Psalm 102:13


In de Psalm die we deze week leren klaagt de dichter over zijn ziekte. Hij is bang binnenkort te zullen sterven. Op dat moment is het volk in ballingschap.

De dichter voelt zich als een veld waar de bronnen zijn verdroogd. Hij is eenzaam en verlaten.  Zijn lijden heeft te maken met de ellende van het volk. Israël leeft in ballingschap. Niet alleen de dichter, maar het hele volk. Ze leven op vreemde grond. Daar kunnen ze niet aan wennen. Ze horen er ook niet, ze zijn vreemdelingen. De dichter zelf kan er ook niet aan wennen. En toch is er ook verschil tussen de dichter en het volk. De dichter beseft dat hij gaat sterven. Maar hij weet dat God niet verandert. Nooit! God was en is dezelfde, Hij zal ook in de toekomst dezelfde zijn. Dat is voor Israël natuurlijk een grote troost. God zal Zijn Verbond altijd gedenken.  

De vijanden lachen Israël uit. Maar als Israëls verlossing zal komen, wat zal er dan een blijdschap zijn. Dan zal er groot gejubel in Sion zijn. God zal alle duisternis verdrijven en aan alle lijden een einde maken. En dan denkt de dichter weer aan zijn ziekte. Zal hij er dan niets van meemaken dat het volk weer vrij zal zijn?

Maar dan opeens klaagt de dichter niet meer. Dan weet hij zijn troost te zoeken bij God die niet verandert. Dan denkt hij aan de hemel en de aarde die helemaal nieuw zullen worden.

En dan ziet de dichter ook de blijde zekerheid voor de toekomst. God blijft dezelfde. Hij blijft trouw. En Zijn gegeven Woord is ons houvast. Daar gaat het juist om in deze Psalm.

Schuil je ook bij Hem als je het moeilijk hebt? Hoe doe je dat?