Het antwoord van de Canadese kerken (CANRC) (2)


Rapport van de Canadese deputaten aan GS Smithers 2007


Het Canadese deputatenrapport bestaat uit twee delen. Het eerste deel betreft de GKv en omvat ook het werk van de GS te Amersfoort 2005. Het tweede deel houdt zich bezig met De Gereformeerde Kerken (DGK).

Nieuwe trend binnen de GKv


De Canadese deputaten merken op dat bepaalde trends binnen de GKv zich in het laatste decennia hebben ontwikkeld. Zij verwijzen daarbij naar de vele deputaatschappen. De modus operandi van de Generale Synode is veranderd en heeft ongetwijfeld geleid tot gevoelens van onbehagen. De regels voor het behandelen van zaken op synodaal niveau zijn veranderd. Een totaal van 28(!) deputaatschappen hebben tot taak een komende synode te dienen met adviezen. Daarbij schijnt de nadruk eerder te liggen op de kracht van specialisten dan betrokkenheid van de synodeleden zelf. Plaatselijke kerken en individuele leden hebben de gelegenheid hun bezwaren en suggesties in te brengen bij de deputaten. Deputaten beslissen zelf of deze al dan niet meegenomen worden in het eindvoorstel van de deputaten aan de synodevergadering. Bij het begin van de synode brengen commissies bestaande uit synodeafgevaardigden advies uit over het honoreren dan wel afwijzen van de bezwaren. Deze informatie kan aan de deputaten gestuurd worden om opgenomen te worden in hun eindvoorstel, insluitend de suggesties en amendementen van de synode zelf.
Daar tegenover stellen de deputaten de werkwijze van de Canadese kerken, zoals die voorheen ook in de GKv werd gehanteerd. Daar sturen deputaten hun rapporten een half jaar voor het begin van de synode naar de kerken. Kerkenraden en kerkleden kunnen hierop kritiek geven dan wel instemming betuigen rechtstreeks richting synode. Na de constitutie van de synode benoemt de synode commissies uit de synodeafgevaardigden, die de deputatenvoorstellen en de daarop ontvangen reacties bestuderen. Deze commissies doen voorstellen aan de synodevergadering. Daar valt na discussie en mogelijke aanpassingen een eindbeslissing.
We hadden van de Canadese kerken kritiek verwacht op de nieuwe werkwijze in de GKv omdat deze duidelijk een inperking inhoudt van het appelrecht van de kerken en de kerkleden. De bezwaren worden nu voortaan eerst beoordeeld door de deputaten. Hoewel een synodecommissie alle ingediende bezwaren met het rapport van de deputaten onder ogen krijgt, is het nog maar de vraag of deze ‘lekencommissie’ genoeg expertise in huis heeft (en tijd uittrekt!) om de ter zake deskundige deputaten bij bezwaren van repliek te kunnen dienen. Gelukkig hebben onze kerken (DGK) het oude systeem hersteld, zoals dat in de Canadese ook gebruikt wordt. Niet deputaten wegen de bezwaren en hebben de gelegenheid daarop vooraf commentaar te leveren, maar de synodeleden.
Gezien het gebrek aan kritisch commentaar, blijken de Canadese kerken echter tegen de genoemde vernieuwing geen bezwaar te hebben.

Het aantal gezangen



De GKv deputaten hebben op het bezwaar van Canadese zijde tegen het aantal gezangen geantwoord dat de zorg van de CANRC niet terecht zou zijn. De lijn van Zuidhorn is anders dan door Canada gesuggereerd, omdat toen ook besloten werd dat de psalmen prioriteit dienen te hebben binnen de eredienst. Deze uitspraak door de GS Zuidhorn ‘levert voldoende waarborg voor de waardering van de psalmen in de eredienst.’ De Canadese deputaten gaan akkoord met deze uitleg. Niet het aantal te accepteren gezangen is het criterium, maar het daadwerkelijke gebruik van de psalmen en gezangen in de eredienst. Wel hebben zij opgemerkt, dat met de toename van het aantal aanvaarde gezangen in de kerk schijnbaar ook het aantal bezwaren toeneemt.
Merkwaardig is dat de deputaten zich weer niet hebben beziggehouden met de inhoud van de gezangen, terwijl meerdere GKv-synodes daarover wel hebben moeten oordelen, gezien de vele bezwaarschriften (zie de Acta Zuidhorn, art. 86 en het rapport van de deputaten).

