dat ons geloof nooit verzocht wordt?
Ja, ongetwijfeld kon en kan onze almachtige God dat. Maar Hij wil geen slaven. Geen willoze automaten. Geen geloofsrobots. De Here wil kìnderen. Mensen die uit liefde zijn wil doen. Met hun hele hart. In eigen verantwoordelijkheid.
Ze horen bij elkaar, die twee aspecten van geloven. De Here roept mij. Ik moet zelf antwoord geven. En als ik antwoord, als ik gelovig zeg:“
    “Maar ik en mijn huis, wij zullen de HERE dienen!” (Jozua 24:15b),

dan mag ik dankbaar belijden dat God de Heilige Geest mij gàf om zo te spreken.
Voor ons zondige en beperkte verstand is dat misschien niet helemaal in overeenstemming te brengen. Dat hoeft ook niet. Dat is nu juist geloven: alleen maar gehoorzaam luisteren naar Gods roepstem en zien op Gods beloften, zonder te proberen Hem na te rekenen. Zéker weten en vast vertrouwen. Mijn HERE en God, mijn trouwe Vader, weet wel hoe het is. Dat is voor mij genoeg.

Eerst geloven?


Wie gehoorzaam “ja” zegt op de roepstem van de Here, die is behouden.
    “Wie gelooft en zich laat dopen, zal behouden worden, maar wie niet gelooft, zal veroordeeld worden.” (Markus 16:16).

We kunnen het ook anders zeggen. Om behouden te worden, om gerechtvaardigd te zijn, is geloof noodzakelijk.
Daarom wordt het geloof vaak een conditie, een voorwaarde voor rechtvaardiging genoemd. Dat is begrijpelijk. Zonder geloof hebben we geen deel aan Christus. Als het geloof ontbreekt, als aan de voorwaarde van het geloof niet voldaan wordt, is er geen vrijspraak en geen nieuw leven.
Maar we moeten dat wel goed zien. “Voorwaarde” kun je op twee manieren gebruiken. Je kunt zeggen:een voorwaarde is iets wat éérst aanwezig moet zijn, en dan komt de rest. Maar als we het geloof zo zien, dan komen we verkeerd uit. Eerst geloven, en daarna pas Christus en al zijn weldaden? Eerst onze gehoorzaamheid, en als die in orde is, dan neemt daarna de Here ons aan? Nee, zo leert de Bijbel het ons niet. Dat doen wel de remonstranten. Die beweren dat eerst de mens moet kiezen, voor of tegen de Here. Om wel of niet te geloven. Uit vrije wil. Maar dan word je toch weer teruggeworpen op jezelf. Dan kunnen ouders geen antwoord geven op de eerste doopvraag:
    “Belijdt u, dat onze kinderen, ...... , toch in Christus geheiligd zijn....?”

Dan ga je redeneren dat je nooit zeker weet of aan die voorwaarde wel voldaan wordt. Dan val je in de valkuil van de rechtvaardiging òm het geloof. Dan wordt geloven een verdienste van onze kant. Dan kom je ook terecht bij de onbijbelse leer van de veronderstelde wedergeboorte. De Kuyperiaanse leer die Gods vaste beloften veracht. De leer waarvan we ons in 1944 door Gods genade hebben vrijgemaakt.

