Let op uzelf


2 Joh. 1:7-11:

7 Want er zijn veel misleiders in de wereld gekomen, die niet belijden dat Jezus Christus in het vlees gekomen is. Dat is de misleider en de antichrist.
8 Let op uzelf, opdat wij niet verliezen waarvoor wij gewerkt hebben, maar een vol loon mogen ontvangen.
9 Ieder die overtreedt en niet blijft in de leer van Christus, die heeft God niet; wie in de leer van Christus blijft, die heeft zowel de Vader als de Zoon.
10 Als iemand bij u komt en deze leer niet brengt, ontvang hem niet in huis en begroet hem niet.
11 Want wie hem begroet, die heeft deel aan zijn slechte werken.

De apostel Johannes spreekt zich in het begin van de brief dankbaar uit over de gemeente. Hij herkent in haar gemeenteleden die in waarheid èn liefde wandelen. Nu volgen er ook waarschuwende woorden.

Misleiders

Deze waarschuwingen staan niet los van het vooraf-gaande. De gemeente staat al bloot aan gevaren om haar geloof te verliezen. In die situatie is er des te meer reden om blij te zijn als er zijn die de waarheid in de liefde vasthouden.

 

Wat zijn die gevaren? Het zijn dezelfde gevaren waar de Heere Jezus voor gewaarschuwd heeft, namelijk de komst van valse profeten, valse christussen, misleiders (Matt. 24:4,11,24).

Ook de apostel Paulus heeft de kerkenraad van Efeze ernstig gewaarschuwd, dat er na zijn vertrek grimmige wolven zullen komen die de kudde niet zullen sparen (Hand. 20:29).

 

Johannes zelf heeft de komst van hen al genoemd in 1 Joh. 4:1. Het zijn er niet weinig: 'veel misleiders'. 'In de wereld gekomen' letterlijk: 'in de wereld uitgegaan'. Ze hebben net als de apostelen een 'missie'. Ze gaan rond om te misleiden. Hun actieradius is groter dan de lokale gemeente. Hun boodschap is dat het niet waar is dat Jezus Christus in het vlees is gekomen.

Ze loochenen dus de godheid van Christus, de maagde-lijke geboorte en als gevolg daarvan de verzoening door voldoening. Heel de leer van Christus is in het geding als Jezus niet Gods Zoon is, die door de Vader naar de wereld gezonden is. Christus en heel Zijn verlossingswerk wordt zo door hen tegengestaan: het zijn anti-christen.

 

Johannes noemt hen 'dé misleider, dé antichrist' omdat hun leer regelrecht Christus loochent. 'De misleider' ziet dan op het grote gevaar. In hen is de satan actief, de duivel, de grote misleider, die de hele wereld misleidt en op zoek is wie hij zou kunnen verslinden (1 Petr. 5:8; Openb. 12:9).

Een vol loon ontvangen

Johannes waarschuwt nu in vers 8: 'Let op uzelf'. Hij roept tot grote waakzaamheid van ieder persoonlijk. Het is zelfs een bevel te noemen vanwege het grote gevaar.

'Let op uzelf' wijst op de persoonlijke verantwoordelijk-heid van alle leden om dwaalleer te ontmaskeren. Neem daarom niet automatisch aan wat anderen leren. De oproep heeft een blijvend karakter vanwege de vele verschillende misleiders: blijf steeds op uzelf letten. Dat 'opletten' wijst op grote aandacht en zorgvuldigheid. Om te onderscheiden waarop het aankomt.

Want de dwaalleer is verleidelijk, geraffineerd, subtiel, verpakt in een aantrekkelijke boodschap. Als je niet oppast, wordt je zomaar misleidt.

 

De waarschuwing is dezelfde als die van de Heere Jezus in Matt. 24:4: Pas op dat niemand u misleidt. En als de waarschuwing van Paulus en Petrus: weest nuchter en waakzaam (1 Tess. 5:6; 1 Petr. 5:8).

 

Johannes geeft nu aan wat het doel is van hun waak-zaamheid: er zou verlies zijn. 'Opdat wij niet verliezen waarvoor wij gewerkt hebben'. Het werk van de apostelen en evangelisten zou tevergeefs zijn, als de gemeenteleden alsnog hun geloof zouden verliezen. De NBG 51 heeft hier op grond van andere grondteksten: 'dat gij niet verliest, wat wij verricht hebben', het verlies zou dan aan de kant van de gelovigen zijn hun eeuwige zaligheid.

