Psalm 36:1


Dit is maar een triest psalmvers. Twaalf regels, elke regel gevuld met slechtheid. Het is vreselijk om goddeloos te zijn. Je wordt helemaal in beslag genomen door het kwade, de zonde. Zoals Gods kind luistert naar Gods stem, zo luistert de goddeloze naar de duivel, ook nog met plezier (tweede regel). De goddeloze heeft God de rug toegekeerd. Hij wil niets met God te maken hebben (derde regel). De duivel is de baas in zijn hart. De goddeloze houdt geen rekening met God. Hij is niet bang voor Gods oordeel, hij lacht erom. Hij denkt dat het allemaal wel wat mee zal vallen (vijfde regel). De goddeloze zondigt ook heel bewust, hij wil niet anders (negende regel). De laatste regel is het toppunt: de goddeloze wil (!) in het kwade wandelen (leven). Hij wil tegen Gods wil ingaan, hij geniet ervan.

 

Maar wij doen toch ook veel dingen die God verbiedt? Wij zondigen toch ook? Wat is dan het verschil? Het verschil is 'Gods goedheid'. Daarvan zingen we in het tweede en derde vers. De HERE heeft Adam en Eva geschapen zonder zonde. Wij kunnen ons niet voorstellen hoe heerlijk dat leven is geweest. Toch zijn ze ongehoorzaam geworden. Ze hebben naar de slang (de duivel) geluisterd in plaats van naar God. Maar dan is daar, in het paradijs al, Gods goedheid en trouw, Zijn goedertierenheid. God heeft toen al de Verlosser beloofd. Zijn eigen Zoon die voor de zonden van al Gods kinderen zal betalen. Het offer van de Here Jezus, waardoor wij weer kinderen van God mogen zijn. Dàt is genáde! En van Gods genade begrijpen wij niets. Waarom heeft God ons uitgekozen? Waarom geeft God ons het geloof? Waarom heeft God met ons het Verbond gesloten? Allemaal vragen met maar één antwoord: omdat God het zo wil! Dàt moeten we geloven.

 

Toch blijven we zondigen zolang we leven. We zijn uit onszelf echt niet beter dan de goddelozen. Alleen door het offer van de Here Jezus kunnen wij Gods kinderen zijn. Alleen als we vast geloven dat de Here Jezus onze Zaligmaker is, zijn wij gered. Dat geloof hebben we niet van onszelf. Ook dat krijgen we van de HERE. Wij geloven dat dit echte geloof in ons ontstaat door het horen van Gods Woord (de Bijbel) en door het werk van de Heilige Geest in ons. Zo worden we een nieuw mens, een mens die God wil dienen en liefhebben (NGB art. 24). Door de genade van God, het offer van de Here Jezus en het werk van de Heilige Geest zijn wij kinderen van God. Daar is helemaal niets van onszelf bij. Kinderen hebben Vader lief en willen Hem geen verdriet doen. Dat is het grote verschil met de goddelozen. Zij zondigen bewust, zij wìllen dat en kunnen ook niet anders. Gods kinderen bidden om Zijn hulp en kracht, om te vechten tegen de zonde en te leven tot Zijn eer.