Middel


Hoe het dan wel is? Je kunt “voorwaarde” ook gebruiken in de betekenis van “noodzakelijk middel”. Niet òm het geloof maar dóór het geloof zijn we behouden. Zo moeten we dat zien. Het geloof is het middel waarmee we Christus en al zijn weldaden aannemen. De Heilige Geest schenkt ons beide tegelijk. Het geloof en de inhoud van het geloof. Het gehoorzaam luisteren naar Gods Woord en de verzoening in Christus. Het een gaat niet aan het ander vooraf. We hoeven niet eerst zelf te geloven, om vervolgens deel te krijgen aan Christus. Nee, geloof en rechtvaardiging gaan samen. Dóór het geloof ben ik voor eeuwig behouden. God geeft het middel en de zaak beide.
Onze Nederlandse Geloofsbelijdenis zegt het heel mooi en duidelijk in art. 22:
    “Daarom zeggen wij terecht met Paulus, dat wij door het geloof alleen, of door het geloof zonder de werken, gerechtvaardigd worden (Rom. 3:28). Wij vatten dit, nauwkeurig gesproken, niet zo op, dat het geloof zelf ons rechtvaardigt, want het is slechts het middel waarmee wij Christus, onze gerechtigheid, omhelzen. Maar Jezus Christus is onze gerechtigheid, doordat Hij ons toerekent al zijn verdiensten en al zijn heilige werken, die Hij voor ons en in onze plaats heeft gedaan. En het geloof is het middel dat ons met Hem in de gemeenschap van al zijn schatten en gaven verbonden houdt. Als deze ons eigendom zijn geworden, zijn zij meer dan voldoende om ons vrij te spreken van onze zonden.”


Alles


Jezus Christus is onze gerechtigheid. Zo zegt de belijdenis het. Ons geloof is gericht op onze Here Jezus Christus. Christus is de kern van het evangelie. Maar dat betekent niet dat we in Christus kunnen geloven en tegelijk een deel van de Bijbel overboord kunnen gooien. Christus doet ons God de Vader kennen. Christus is het Woord van God. Wie Christus gelooft en Hem liefheeft, die aanvaardt heel de Schrift. Christus en de Bijbel zijn niet los van elkaar te krijgen. Wat is een waar geloof? Niet alleen Christus, los van de Bijbel, maar:
    “een stellig weten waardoor ik alles voor betrouwbaar houd, wat God ons in zijn Woord geopenbaard heeft.” (HC Zondag 7, antw. 21).

Alles. Heel Gods Woord. Heel de Bijbel. God openbaart zich in zijn Woord. En we geloven en belijden dat heel de Bijbel Gods Woord is. Door Hem zelf ingegeven.
Dat is de inhoud van ons geloof. Daarom heeft dat Woord van God ons ook altijd iets te zeggen. In ieder woord van de Bijbel spreekt de Here tot ons. We kunnen nooit zeggen: dit gedeelte zegt me niet zoveel. Of:met deze hoofdstukken kan ik niets. En die Bijbelgedeelten vervolgens van ons werpen. Nee, het kan wel eens moeilijk zijn om te begrijpen wat de Here ons zegt in een bepaald hoofdstuk of Bijbelboek. Maar dat is iets anders. Dan moeten we gelovig gaan studeren. Daarvoor is ook de zondagse prediking.
Geloven:Christus en alles wat in de Bijbel staat, Gods eigen geopenbaarde Woord.