Het nieuwe huwelijksformulier


De Canadese deputaten hebben de GKv gevraagd uit te leggen wat bedoeld wordt met de zin ‘Ook nu worden echtgenoten geroepen tot het ouderschap, wanneer de Here de mogelijkheid daarvoor geeft’. Verwijst deze zin naar het niet kunnen krijgen van kinderen of geeft deze zin opening naar de wereldse visie betreffende het krijgen van kinderen. De GKv-deputaten antwoordden daarop dat deze zin in het formulier is opgenomen omdat er situaties bestaan waarbij het krijgen van kinderen via de natuurlijke weg niet mogelijk is. Het geroepen worden tot het ouderschap geeft al aan dat een ontsnappingsroute niet mogelijk is. Men is als gehuwden geroepen tot het ouderschap maar of dit mogelijk is hangt af van de mogelijkheden die God geeft.
Op de vraag wat de taak van de vrouw in haar gezin en huishouding is, antwoordden de GKv-deputaten: ‘Wat vroeger als taak van de vrouw in haar gezin en huishouding werd beschouwd wordt in het nieuwe formulier als de taak van man en vrouw beschouwd’. Een revisie van het formulier was nodig om de indruk weg te nemen dat de taak van de vrouw slechts betrekking had op het moederschap, terwijl het werk buitenshuis alleen voor de man was gereserveerd. De GKv deputaten verwijzen dan naar het samenwerkingsverband van Adam en Eva en naar Spr. 31. Man en vrouw zijn beiden verantwoordelijk voor een goede verdeling van de plichten in het gezin. De Canadese deputaten zijn tevreden met deze uitleg.
Waar in het rapport aan de synode van Chatham nog bezwaren waren tegen de veranderde opvatting rondom het hoofd-zijn van de man komt dit onderdeel in het huidige rapport helemaal niet meer ter sprake.

Het vierde gebod


De deputaten hebben het rapport ‘Zondag, HEERlijke dag’ dat de GKv-deputaten in opdracht van de synode van Zuidhorn maakten, bestudeerd. In hun rapport aan de Canadese synode te Smithers gaan zij speciaal in op het laatste hoofdstuk. Dit hoofdstuk analyseert de besluiten van Leusden (1999) en Zuidhorn (2002). Leusden heeft uitgesproken dat de visie dat de zondag als rustdag niet gebaseerd is op een goddelijk gebod, niet te veroordelen is. Maar volgens het GKv rapport wilde Leusden daarmee niet zeggen dat het niet uitmaakt of men op zondag mag werken, maar dat er verschillende meningen zijn over de grond voor de zondag als dag van rust. Leusden stelde, dat er ruimte moet zijn voor die broeders en zusters die zeggen dat de zondag als rustdag niet direct gebaseerd is op een goddelijk gebod. Zij zijn van mening dat de christelijke kerk door de Heilige Geest de zondag erkenden als een dag van rust naar het voorbeeld van de Israëlitische sabbat en dat de zondag als rustdag gegrond is op de verantwoordelijke keus van de christelijke kerk. Zoals bij de doop, is er in het Nieuwe Testament geen direct bevel om de eerste dag van de week te vieren als een rustdag. Maar in beide meningen wordt de zondag gezien als een dag van rust. Het gaat Leusden dus niet over de zondag op zich, maar dat in het Nieuwe Testament het rusten als een direct gebod van God niet te traceren is.
Volgens het rapport stellen beide synodes (Leusden en Zuidhorn) dat de zondag een dag van rust en aanbidding is.
De deputaten geven vervolgens ook aandacht aan het korte document dat de synode van Amersfoort (2005) publiceerde (Zondag, HEERlijke dag - een handreiking).
De Canadese deputaten komen dan tot de conclusie dat GS Amersfoort duidelijk spreekt van de zondag als de dag van rust en aanbidding. Mede op grond van deze twee publicaties menen zij dat deze zaak als afgehandeld moet worden beschouwd.

We missen hier het besluit van GS Leusden dat het rusten op de zondag naast een gebod ook een menselijke instelling is. Juist de bezwaarden hadden aangegeven dat het besluit van Leusden het gebod om te rusten op de zondag als gebod van God onderuit haalt. Blijkbaar zijn de Canadese deputaten dit besluit van GS Leusden tijdens hun bespreking vergeten.
Ook gaan zij niet in op de status van het rapport. Het is een handreiking, een advies dat niet bindend is. Met deze handreiking weigerde GS Amersfoort een duidelijk geluid te geven. De ‘vrede’ in de kerk was belangrijker dan het duidelijke Woord van God. Maar de Canadese deputaten blijken dit niet te doorzien.

Huwelijk en echtscheiding


De deputaten hebben oog voor de complexiteit van de huwelijksmoeilijkheden in sommige gevallen. Toch maken ze zich zorgen over de verwijzing naar ‘de stijl van het koninkrijk’ en dat er niet langer gerefereerd wordt aan “gronden” (“grounds”) voor echtscheiding. Dit kan leiden naar een makkelijkere aanvaarding van echtscheiding bij huwelijksmoeilijkheden. Het antwoord van GS Amersfoort is dat de afstemming op ‘de stijl van het koninkrijk’ niet betekent dat deze in de plaats van Gods geboden of de concrete Schriftwoorden komt, maar dat zij als raamwerk voor deze bedoeld zijn. De Canadese deputaten menen dat het antwoord van GS Amersfoort erg vaag is en kan resulteren in een vagere houding tot echtscheiding en hertrouwen. Ook zijn de deputaten bezorgd over de manier waarop 1 Kor. 7 wordt uitgelegd.
Hun bezorgdheid wordt onderstreept omdat GS Amersfoort haar deputaten opdracht gaf bij de revisie van de KO aandacht te vragen voor de mogelijkheid dat een grotere flexibiliteit in het uitoefenen van de tucht in gevallen echtscheiding en hertrouwen in de KO kan worden opgenomen.
In de bespreking van deze zaak komen de deputaten niet verder dan het uiten van hun zorgen. We missen hierbij ook volledig de confrontatie met de gegevens die in de brochure “Do not take words away from this book of prophecy’. Met deze nieuwe exegese worden bestaande praktijken in de kerken gewettigd.

