De ballingschap (2)


In het vorige artikel schreven we over het koninkrijk van Israël, over hoe dat rijk in afgoderij viel onder de vele goddeloze koningen. Ook schreven we over Gods Woord dat waarschuwde voor de straf op de vele zonden van dat rijk. Uiteindelijk zagen we hoe het koninkrijk van Israël in ballingschap werd gevoerd door het Assyrische rijk als straf van God op de goddeloosheid. In dit artikel zullen we het hebben over het koninkrijk van Juda, dat na de ballingschap van het koninkrijk van Israël achterbleef. Ook zullen we het hebben over de tijd dat Juda in ballingschap werd gevoerd.

Juda, voor de ballingschap

In de tijd dat het koninkrijk Israël door Salmaneser, de koning van de Assyriërs weggevoerd werd, was Hizkia al vier jaar lang koning over het koninkrijk van Juda. Juda was voor die tijd ook vervallen in afgoderij. Al onder koning Rehabeam, de zoon van Salomo, deed het koninkrijk Juda aan afgoderij en andere zonden (1 Koningen 14:22-24).

De koningen van Juda die hierop volgden, regeerden dan weer wel volgens Gods wet en dan weer niet. Tijdens de regeerperiode van godvrezende koningen kwam er vaak een hervorming en als er daarna een goddeloze koning op de troon zat, verviel het volk weer in zonden.

Onder de leiding van Hizkia vond er weer een hervorming plaats. De offerhoogten voor de afgoden werden weg-gedaan. Hizkia vertrouwde op de HEERE en de HEERE was met Hizkia.

 

Ongeveer tien jaar na het wegvoeren van Israël trok Assyrië op richting het koninkrijk van Juda. Sanherib was toen de koning van Assyrië. Sanherib belegerde Jeruzalem, maar werd door een Engel van de HEERE aangevallen en weggejaagd. Je kan over deze geschiedenis lezen in 2 Koningen 18-19.

Jesaja

In de tijd van koning Hizkia, maar ook daarvoor al, bracht de profeet Jesaja het Woord van de HEERE tot het koninkrijk van Juda. Volgens de extra informatie uit de HSV Studiebijbel kan het boek Jesaja opgedeeld worden in drie delen. Jesaja 1-39, het eerste deel, zou dan gericht zijn tot Gods volk voor de ballingschap. Jesaja 40-55, het tweede deel, zou dan zijn gericht tot Gods volk tijdens de ballingschap. Jesaja 56-66 zou dan zijn gericht tot Gods volk na de ballingschap, tot ver in de toekomst.

Micha

Micha bracht ongeveer in dezelfde periode als Jesaja, maar ook als Hosea, het Woord van God. Micha beschrijft het oordeel over Samaria en Jeruzalem. Ook veroordeelt hij de slechte regering van Jeruzalem. Maar hij spreekt er ook over dat de HEERE een overblijfsel bijeen zal brengen en uitredding zal geven (Micha 2:12-13, 5:6-8). In Micha 5:1-4 wordt ook de Messias aangekondigd!

 

Na Hizkia werd Manasse, zijn zoon, koning over Juda. Hij deed het volk weer compleet de verkeerde kant uit gaan. Weer verviel Juda in afgoderij. Het woord van de HEERE kwam daarom tot Manasse. Ik zal een deel daarvan citeren uit 2 Koningen 21:14-15:

Ik zal het overblijfsel van Mijn eigendom verlaten en hen in de hand van hun vijanden geven. Zij zullen tot plundering en tot buit worden voor al hun vijanden, omdat zij gedaan hebben wat slecht was in Mijn ogen en Mij tot toorn verwekt hebben, vanaf de dag dat hun vaderen uit Egypte gegaan zijn, tot op deze dag.

 

Als straf op zijn zonden werd Manasse gevangengenomen door Assyrië. Maar hij bekeerde zich en de HEERE gaf hem zijn vrijheid weer terug. Manasse beterde zijn leven en hij en het volk stopten met de grootschalige afgoderij. Zijn zoon Amon zette de afgoderij echter weer voort...