Barth


We moeten daar goed op letten. In onze tijd heeft de theologie van Karl Barth veel invloed gekregen. Karl Barth was een Zwitserse theoloog die leefde en werkte in de vorige eeuw. (1886-1968). Hij kreeg veel sympathie, o.a. omdat hij zich tegen het nationaal-socialisme uitsprak. Tegen het denken van Hitler en de zijnen. De theologie van Barth heeft in ons land heel veel invloed gekregen. Tegenwoordig ook in de Christelijke Gereformeerde Kerken en in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt. Verschillende liedboekliederen ademen de geest van het Barthianisme. De hele theologie van Karl Barth hier samenvatten is niet te doen. Maar het is wel goed om te weten wat Barth zag als geloven.
Professor Barth geloofde niet dat de Bijbel Gods Woord is, zoals we dat belijden in art. 3 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Hij kon dat zo niet naspreken. De Bijbel was voor hem een verzameling religieuze boeken, waarin o.a. veel “sagen” (volksverhalen) te vinden zijn. Zo dacht hij o.a. over de geschiedenis van de Schepping, niet als waar gebeurd, als Gods geschiedenis, maar als overgeleverd “verhaal”. (Waar hebben we dat onlangs nog gehoord?) De Bijbel is dus niet Gods Woord. Het Bijbelwoord heeft dan ook geen gezag. Maar ...... Gods Woord is wel ín de Bijbel. Als je met de Bijbel bezig bent, dan kun je soms geráákt worden door dat Woord. Dan kun je door een Bijbelgedeelte overweldigd worden. Dan kan op een moment dát stukje van de Bijbel gezag voor je kríjgen. Volgens Barth is dat nu het werk van de Heilige Geest. En dat werk is heel persoonlijk. Het is jóuw aanraking. Jíj werd er door gegrepen. Het was jóuw moment. Barth geloofde in de grote tegenstelling tussen God, de “Gans Andere”, en de mens en de schepping. Wanneer God zich dan op een moment door zijn Woord openbaart, wanneer die twee tegengestelden elkaar aanraken, dan gebeurt er iets. Dan reageert de mens. En dan is er sprake van een tweede tegenstelling. Dan is er aan de ene kant dat stuk evangelie, en aan de andere kant de zondige wereld. Wat doet zo’n mens, die is aangeraakt door de “waarheid”, nu met die openbaring? Wat doet hij er mee in die zondige wereld?
Dat is nu volgens het Barthianisme geloven. Bezig zijn met het evangelie tussen twee momenten van openbaring. Tussen twee ogenblikken van aanraking, van gegrepen worden, heel persoonlijk, door iets uit de Bijbel.

Wat ik er uit haal?


We zeggen het nu allemaal heel kort en eenvoudig. Waar het om gaat is: geloven is in feite dus afhankelijk van wat jij, als mens, zelf uit de Bijbel haalt. Waar jij, als mens, heel individueel door geraakt wordt. Waar jij gezag aan toekent. Barth noemt dat het werk van de Geest. Maar dat kan natuurlijk niet zo zijn. Dat zou betekenen dat ieder mens op zijn eigen persoonlijke manier door de Geest verlicht zou worden. Dat verschillende mensen dus ook een heel verschillende boodschap en een heel verschillende “waarheid” uit de Bijbel halen. Wij weten uit Gods Woord zelf dat dit een leugen is.
Maar het is wel een heel aantrekkelijke leugen. Het sluit haarfijn aan bij het levensgevoel van onze tijd:ieder mens heeft zijn eigen waarheid. Het grote verhaal van de Bijbel heeft afgedaan. Zoek er maar uit wat je past.
En daarnaast:hoe vaak horen we tegenwoordig niet over zo’n overweldigd worden door de Geest? Op grond van enkele Bijbelwoorden? Hoe vaak wordt er niet gesproken over het verlàngen naar zo’n eigen persoonlijke aanraking, zo’n individuele openbaring? En aan de andere kant:hoe vaak horen we niet zeggen:deze preek, deze evangelieverkondiging, zegt mij niets, ik word er niet door geraakt, ik kan er niets mee, ik weet niet wat de Here mij hier zegt? Kent u die “leeswijzer” nog: wat spreekt míj aan in deze tekst? Eerst ik en dan pas het schrift-met-schrift-vergelijken?
Als we dit soort aantrekkelijke gedachten tegenkomen, dan wordt o.a., naast andere ongelovige invloeden, het barthianisme zichtbaar. Geloven is wat ìk ervaar.
Die dwaling is soms dichterbij dan we denken.

Daarvoor moeten we steeds op onze hoede zijn. Gelukkig mogen we beter weten. Nee, niet wat ik ervaar. Niet waardoor ik geraakt wordt. Niet het evangelie dat ik zelf ontwerp voor eigen gebruik. Niet leven bij momenten van spiritueel inzicht.
Maar heel gewoon àlles aanvaarden wat God in zijn Woord heeft geopenbaard. Altijd. Mijn hele leven lang.
Geloven... Een zeker weten en een vast vertrouwen waardoor ik alles voor betrouwbaar houd wat God in zijn Woord geopenbaard heeft.