Een moeilijk psalmvers én ook moeilijke wijs. Toch staat ook deze psalm in de Bijbel en sluit aan bij Psalm 9.
De dichter begint met een vraag aan de HERE te stellen, want hij snapt niet dat de HERE al die verschrikkelijke dingen maar laat gaan. Het lijkt wel of de HERE zich verbergt. De dichter vertrouwt op de HERE en hij wil dan ook dat HIJ ingrijpt. Wat is hier dan aan de hand? Waar klaagt de dichter over? De mensen die leven zonder God (de goddelozen) maken het de zwakken en ellendigen heel erg moeilijk, om er dan zelf beter van te worden.
De HERE heeft toch Zelf gezegd in de wetten van Mozes, dat de wees en de weduwe niet verdrukt mogen worden, maar dat er voor hen gezorgd moet worden. Ook omkijken naar de vreemdeling en hem brood en liefde schenken ( Ex. 22 en Deut.10) en maak dat de goddelozen zich schamen.
Uw macht is groot, o God.
Er is ook nu nog veel verdriet in de wereld. Er worden heel veel mensen vervolgd en gedood, omdat ze de HERE willen volgen en liefhebben. Je vraagt je dan af: Waar bent U, HERE? Toch hoef je niet te twijfelen aan God, maar je kunt Hem blijven vertrouwen op wat Hij doet. We snappen het lang niet altijd, maar de HERE werkt door, totdat HIJ terugkomt op de aarde en dan zullen de goddelozen hun straf ontvangen.
Laten wij maar blijven bidden voor al die mensen die verdrukt worden, zodat ze kracht ontvangen van de Heilige Geest. Ook bidden voor jezelf, want de duivel probeert je in zijn macht te krijgen. Lees je Bijbel, bid elke dag! Leid mij niet in verzoeking, maar verlos mij van de boze.