Het leven van de Here Jezus op aarde


Gethsémané

De vorige keer hebben we met elkaar gelezen over de instelling van het Avondmaal. We gaan nu verder met de geschiedenis van het lijden en sterven van de Heere Jezus. Lees je mee? Je vindt dit Bijbelgedeelte in Mattheüs 26:31-56.

De verloochening van Petrus voorspeld

Jezus is met Zijn discipelen naar de Olijfberg vertrokken, nadat ze de paasmaaltijd hadden afgesloten. De Heere Jezus zegt daar tegen Zijn discipelen dat zij hem in diezelfde nacht allemaal in de steek zullen laten. Dit had de profeet Zacharia al voorspeld: 'Sla die Herder en de schapen zullen overal verspreid worden.' (Zacharia 13:7) Maar tegelijkertijd heeft de Heere Jezus ook een mooie boodschap, want Hij zegt tegen Zijn discipelen dat Hij zal opstaan en hen voor zal gaan naar Galilea. Lees maar eens in vers 32, het staat er duidelijk: 'Maar nadat ik opgewekt zal zijn.' Zoals jullie vast wel weten, hebben de discipelen hier niet aan gedacht toen de Heere Jezus was gestorven aan het kruis.

Petrus gelooft de voorspelling van de Heere Jezus niet. Hij zegt dat hij de Heere Jezus nooit in de steek zal laten, ook al zal iedereen dat doen. En dan moet Jezus tegen Petrus zeggen dat Petrus de Heere Jezus niet alleen in de steek zal laten, maar zelfs drie keer verloochenen. Hij zal ontkennen dat hij de Heere Jezus kent, zelfs nog voor de haan gekraaid heeft deze nacht. Toch blijven Petrus en de andere discipelen volhouden dat zij de Heere Jezus nooit zullen verloochenen.

Jezus bidt in Gethsémané

Aan de voet van de Olijfberg is een tuin die Gethsémané heet. Hier neemt Jezus Zijn discipelen mee naar toe. Tegen acht van Zijn discpelen zegt Hij bij de ingang van de tuin dat ze daar op Hem moeten wachten, terwijl Hij aan het bidden is. Hij neemt Petrus en de zonen van Zebedeüs mee; dat zijn Johannes en Jacobus. En dan lezen we dat de Heere Jezus bedroefd en zeer angstig begon te worden. Hij weet wat er zal gaan gebeuren in de komende uren. Hij vraagt dan ook aan de drie discipelen die met Hem zijn meegegaan om wakker te blijven. Hij vraagt of ze Hem willen ondersteunen in Zijn angst.

De Heere Jezus loopt nog wat verder en gaat dan bidden. Hij bidt: 'Mijn Vader, als het mogelijk is, laat deze drinkbeker aan Mij voorbijgaan. Maar niet zoals Ik wil, maar zoals U wilt.' Als mens wil de Heere Jezus de pijn en moeite die gaat komen, niet ondergaan, maar Hij weet ook dat alles wat God wil, moet gebeuren.

Als de Heere Jezus weer bij de drie discipelen komt, liggen ze te slapen. Ook Petrus, die nog zo duidelijk had gezegd dat hij de Heere Jezus nooit in de steek zou laten. Verdrietig zegt Jezus dan ook tegen hen: 'Kon u dan niet één uur met Mij waken?'

Daarna gaat Hij opnieuw bidden en weer bidt Hij hetzelfde als de eerste keer. Als Hij bij Petrus, Johannes en Jacobus terugkomt, slapen ze weer. Opnieuw heeft hun vermoeidheid het gewonnen van hun belofte aan Jezus. Wat moet dat een teleurstelling voor Hem zijn geweest.

Nog één keer bidt Jezus dezelfde woorden. In Lukas 22:44 lezen we dat Jezus zo angstig was dat Hij zweetdruppels kreeg als bloed. Hij weet dat Hij door Zijn Vader verlaten zal worden en daarom is Hij zo angstig.

In het formulier voor de viering van het Heilig Avondmaal lezen we dit ook: 'Zo heeft Hij in gehoorzaamheid alle gerechtigheid van Gods wet voor ons vervuld, vooral toen de last van onze zonden en van Gods toorn Hem het bloedige zweet in de hof heeft uitgeperst.' Luister de volgende keer als het Avondmaal bij jou in de kerk wordt gevierd maar eens of je deze zin hoort.

Als Hij daarna weer terugkomt bij de discipelen, zegt Hij tegen hen dat ze mogen blijven slapen. Hij weet dat het moment gekomen is dat Hij gevangengenomen zal worden.

Het verraad van Judas

Jezus weet wie Hem zal verraden. Hij heeft het al gezegd tijdens de Paasmaaltijd en Judas is toen snel vertrokken. En nu komt hij eraan, samen met bewapende soldaten. Ze zijn gestuurd door de overpriesters en oudsten van het volk. Eindelijk kunnen ze Jezus gevangennemen. Dit wilden ze al zo lang! Judas had een teken afgesproken om Jezus aan te wijzen. Hij zal Hem een kus geven. Judas loopt naar Jezus toe en spreekt Hem aan. Het lijkt heel eerbiedig, want hij zegt: 'Gegroet, Rabbi!' Rabbi betekent zoiets als 'mijn meester'. En Judas geeft Jezus een kus op de wang. Jezus vraagt aan Judas nog waarom hij in Gethsémané is gekomen. Daarna nemen de soldaten Hem gevangen.

Een van de discpelen wil hier nu toch een stokje voor steken. Hij trekt zijn zwaard en slaat daarmee het oor van een van de soldaten af! Maar Jezus roept hem tot de orde en vraagt hem om zijn zwaard weg te doen. Jezus weet dat Hij een leger van engelen kan vragen om Hem te beschermen, maar Hij weet ook dat Hij gevangen genomen moet worden om de straf, die wij verdiend hadden, te dragen.

De profetie vervuld

De Heere Jezus heeft ook een boodschap voor de soldaten. Hij vraagt hen waarom ze met zwaarden en stokken op Hem af zijn gekomen. Ze kennen Hem toch wel? Hij zat elke dag in de tempel om les te geven, maar ze hebben Hem toen niet opgepakt. Hij vertelt ook aan de soldaten dat Hij opgepakt moet worden, omdat dit de wil van Zijn Vader is. De profeten hebben er toch over geprofeteerd? Ze kunnen het nalezen!

En dan komt uit wat Jezus over Zijn eigen discipelen heeft voorspeld, want ze laten Hem allemaal in de steek en vluchten weg...