Altijd terug naar het dienen van de HEERE


Het is een woelige tijd. In de kerk en in de wereld.

Welvaart in de maatschappij. Brood en spelen. Veel aanbod van vakanties. In de kerk altijd inspanning om de waarheid onveranderd vast te houden.

Wie en wat komen er in de eerste plaats in ons leven? Mogen we dat zelf uitmaken, net zoals de meeste mensen doen? Wat wil de HEERE? En wat geeft Hij aan zijn trouwe kinderen?

De Heere volgen

'Wees navolgers van mij, zoals ik navolger van Christus ben', dat is het onderwijs dat de apostel Paulus ook ons geeft (1 Kor. 11:1).

Dat verraadt geen gebrek aan zelfstandigheid, waardoor alleen de sleur heerst en veel goeds wordt tegen-gehouden. Dit is geen conservatisme. Christus leefde naar Gods wet en gaf het volmaakte voorbeeld van alle goede eigenschappen.

Christus behaagde Zichzelf niet. Hij zocht niet Zijn eigen roem. Hij bracht geen stilstand van eigen initiatief, dat achteruitgang tot gevolg heeft.

Het navolgen van Christus brengt vooruitgang. De zegen van God móét wel stimuleren tot voortvarendheid en dankbaarheid.

 

Ons motief om de HEERE te dienen komt voort uit onze liefde tot Hem, onze Schepper en Onderhouder.

We weten dat de HEERE het hart aanziet (1 Sam. 16:7). Het hart is de meest innerlijke kern van de mens. Het hart is het centrum van het geestelijk leven, de bron van de eigen wil en voorkeuren. Uit het hart komen de daden voort. Het hart wordt alleen gekend door Hem, Die de harten doorgrondt en de nieren beproeft (Jer. 17:10, Joh. 2:25).

Ons doel moet zijn om op de wegen van de HEERE te gaan. We mogen gaan van kracht tot kracht, totdat we voor de HEERE verschijnen (Ps. 84:8).

Voorspoed en volharden

Daarbij moeten we er wel op bedacht zijn dat we door voorspoed niet ten val komen (1 Kor. 10:12).

Paulus wist dat ook. Hij mocht zich niet verheffen van-wege de vele openbaringen die hij ontving (2 Kor. 12:7). En het is voor rijken moeilijk om het Koninkrijk der hemelen in te gaan (Matth. 19:23).

Het is zeker nodig om in voorspoed toch in grote afhankelijkheid van het kruis van Christus te leven. Om elke dag weer te bidden: Leid mij niet in verzoeking. Om te bidden om in voorspoed dankbaar en in tegenspoed geduldig te zijn (HC-10, v/a 28). Het is een bijzondere genade als we welgemeend kunnen zeggen: HEERE, mijn hart is niet hoogmoedig (Ps. 131:1).

 

Het is een rijke genade als de HEERE voorspoed gebruikt om ons daardoor nog meer aan Hem te binden.

En dat Hij ons ervoor bewaart om rusteloos heen en weer geslingerd te worden tussen zondige jacht naar welvaart, en het verlangen om God naar waarheid te dienen.

En dat Hij ons doet blijven streven naar vooruitgang in een leven dat aan de Heere is toegewijd.

En dat Hij ons ervan bewust doet blijven dat we de goede strijd van het geloof te strijden hebben, in onze woorden en daden (1 Tim. 6:12).

Een echt gelovig leven valt op

Een gelovig leven heeft een positieve uitstraling, en maakt weerbaar. Een goede boom brengt goede vruchten voort, en een slechte boom brengt slechte vruchten voort (Matth. 7:17).

De beste levenshouding is het kennen van Gods Woord en het leven uit een waar geloof (HC-7, v/a 21). Voortbouwen op het vroeger gelegde fundament en door de Synode van Dordrecht bevestigd in 1618/1619: streven naar volharding. Dat vraagt elke dag om doorgaande reformatie. In leer en leven. Elke eigenwillige godsdienst moet weg (Matth. 7:21). De Heere wil zichtbaar zijn door Zijn woning, Zijn volk, dat is de kerk. Geen gewijde paal (Deut. 16:21) of welke eigenwillige vorm van leven dan ook. De HEERE is onze enige Schepper. Hij is ook de Enige Die ons kan zaligmaken.

Afwijking is zonde en voert steeds verder van God af.

