Gezang 21:1


Toen onze Heiland gestorven en begraven was, wilde geen mens geloven dat Hij nog weer zou opstaan uit de dood. De Here Jezus had zelf gezegd: op de derde dag zal Ik weer opstaan uit de dood. Maar op de ochtend van de derde dag bleven de discipelen thuis. En de vrouwen wilden het dode lichaam van Hem gaan verzorgen.

 

Het is de Here God zelf die de opstanding van de Here Jezus bekendmaakte. Hij zette de engelen bij het lege graf. De engelen vertelden het de vrouwen. En de vrouwen brachten het nieuws bij de discipelen. Ook Paulus schrijft erover in 1 Cor. 15:1-11. Hij zegt: ga het maar navragen bij de mensen die de Here Jezus toen hebben gezien. Dat kon hij zeggen omdat het toen nog maar ongeveer twintig jaar geleden was gebeurd. Dus veel van die mensen (ooggetuigen) leefden nog toen Paulus dat schreef. De opstanding van de Here Jezus is waar, omdat Gods Woord het zelf zegt. Lees maar eens Luc. 24:27.

 

De Here Jezus heeft door zijn opstanding de dood over-wonnen. Hij is de Triomfator, de Overwinnaar. De dood maakt ons bang. De dood lijkt de overwinnaar vanaf Adam, door onze zonde. Alle mensen gingen dood, behalve Henoch en Elia. Maar ook zij konden, hoe vroom ze ook waren, onze schuld niet afbetalen. De Here Jezus is de strijd aangegaan met de duivel, en heeft overwonnen. Hij is dood en in de hel geweest, maar: Hij is opgestaan. De dood kon Hem niet vasthouden, Hij was de sterke Held, de Triomfator.

 

Maar je zegt: toch sterven de mensen nog steeds. Zoek eens 1 Tess. 4:14 op. Daar zegt Paulus: de Here Jezus is gestorven. Maar alle mensen die bij Hem horen, zullen ontslapen. Wie slaapt is niet weg. Hij rust om dadelijk weer wakker te worden in het eeuwige licht bij God. Dat is niet bedoeld om een mooi verhaaltje over de dood te schrijven. Maar de opstanding van de Here Jezus heeft het vreselijke, de prikkel (1 Cor. 15:54-55), uit onze dood weggehaald.

 

Bij een overwinning hoort een buit. De buit van de Here Jezus zijn de goede gaven die Hij heeft verdiend en gaat uitdelen (Zondag 17 HC). Als eerste is dat: zijn gerechtigheid. Dat betekent zoiets als: je krijgt nieuwe, schone kleren. Ze zijn schoongewassen van de vuiligheid, al onze zonden. Niet in een gewoon wasmiddel, maar in het bloed van de Here Jezus. Hij deelt deze schone kleren uit, en wij moeten ze aandoen. Dan stuurt de Here God je nooit meer weg (Matt. 22:11-13). In de kerk worden de schone kleren uitgedeeld. In de preek horen we van de vergeving van de zonden door het bloed van de Here Jezus.

Als tweede krijgen we ook een nieuw leven. Dat betekent: wees zuinig op je nieuwe, schone kleren. Zorg dat ze niet weer vuil worden. Om dat te kunnen, moeten we ook naar de kerk. Daar horen we Gods Woord. En met dat Woord gaat de Heilige Geest aan het werk in ons hart. Hij leert ons anders te leven. Dan gaan we góede werken doen.

 

Tot slot geeft de Here Jezus ons nog een nieuw lichaam. Hij is de eerste die opgestaan is. De eerste van heel veel mensen; alle mensen die bij Hem horen. Als we ontslapen, worden we weer wakker bij God. En als de Here Jezus weerkomt dan krijgen we een nieuw lichaam. Dan leven we met dat volmaakte lichaam eeuwig op de nieuwe aarde!