Nahum

In de tijd van Manasse en Amon trad de profeet Nahum op in Juda. Als je Nahum leest, zal je opvallen dat de stad Ninevé een heel centrale plaats in dit korte Bijbelboek heeft. Kijk maar in het eerste vers van het eerste hoofdstuk, het opschrift. Zoals in het vorige artikel al verteld: Ninevé is de hoofdstad van Assyrië. En Assyrië, dat is het rijk dat het tienstammenrijk eerder in ballingschap had gevoerd, en dat in de afgelopen tijd ook Juda onderdrukte. De HEERE heeft Assyrië willen gebruiken om Zijn volk te straffen, te tuchtigen. Maar ook al gebruikt de HEERE Assyrië om Zijn volk te straffen, ook Assyrië zal voor zijn zonden moeten boeten. Deze profetie is dan ook een troost voor Juda, de grote vijand zal ooit verslagen worden en de HEERE zal weer naar Juda om zien!

 

Na koning Amon werd Josia koning over Juda. Onder koning Josia werd de afgodendienst weer afgeschaft. Ook wilde hij de vervallen tempel van de HEERE weer herstellen.

In deze tijd werd een boekrol in de tempel gevonden, het was het wetboek van de HEERE! Door de Bijbeluitleggers wordt gedacht dat dit het Bijbelboek Deuteronomium is of een deel daarvan. Toen de boekrol aan de koning werd voorgelezen schrok hij enorm. Blijkbaar was het boek in de vergetelheid geraakt onder goddeloze voorgaande koningen. De koning besefte nu hoe groot de schuld was die het koninkrijk Juda in de afgelopen tijden op zich geladen had. Hij vroeg de HEERE om hulp. De HEERE sprak opnieuw het oordeel uit over Juda, omdat het volk zich niet gehouden had aan Zijn wet en omdat het de afgoden gediend had. Maar het oordeel zal nog niet komen tijdens de regering van Josia, omdat hij een godvrezend koning was.

Zefanja

Tijdens het regeren van koning Josia profeteerde Zefanja in het koninkrijk van Juda. Zefanja kondigde het oordeel over Jeruzalem aan. Maar ook over andere volken in de omgeving. De Moabieten en Ammonieten werden veroordeeld omdat ze tegen het volk van de HEERE waren. Ook werd er een oordeel aangekondigd over Assyrië (Zefanja 2:13). In Zefanja 3:9-20 gaat het ook weer over het overblijfsel van het volk dat God door de ballingschap heen zal bewaren als Zijn volk. Zij zullen uiteindelijk weer uit de aangekondigde ballingschap terug mogen keren naar hun land.

Habakuk

Er is niet veel bekend over wanneer Habakuk als profeet van de HEERE optrad. Er wordt gedacht dat de profeet leefde in de tijd van koning Josia. In Habakuk staat een gesprek beschreven tussen de profeet en de HEERE. Onder de dreiging van heidense volken vraagt Habakuk aan de HEERE waarom Hij al die goddeloze volken toelaat het volk van de HEERE te bedreigen. De HEERE antwoordt dat de rechtvaardige door het geloof zal leven (Habakuk 2:4). Het lijkt wel heel mooi te gaan met de machtige heidense volken, maar de uiteindelijke redding is alleen te vinden bij de HEERE. De HEERE zal de goddeloosheid zeker straffen (Habakuk 2:5-19).

 

Assyrië werd in de tijd van Josia veroverd door Babel. Daarmee werd onder andere de profetie van Nahum en Zefanja over Assyrië vervuld. De onderdrukking was echter nog lang niet voorbij. Babel nam namelijk de plaats van Assyrië in als onderdrukker van het koninkrijk Juda.

 

Josia mengde zich met zijn leger in de strijd met de farao van Egypte, farao Necho. Necho was opgetrokken tegen de koning van Assyrië (2 Koningen 23:29). Josia sneuvelde in deze strijd. Egypte ging toen heersen over het koninkrijk Juda. De koning van Egypte stelde Eljakim, de zoon van Josia, aan als koning over Juda en veranderde de naam van Eljakim in Jojakim. Koning Nebukadnezar, de koning van Babel, veroverde de macht van Egypte over Juda. Koning Nebukadnezar voerde koning Jojakim in ballingschap naar Babel en nam een aantal voorwerpen uit de tempel mee. Jojachin, de zoon van Jojakim, werd toen koning over Juda, maar werd ook al snel in ballingschap gevoerd door Nebukadnezar. Zedekia werd vervolgens door Nebukadnezar als koning over Juda aangesteld. Net als Jojachin en Jojakim deed Zedekia wat slecht was in de ogen van de HEERE.Zedekia kwam in opstand tegen Nebukadnezar. 2 Kronieken 36:14-16 geeft een heel duidelijk beeld over de goddeloze staat van Juda in deze periode. Zo staat er:

Verder pleegden alle leiders van de priesters en het volk op grote schaal trouwbreuk, overeenkomstig alle gruweldaden van de heidenvolken. Zij verontreinigden het huis van de HEERE, dat Hij geheiligd had in Jeruzalem. De HEERE, de God van hun vaderen, zond hun vroeg en laat waarschuwende woorden door de hand van Zijn boden, want Hij wilde Zijn volk en Zijn woning sparen. Maar zij spotten met de boden van God, verachtten Zijn woorden en maakten Zijn profeten belachelijk, tot de grimmigheid van de HEERE tegen Zijn volk zo hoog opsteeg dat er geen genezing meer mogelijk was.

 

Toen voltrok de HEERE de straf over Juda. Koning Nebukadnezar kwam naar Jeruzalem en sloeg de inwoners dood. Zij die overbleven, werden in ballingschap gevoerd. Hij haalde de kostbaarheden uit de tempel en hij verbrandde de tempel. Ook de paleizen van de stad werden verbrand.

Jeremia

In de tijd van Josia's regering was ook de profeet Jeremia actief in Juda. Hij leefde ook nog tijdens het wegvoeren van de mensen uit Juda. Hij profeteerde over het komende oordeel, de ballingschap, maar ook over de uiteindelijke redding daaruit. Jeremia 29 is een brief die Jeremia stuurde vanuit Jeruzalem aan de Judese ballingen. Hierin staat dat de Judeeërs zich moeten instellen op een lang verblijf in Babel. Ze moeten huizen bouwen en families vormen. Pas na zeventig jaar zullen ze terug kunnen keren naar Jeruzalem. Wat een genade dat de HEERE zelfs nu nog voor zijn volk zorgt. Vers 10-12: Want zo zegt de HEERE: Voorzeker, pas wanneer zeventig jaren in Babel voorbij zijn, zal Ik naar u omzien en over u Mijn goede woord gestand doen, door u terug te brengen naar deze plaats. Ik immers, Ik ken de gedachten die Ik over u koester, spreekt de HEERE. Het zijn gedachten van vrede en niet van kwaad, namelijk om u toekomst en hoop te geven. Dan zult u Mij aanroepen en heengaan, u zult tot Mij bidden en Ik zal naar u luisteren.

Verdiende straf, onverdiende genade

De mensen van het koninkrijk Juda wisten na alle waarschuwingen van de profeten heel goed dat alleen bij de HEERE het Heil te vinden was en dat zij ook verschuldigd waren naar Zijn wetten te leven. Maar toch vielen ze in afgoderij. Ze wilden goden dienen die hen niets konden bieden en waaraan ze ook niets verschuldigd waren. Het waren immers nep-goden. En toch, ondanks al de genade en wonderen van de HEERE, ondanks alle aankondigingen van de straf, gingen ze toch tegen Hem in. En op een bepaald moment was het te laat, en voltrok de HEERE de straf aan Juda. Maar zelfs dan laat de HEERE zijn genade blijken, want Hij zal een rest uit Israël overlaten die na de ballingschap weer terug mag keren. En uit deze teruggekeerde ballingen zal later ook de Verlosser geboren worden. Die niet alleen het heil is voor ieder die in Hem gelooft uit de Israëlieten, maar ook voor ieder die Hem in geloof aanneemt uit alle volken van de aarde!

 

En voor ons is de HEERE net zo vol van genade als voor de Israëlieten toen. Dezelfde zondige aard die het volk zo deed zondigen, zit ook in ons. Wij zijn uit onszelf geen haar beter. Uit onszelf zoeken we ook God niet om te vragen om vergeving. Maar de HEERE werkt in ons de bekering door de werking van de Heilige Geest. Zo kunnen we het verhaal van de ballingschap ook zien als een voorbeeld van hoe God voor Zijn kinderen zorgt. Hij blijft trouw, ook al zijn wij ontrouw. Wat een zegen wanneer we Hem onze Vader mogen noemen!

 

In het volgende artikel hopen we het te hebben over het volk Israël tijdens de ballingschap in Babel.

* Correctie in het overzicht dat bij het vorige artikel zat: ik heb de profeet Daniël onder de ballingen geplaatst die uit het tienstammenrijk naar Assyrië werden gevoerd. Maar Daniël hoort bij de ballingen die uit het tweestammenrijk werden gevoerd.

 

Als bron voor dit artikel is de HSV-Studiebijbel gebruikt.