Lang leve de Heidelbergse Catechismus!

We moeten het ons bewust zijn dat verkeerde godsdienst-gewoonten een hardnekkig bestaan hebben.

Dat vraagt voortdurend om bestrijding en preventie (Openb. 3:10). Te beginnen in de gezinnen. Catechese in gezin en kerk. Anders gaat het volk verloren door gebrek aan kennis (Hosea 4:6). Betrouwbaar godsdienst-onderwijs tot elke prijs handhaven. Kennis van de zalig-makende God is meer dan broodnodig. Kennis van Gods Woord, met geloof en liefde voor God en onze naaste (Matth. 22:37-40).

We weten: De vreze des HEEREN is het beginsel van de wijsheid, allen die ernaar handelen, hebben een goed inzicht (Ps. 111:10).

 

Daarom: Lang leve het onderwijs uit de Heidelbergse Catechismus!!

Een dode letter brengt geen genezing, maar het levende onderwijs van Gods Woord stimuleert een gezonde geest.

De kerk moet zijn een stad van gerechtigheid: heerlijk om te wonen, nog beter en mooier dan het mooiste vakantiepark.

Daarom: altijd oprecht bidden en danken voor een kerk die de kenmerken van de ware kerk vertoont, voor al haar leden en ambtsdragers.

De misstap

Voorspoed houdt ook een beproeving in: vriendschap zoeken met de wereld, of de binding aan de belijdenis 'flexibel' maken.

Maar iedereen die een vriend van de wereld of een dwalende kerk wil zijn wordt tot een vijand van God (Jac. 4:4). Dat weten we toch wel? Immers bij zo een vriendschap komt God op de tweede plaats. Dat gaat in tegen het tweede gebod.

Dan vinden we Gods liefde minder belangrijk dan de aandacht die menselijke gedachten ons geven. Dan vinden we het offer van Jezus Christus en het eeuwig leven in volmaaktheid minder belangrijk dan de plaats die eigenwillige mensen ons geven. Dat maakt ons dan tot een tegenstander van God, want de eigenwillige mens streeft eigen eer na en niet de eer van God (Rom. 8:7).

Geen onverantwoorde compromissen

Streven naar samenwerking op basis van eigenwilligheid zal twist en scheuring in de gemeente veroorzaken, in plaats van eensgezindheid en liefde als vrucht van de hemelse wijsheid.

Ga daarom geen eigenwillige samenwerking aan en let op de geestelijke band die ontstaat. Een zakelijke band onderhouden kan wel (1 Kor. 5:10), want we kunnen ons niet onttrekken aan de wereld waarin wij leven. En door ons doen en laten zullen we invulling geven aan onze opdracht om een getuigenis te zijn ten aanzien van een wereld die eigenwillig leeft. En daarbij erop bedachtzaam zijn dat we geen verbintenissen aangaan die onze God onwelgevallig zijn (2 Kor. 6:14; 2 Thess. 3:6). Een open oog houden voor het ontstaan van een verbroedering met Gods vijanden is nodig. Meedoen en onverantwoorde compromissen sluiten, graag willen zitten op een stoel met aanzien: Pas op!

Niemand kan twee heren dienen, want òf hij zal de één haten en de ander liefhebben, òf hij zal zich aan de één hechten en de ander minachten (Matth. 6:24).

Het gevaar van menselijke eer

We zijn zo gauw gevoelig voor menselijke eer. De eigen-willige mens heeft daar echter zijn bedoeling mee. Eerst een kleine stap. Maar voor je het weet ga je verder en raak je verstrikt in ernstige verwikkelingen. En dan is teruggaan wel heel moeilijk. Dat geldt in kerk en wereld. Een getrouw getuigenis wordt daar o zo snel verworpen.

Zo gauw wordt de vraag gesteld aan Gods kinderen: Is dit ... nu zo erg? Ach ... jullie scherpslijpers!

De ervaring leert dat de vriendschap van Gods volk met ongelovigen of eigenwillige gelovigen eerder tot de verkeerde weg leidt, dan bij de anderen tot bekering.

Eigenlijk weten we het wel: het verkeerde pad voert uiteindelijk naar een rampspoedig einde.

