Bij God zijn wij veilig.
Mensen zijn soms heel onfatsoenlijk. Of oneerlijk. Je wordt er soms bang van.
Op school heb je er al mee te maken. Denk maar eens aan kinderen die gepest worden.
Soms is de situatie zó moeilijk dat je denkt: nu weet ik niet meer wat ik moet doen. Je vraagt je af: wie kan mij nu nog helpen?
Dan moet je maar bedenken: de HERE God beschermt mij. Bij Hem ben ik veilig! Hij is een schuilplaats voor iedereen die naar Hem toe komt.
Dat staat ook heel duidelijk in Psalm 62.
David is de dichter van deze Psalm. Hij zegt in vers 1 van dit mooie lied: “Voorwaar, ik keer mij stil tot God”.
Dat betekent niet: ik moet eerst een beetje rustig worden, en dán kan ik pas naar God toe gaan.
David bedoelt: ik ga naar God toe, en dan word ik dáár vanzelf stil.
Vorige week ging het over de troonzaal waar de machtige Koning zit. Weet je dat nog? Als je daar bent, word je vanzelf weer kalm.
Op zondag gaan we naar de kerk.
Dat doen we omdat we daar Gods Woord horen. In de kerk ben je niet alleen. Er zijn nog veel meer broeders en zusters.
Er zijn wel mensen die zeggen: ik geloof wel in God. Maar dan zeggen ze óók: de mensen in de kerk zeggen mij niks. Ik héb niks met die andere kerkgangers.
Als dat gezegd wordt, moet je maar denken: geloven doe ik niet in m’n eentje. God heeft heel veel kinderen. Een heel vólk zelfs. En dat hele volk moet naar de kerk komen.
David houdt zijn boodschap ook niet voor zichzelf. Kijk maar in vers 4: “Vertrouw op Hem, o volk, in smart”.
Psalm 62:6 heeft opvallende beginregels. Dat heb je hierboven vast al gezien.
God sprak maar één woord. Maar David hoorde het twéémaal. Hoe kan dat nou?
Antwoord: wij hebben in Nederland spreekwoorden. En gezegden. Zo waren er in Davids tijd getallenspreuken. De mensen maakten iets duidelijk aan de hand van getallen.
David bedoelde dat Gods kracht en Gods barmhartigheid onlosmakelijk bij elkaar horen. Die twee dingen kun je, als jij over God spreekt, nooit uit elkaar halen. ’t Is net een sommetje: 1 + 1 = 2. God is sterk én Hij is genadig.
Er staan wel meer getallenspreuken in de Bijbel. Zoek in je Bijbel Spreuken 30 maar eens op. Daar staan er wel vier achter elkaar. In vers 24-28 worden vier dieren opgenoemd: de mier, de klipdas, de sprinkhaan en de hagedis. Die vier dieren hebben niet zo veel met elkaar te maken. Maar ze zijn tóch met elkaar verbonden: ze kunnen zich alle vier heel goed aanpassen aan de mogelijkheden in de natuur.
Zo mogen wij steeds denken: Gods kracht en Zijn barmhartigheid horen voortdurend bij elkaar. Dat is net zo logisch als: 1 + 1 = 2. Daarom is God voor Zijn kinderen altijd een schuilplaats. Ons hele leven lang!