Andere zaken


De Canadese deputaten noemen verder een aantal zaken die op GS Amersfoort 2005 aan de orde kwamen zonder daar positief of negatief commentaar op te geven. Ze fungeren meer als mededeling en informatie. Over de bezwaren tegen de besluiten van GS Zuidhorn 2002-2003 over deze zaken horen we niets.
Het gaat over de volgende zaken:
De Nieuwe Bijbelvertaling, gasten aan het Avondmaal, pastorale werkers, de TU te Kampen, militairen en de sacramenten, asielzoekers, revisie van de KO, de intergratie van mensen met een handicap, homoseksuele relaties, vrouwen in de kerk, liturgie, de tweede eredienst, nieuw formulieren voor de doop en geloofsbelijdenis, kerkelijke eenheid, Chr. Geref. Kerken, Ned. Geref. Kerken, evangelisatie en zending (aanvaarding van de Emmaüscursus) en uitbreiding zusterkerkrelaties.

Wel is het merkwaardig onder ‘Observations’ het volgende te lezen.
    De verandering in de procedure, de visie en de toelating van liturgische veranderingen worden door sommige leden beschouwd als in overeenstemming met de Bijbelse geboden. Tegelijkertijd zijn het deze zaken die het vertrouwen van anderen schokken. Deze kerkleden voelen zich meer op hun gemak bij een voorgeschreven orde en bij een stel beproefde en waar gebleken regels en regulaties. De veranderingen vormen een bedreiging voor de manier waarop dingen altijd gedaan werden: de snelheid waarmee sommige veranderingen aan de gemeenten zijn opgedrongen heeft velen van streek gebracht. Zij hebben het gevoel dat hun bezwaren niet de juiste aandacht hebben ontvangen. Aan de andere kant zijn vele kerkleden ermee tevreden om de besluiten en de ratificatie daarvan over te laten aan hen die daar kennis van hebben (the ones-in-the-know)

    Onze conclusie over deputatenrapport m.b.t. GKv


    Het moet opvallen dat de deputaten in hun rapport alleen ingaan op de zaken die de synode hen had opgedragen, maar dat zij anderzijds ook nu weer niet de opdracht uitvoeren om een gedegen studie te maken van de situatie in de GKv.
    We missen steeds weer een inhoudelijk beoordeling. Het rapport over de zondag van de Gkv wordt niet geconfronteerd met eerdere synodebesluiten.
    De bezorgdheid over echtscheiding en hertrouwen blijft, maar de deputaten laten in hun rapport geen tegengeluid horen. Men heeft zorgen over de ‘stijl van het koninkrijk’ en de uitleg van 1 Kor. 7, maar een inhoudelijke confrontatie met de Schrift ontbreekt.
    Daarnaast worden een aantal andere zaken genoemd. In dit verband willen we het besluit om gasten aan het H. Avondmaal toe te laten er even uitlichten, omdat de synode van Neerlandia (2001) de Nederlandse zusterkerken waarschuwde de artikelen 60 en 61 van de KO te handhaven en dat het Schriftuurlijke onderwijs over het Heilig Avondmaal zoals dat wordt samengevat in de Nederlandse geloofsbelijdenis niet moet worden genegeerd. Artikel 35 van de NGB en Zondag 28-30 van de Heidelbergse Catechismus onderwijzen duidelijk dat het Heilig Avondmaal in een eredienst van de gemeente gevierd wordt en dat toelating wordt gecontroleerd door de kerkenraad. Mede op grond van dit spreken hadden we verwacht dat de deputaten op dit besluit commentaar zouden leveren. Ook het besluit tot revisie van de K.O. zou aanleiding moeten zijn om daarop wel commentaar te leveren. Had de synode van Neerlandia niet reeds aangegeven dat zo’n revisie niet buiten de zusterkerken om kan gaan?
    Ook de onder ‘observations’ geconstateerde zorgen bij sommige gemeenteleden en de tevredenheid bij anderen om besluiten en ratificatie maar over te laten aan de ‘professionals’ kan toch niet zonder commentaar aan de zusterkerken worden overgedragen? Blijkbaar hoeven de zusterkerken in Canada zich hierover geen zorgen te maken.
    We hebben de indruk dat de deputaten uit angst voor een breuk, vele zaken daarom slechts noemen zonder gedegen commentaar te leveren. Of moeten we constateren dat in de kerk in Canada veel van deze zaken ook spelen en dat men om verdere onrust in het eigen kerkverband te voorkomen, weigert dieper op vele zaken in te gaan?

    (wordt vervolgd)