God houdt van Zijn kinderen

Gelukkig, God heeft Zijn kinderen lief. Ook die een misstap begaan. We mogen elkaar eraan herinneren: Als u in nood gezeten, geen uitkomst ziet, wil dan nooit vergeten: God verlaat u niet. Vrees toch geen nood, de trouw van de Heere is groot!

Wil toch niet op mensen bouwen, hoe voornaam ook en geacht. Want beschaamd wordt uw vertrouwen, als u heil van hen verwacht (Ps. 146:2 ber.) De Heere kan maar zo iemand van zijn voetstuk stoten.

En ook: God kan in Zijn eindeloze ontferming Zijn dwalend kind wonderlijk redden.

Echte eenheid is niet te verkrijgen door puur menselijke berekeningen en maatregelen (Ef. 4:19-24).

Dat wist ook de psalmdichter. Hij leert ons dat Gods geboden wijsheid, verstand en inzicht geven, want Gods geboden zijn voor eeuwig bij mij (Ps. 119:98-100).

Jezus Christus is onmisbaar

Dit maakt ons nederig. Zelfs de meest uitnemende ambtsdrager is niet in staat om in eigen persoon aan het kerkvolk de zaligheid te geven. Ook hij is en blijft een zondig mens.

Dat roept heel duidelijk om het verzoenend werk van Christus. Dat is onmisbaar. Jezus Christus is de ware Koning!

Hij geeft volkomen behoud.

Want Hij heeft alle verzoekingen en aanvallen van de satan overwonnen. Jezus Christus kan de waakzaamheid en volharding geven die Gods kind nodig heeft. Op het gelovig gebed zal Hij dat doen (Jac. 1:5).

De schuilplaats

Mijn ogen zijn voortdurend gericht op de HEERE. Want Hij zorgt ervoor dat de maatregelen van mijn tegenstanders mij niet te gronde richten (Ps. 25:15).

De bidder erkent zijn volkomen afhankelijkheid. Zijn ogen zijn op God gevestigd. Als een kind vol vertrouwen vragen om verhoring van het gebed.

In voorspoed en tegenspoed altijd klein zijn voor God. De HEERE is altijd mijn toevlucht en mijn burcht, mijn God, op Hem vertrouw ik (Ps. 91:2).

De Heere is een Helper voor iedereen die Hem toebehoort; we behoeven niet bang te zijn (Hebr. 13:6). Tot wie zouden we beter kunnen gaan om hulp?

Ook als gemeente tot God roepen, iedereen, groot en klein, oud en jong. Dat kan en mag, we leven in een verbond met de HEERE, de Almachtige.

De doop is daarvan het zichtbaar teken en zegel. De HEERE heeft Zich verbonden aan Zijn kinderen en komt altijd Zijn belofte na, ja tot in eeuwigheid.

Gods beloften zijn oud, maar niet verouderd, altijd actueel en moedgevend.

Gelukkig is iedereen die op de HEERE alleen vertrouwt. Dat geldt voor ieder persoonlijk en ook voor Zijn gemeente.

Gelukkig, in Christus zijn al Gods beloften 'Ja en Amen' (2 Kor. 1:20).

De HEERE wil onze trouw

God handelt rechtvaardig. Altijd.

Hij heeft beloofd: Ik zal u niet loslaten en u niet verlaten (Jozua 1:5). Deze belofte geldt voor alle gelovigen (Hebr. 13:5). Dat stimuleert ons om tot God te roepen (Ps. 50:15). Want onze vijanden willen ons verdrijven uit ons huis, Gods kerk.

We zullen er ons bewust van zijn dat er veel valse profeten opstaan en die zullen er velen misleiden (Matth. 24:11).

We zullen alle dingen beproeven en aan Gods opdracht voldoen om het goede te behouden, voor elkaar en voor allen (1 Thess. 5:21,15).

God wil wonen in Zijn kerk en de kenmerken van de ware kerk zien: het zuiver bewaren van Zijn Woord, het zuiver bedienen van de sacramenten en het zuiver bedienen van de kerkelijke tucht (NGB art. 29).

We zullen onszelf blijven herinneren dat iedereen die volharden zal tot het einde, zalig zal worden (Matth. 24:11-13).

We leggen ons leven in Gods hand. Met vertrouwen.

De HEERE is onverslaanbaar

In afdwaling van het evangelie werkt de satan. Hij schakelt mensen daarbij in.

Daarom roepen wij tot de HEERE. Het gaat om Zijn eer.