 

In plaats daarvan wil Johannes zo graag zien dat de lezers een vol loon mogen ontvangen. Een vol loon is dat ze bij de al ontvangen zegeningen de heerlijke zaligheid zouden ontvangen en de eeuwige vreugde mogen binnengaan. Loon als genadeloon: God bekroont het werk dat Hij in hen heeft gewerkt door de dienst van zijn apostelen.

Maar daarvoor is dan wel nodig dat ze dwaalleer blijven ontmaskeren, en zo in het ware geloof volharden. Als ze afvallen, zou dat erger zijn dan dat ze de Heere niet gekend hadden (2 Petr. 2:20,21; Hebr. 6:4-8).

Blijf in de leer van Christus

Johannes geeft in vers 9 nog meer aanwijzingen. 'Ieder die overtreedt': in de zin dat er buiten de leer van Christus geleerd wordt. De dwaalleraars pretendeerden een dieper inzicht in de waarheid te hebben. Ze kwamen met: 'nieuwe inzichten'. Zo gingen ze leren buiten de leer van Christus, dat is in afwijking van de leer van Christus. Niet elke vooruitgang in inzicht in Gods Woord is te veroordelen, zeker niet, maar wel die leer die afwijkt van Gods Woord.

 

'De leer van Christus' is de leer over Christus en de leer die Christus ze heeft geleerd door Zijn apostelen. Ze betreft het hele evangelie, omdat heel het evangelie ons de Christus leert.

Aan die leer moet men vasthouden, door alleen deze leer te geloven en ernaar te leven.

Is in onze dagen de nieuwe hermeneutiek - die ook gepresenteerd wordt als verrijkend en vernieuwend - ook niet een van de misleidende methoden waardoor je buiten de leer van Christus gaat?

 

Johannes zegt dan met volle ernst: als je niet blijft in de leer van Christus, dan heb je God niet.

Dan heb je zowel de Vader als de Zoon niet. 'Hebben' is gemeenschap hebben. Jezus Christus is de Weg, de Waarheid en het Leven. Alleen in Hem kunnen we gemeenschap met de Vader hebben.

Als je niet gelooft in Hem zoals Hij Zich in Gods Woord heeft geopenbaard, verlies je Hem als je Zaligmaker, maar in Hem ook de gemeenschap met God.

Ontvang hem niet

Johannes roept in vers 10 op om een dwaalleraar die de Christus van de Schriften niet leert, niet te ontvangen. Ja, zelfs niet te begroeten. Dus alle contact en gemeenschap met zo'n iemand moet geweigerd worden.

Dat lijkt te strijden met het gebod van gastvrijheid, Rom. 12:13, Hebr. 13:2; 1 Petr. 4:9.

 

We zullen er daarom bij moeten bedenken dat niet iedere ongelovige uit je huis of uit de kerk moet worden geweerd. Het gaat hier om mensen die een valse leer uitdragen. Als ze dat doen zijn ze niet zozeer je persoonlijke vijanden, die je moet liefhebben (Matt. 5:44), maar vijanden van Christus, antichristen. Die proberen je door misleiding af te trekken. Zulke mensen mogen niet op de kansel; ze mogen niet in de gemeenschap van de kerk zijn, en niet in je huis.

Overigens zal wat Johannes schrijft niet bedoeld zijn om hen geen noodzakelijke hulp te verlenen bij ziekte of andere noden, maar om met hen geen gesprekken te voeren.

 

Johannes geeft nog een argument bij het bevel dat hij namens Christus geeft. Dit argument geeft tegelijk de klem aan: Want wie hem begroet, die heeft deel aan zijn slechte werken.

Ontvangst en contact met zo iemand betekent goed-keuring van en blootstellen aan zijn leer.

Je toont je sympathie ermee in plaats van strikte afwijzing. Maar dan verloochen je zelf ook je Heiland en heb je deel, gemeenschap, aan het slechte werk van dwaalleer, dat door God gestraft wordt (Joh. 3:19). De Heere wil zien dat we bij Hem horen. Dat we daarom opzoeken en gemeenschap hebben met wie Hem liefhebben. En tegelijk mijden en haten wie Hem haten en tegen Hem opstaan (Ps. 139:21,22). Dat heeft zijn doorwerking tot op de jongste dag, zie ook HC, V&A 52.