De dienst der gebeden van de bruid boven en beneden


    9 En toen Hij het vijfde zegel opende, zag ik onder het altaar de zielen van hen, die geslacht waren om het woord van God en om het getuigenis, dat zij hadden.
    10 En zij riepen met luider stem en zeiden: Tot hoelang, o heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt Gij ons bloed niet aan hen, die op de aarde wonen?


Johannes ziet nu de zielen onder het altaar. Zij zijn gedood om het
Woord van God en om het getuigenis dat zij hadden. Zij vertegenwoordigen dus al degenen die hun leven gegeven hebben voor Hem, in Zijn dienst.
Zij roepen tot God en bidden om de komst van de Here Jezus Christus om de levenden en de doden te oordelen en op aarde de gerechtigheid van Zijn Koninkrijk te herstellen. Zij roepen uit: hoelang moeten wij nog wachten? Ik wacht op de HEERE; mijn ziel, vol angst en zorgen, wacht sterker op de HEERE dan wachters op de morgen (Psalm 130).
In die eerste jaren van de kerk waren er mensen die spotten met het geloof en de adventsverwachting van Gods volk en die vroegen: waar is de belofte van Zijn komst? Er is niets veranderd sinds de vaderen ontsliepen (2 Petr. 3:4).
Wij horen hier over de zielen van Gods kinderen. Toen zij stierven werd hun lichaam begraven, maar hun ziel werd meteen opgenomen tot Christus, hun Hoofd (Heidelbergse Catechismus Zondag 22).
Uit dit visioen blijkt duidelijk dat degenen die ons zijn voorgegaan er weet van hebben, dat het werk van Satan nog steeds voortgaat en dat Gods kinderen, die op aarde wonen, nog steeds vervolgd worden.
De kerk in de hemel leeft nog steeds in gemeenschap met de kerk op aarde. En zij zijn actief en bidden: hoe lang duurt het nog voordat de HEERE komt om te oordelen en ons bloed te wreken? Zelfs na de dood gaat de dienst der gebeden voort!
Dit gebed is niet een gebed voor persoonlijke wraak. Het is een heilig gebed. Zij bidden om de eer van God. Zoals Job eens deed: O aarde! Bedek mijn bloed niet, en mijn geroep vinde geen rustplaats! (Job 16: 18).
Het is de roep van de bruid tot haar Bruidegom om te komen. De kerk ziet verlangend uit naar de vervulling van alles in het koninkrijk van God.
Toen Jezus de gelijkenis had verteld van de weduwe die alsmaar bleef roepen tot de onrechtvaardige rechter om haar recht sloot Hij die gelijkenis af met de vraag: wanneer de Zoon des mensen komt, zal Hij dan nog geloof op aarde vinden? (Luc. 18:8). De juiste vertaling moet zijn: het geloof, namelijk het geloof dat gelooft dat de Here Jezus Christus zal weerkomen en dat Hem met vurig verlangen verwacht en bidt om Zijn komst.
Hoe komt het dat dat geloof soms verdwijnt? Hoe komt het dat wij zo weinig verlangend uitzien naar de komst van de Here Jezus Christus? Terwijl wij toch met de kerk van alle eeuwen belijden: wij zien met sterk verlangen uit naar die dag (Nederlandse Geloofsbelijdenis, art. 37).
Dat komt hiervandaan dat wij zo egocentrisch zijn. Als wij gelukkig zijn in het leven – jong, gezond en voorspoedig, een goede betrekking en gelukkig gezinsleven hebben, uitzien naar nog weer mooie vakantie – wat is er dan verder nog te wensen? Waarom zouden wij verlangen om daar een eind aan te maken door de komst van de Here Jezus Christus? Dat ligt anders als er oorlog is en angst en zorgen in ons leven, wanneer wij oud zijn geworden of groot verdriet hebben.
Maar waar bidden onze broeders en zusters in de hemel om? Zij bidden er om dat het recht van God in deze wereld zijn rechtmatige plaats heeft. Zij bidden dat er een eind gemaakt mag worden aan alle goddeloosheid, Godslastering en vijandschap tegen God.
Wij moeten ook hetzelfde inzicht en hetzelfde verlangen hebben als Gods volk van alle eeuwen: mijn ogen vloeien van tranen omdat zij Uw wet verlaten (Psalm 119:36).
Kunnen wij dat wel? Hoe kunnen wij onze wereldse bezittingen en zaken opofferen en werkelijk leven in de verwachting van de Here Jezus Christus?
De dienst van de gebeden is een offerdienst. Hoe kunnen wij dat offer met blijdschap brengen en ons scharen in de rij van Gods kinderen die hun leven hebben gegeven in dienst aan de HEERE?
Dat zal alleen mogelijk zijn door de werking van de Heilige Geest, de Geest der gebeden. Wij weten niet hoe wij bidden moeten gelijk het behoort, maar de Geest Zelf bidt voor ons (Rom. 8:26). De Geest en de bruid zeggen: kom, Here Jezus (Openb. 22:17).
Ons gebed is dus verbonden met het gebed van Gods kinderen die al bij de HEERE mogen zijn. Dit is onze gemeenschap met hen.
Wij denken vaak aan onze geliefden, die door de HEERE van ons zijn weggenomen – kinderen, ouders, man of vrouw. Wat missen wij hen, wat zouden wij graag toch nog eens met hen willen spreken! Maar de dood heeft een radicale scheiding teweeggebracht.
Is dat zo? Is die scheiding zo radicaal en totaal? Hebben wij geen enkele gemeenschap meer met hen?
Hier hebben wij het antwoord: wij ontmoeten elkaar in onze gebeden voor de troon van God. Al die gelovigen van lang geleden, de aartsvaders en profeten en apostelen, de voorgangers in de kerk en zo velen die wij niet eens kennen, maar die eenzelfde geloof als wij hebben gehad - zij bidden vanwege de strijd van de kerk op aarde om de wederkomst van de Here Jezus Christus.
In het belangrijkste van ons leven zijn wij met hen één. Hun gebeden en die van ons stemmen samen.
Zijn er twee soorten gebeden aan elkaar verbonden? In feite gaat het om drie soorten gebeden. Want onze Here Jezus Zelf bidt voor ons. Het heeft God behaagd om Zijn zoon te geven als onze Advocaat (Nederlandse Geloofsbelijdenis artikel 26). Hij bidt dat wij bewaard worden in Zijn naam en ook: ik wil dat zij, die Gij aan Mij gegeven hebt, met Mij mogen zijn waar Ik ben (Joh. 17:11,15,24).
De opening van dit vijfde zegel is Zijn werk. De gebeden in de hemel zijn Zijn gebeden. En dat geldt ook voor onze gebeden. Daarom worden zij verhoord!