Degenen die naar hun eigen overtuiging willen leven, hebben de bedoeling de ware godsdienst onzuiver te maken en om dan vroeg of laat de ware godsdienst te laten verdwijnen. Het liefst zo spoedig mogelijk.

Wij moeten getuigen van onze Koning (Hand. 1:8). We zijn wel in de minderheid, maar hebben wel de waarheid aan onze kant. De vijanden van God zullen wel tegen de kinderen van God strijden, maar ze kunnen hen niet verslaan want de HEERE is met Zijn kinderen om hen te redden (Jer. 1:19).

Bij de pakken neer gaan zitten hoeft dus niet.

De redding

Als dwaling geaccepteerd wordt, past maar één houding: naar de HEERE.

Is dat wel strijdlustig genoeg? Jazeker.

Gods kind weet dat hij geheel en al afhankelijk is van zijn God en Maker. En een getrouwe prediking is sterker dan elk eigenwillig betoog, ook als dat indrukwekkend gebracht wordt.

Een krachtig gebed van een rechtvaardige brengt veel tot stand (Jac. 5:16). Wij bidden.

Voor de HEERE bukken we, voor de mensen behoeven we onze ogen niet neer te slaan. De trouwe gelovige heeft het recht aan zijn kant. Hij kan en mag zijn zaak op God wentelen, de HEERE zal het maken (Ps. 37:5).

God is onze hulp in benauwdheden (Ps. 46:2). Onoverwinnelijk.

Bij God, de HEERE, is mijn hulp en troost gewis, al is mij alles tegen (Ps. 3:3 ber.). We weten het: We leggen ons leven vol vertrouwen in de hand van God en belijden: Mijn hoop is op mijn trouwe God (Ps. 39:8), Hij laat de werken van Zijn handen niet los (Ps. 138:8). Hij houdt Zijn kerk in stand, en bewaart Zijn trouwe kinderen. Zij geloven in de hoop van het eeuwige leven, dat God, Die niet liegen kan, vóór de tijden der eeuwen beloofd heeft (Titus 1:2).

We weten het: we hebben genoeg.

De waarheid gaat boven het getal

Het gaat om het vasthouden aan het onveranderde Woord van God, dat is veel belangrijker dan een zo groot mogelijk getal aan mensen. Vertrouwen op een bondgenootschap met een dwalend kerkverband is niet nodig. Een waarachtig vertrouwen op God is sterker dan een zelfvertrouwen dat zich krachtig voordoet.

 

We belijden dat de kerk door God staande wordt gehouden tegen het woeden van de hele wereld en alle dwaalleraars. Hoewel de kerk, soms een tijdlang, zeer klein kan zijn en ogenschijnlijk verdwenen is (NGB art. 27).

Trouw volharden geeft zekerheid

Daarbij belijden we dat onze God en Vader aan elk kind van Hem zal geven wat dat kind voor lichaam en ziel nodig heeft. En dat Hij ook elke beproeving die Hij aan Zijn kind toebedeelt, voor dat kind doet meewerken ten goede (HC 9).

Denk aan Job (1:1; 42:10-16).

Acht geven op jezelf en op de leer. En daarin volharden. Iedereen die dat doet, zal behouden worden (1 Tim. 4:16).

Jezus Christus is geboren, heeft geleden, is gestorven, is opgestaan, is naar de hemel gegaan en regeert vandaar de gehele wereld (Matth. 28:18).

De satan is overwonnen, zal voor de ogen van iedereen definitief overwonnen worden en de Almachtige God zal groot zijn in het midden van Zijn volk.

Iedereen die in geloof Jezus Christus navolgt heeft een onvoorstelbaar mooie toekomst: Altijd de HEERE dienen in volmaaktheid.

De trouw van de HEERE blijkt altijd

De HEERE geeft redding. Op Zijn tijd. Op Zijn manier. Zijn grootheid en glorie worden dan het beste zichtbaar.

Daarom zingen wij met de kerk van alle eeuwen Psalm 42:5:

 

Maar de HEER zal uitkomst geven,

Die bij dag zijn gunst gebiedt.

Dit vertrouwen doet mij leven,

Dat vermeld ik in mijn lied.

Daarom zing ik zelfs bij nacht,

Want bij Hem verstilt mijn klacht.

'k Zal de God mijn levens prijzen,

Biddend Hem mijn dank bewijzen.