Psalm 70:2


Deze week leren we opnieuw een vers uit een psalm van David.
David is blij en verdrietig tegelijk. Hij is blij omdat zijn God groot en machtig is. Maar hij is ook wanhopig. Want hij is er ronduit ellendig aan toe.

David smeekt daarom om snelle hulp.
Maar zijn lied is ook een belijdenis: vol vertrouwen geeft hij zijn leven over aan de Here. Want hij weet: bij Hem kom ik goed terecht.
David is in nood. Maar nu dat zo is, gaat hij niet spotten. En ook niet schelden. Zo van: het helpt niet om bij God te horen; de moeilijkheden blijven éven groot. Welnee. David weet dat je juist in zúlke omstandigheden naar de Here toe mag gaan. En dan geeft ’t niks als je niet zoveel woorden hebt. Eigenlijk zijn twee woorden genoeg: Here, help!

Psalm 70 is een wat bijzondere psalm, omdat daarin dingen worden gezegd die ook al in ándere psalmen uitgesproken worden.
In de laatste verzen van Psalm 35 staan gedachten die je ook in Psalm 70 tegenkomt.
En vergelijk Psalm 40:14-18 maar eens met Psalm 70. Dan zul je zien dat die beide Schriftgedeelten bijna gelijk zijn.
Waarom vond de Here het nodig dat Psalm 70 nog een keer apárt in Zijn Woord kwam te staan? Dat weten we niet precies. Maar David maakt één ding heel duidelijk: het is in onze zondige wereld hard nodig dat iedereen zich ervan bewust is dat de Here de enige echte Beschermer is. Hij zorgt er voor dat Zijn kinderen veilig zijn!

Psalm 70 is – net als Psalm 38 trouwens – een psalm bij het gedenkoffer.
Dat offer werd vroeger om twee redenen gebracht.
1: de offeraar wilde zich de grootheid van de God van het verbond herinneren.
2:  de offeraar wilde de aandacht van God op zich vestigen. En ook op de vele zonden die op aarde worden gedaan.

Dat gedenkoffer hebben wij vandaag niet meer.
Is Psalm 70 voor ons dan niet zo belangrijk meer? Jawel. Die Psalm betekent ook vandaag nog veel.
Om dat te begrijpen moeten we even naar Numeri 5 kijken. Zoek het maar eens in je Bijbeltje op. In vers 26 staat het woord gedachtenisgave. Dat is een ander woord voor ‘gedenkoffer’.
Dat begrip ‘gedachtenis’ kennen wij vandaag wél.
Bij de instelling van het Heilig Avondmaal zegt Jezus: “Dit is mijn lichaam, dat voor u gegeven wordt; doet dit tot mijn gedachtenis”. Dat kun je nakijken in Lucas 22:19. In 1 Corinthiërs 11 legt de apostel Paulus die woorden uit. Hij schrijft: “Want zo dikwijls gij dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt gij de dood des Heren, totdat Hij komt. Wie dus op onwaardige wijze het brood eet of de beker des Heren drinkt, zal zich bezondigen aan het lichaam en bloed des Heren”. Als er in de kerk Heilig Avondmaal wordt gevierd, belijden de kerkgangers: Jezus Christus is voor ons gestorven. En Paulus zegt: die belijdenis is in de kerk te horen tot Christus terugkomt.
Het gedenkoffer van vroeger laat de kerk aan het verleden denken. Maar ook aan wat er vandaag gebeurt. En ook aan onze toekomst.

Deze week leren we Psalm 70:2. De laatste regels van dat vers zijn:
“Gij zijt mijn hulp, toef niet te zeer,
maar spoed U om mijn lot te wenden”.
Als we dat zingen, bidden we eigenlijk: Here Jezus, maak Uw werk alstublieft gauw af en kom terug  op de wolken!