Wij vervolgen het artikel over Calvijn en zijn werk. Daarvoor geven wij nu aandacht aan de brief, die Calvijn aan de koning van Frankrijk Frans I stuurde, samen met een exemplaar van de eerste druk van zijn Institutie. Daarin somt Calvijn de bezwaren op die tegen de ware leer, zoals hij die verkondigt, worden ingebracht: Onze leer wordt onophoudelijk door de tegenstanders bestreden. Alle mogelijke etiketten worden opgeplakt om haar een slechte naam te bezorgen, zodat zij gehaat wordt of in een kwaad daglicht komt te staan.
Ze heet dan [1] 'nieuw' of 'pasgeboren' en laatdunkend wordt ze [2] 'dubieus' en 'onbetrouwbaar' genoemd. Ze willen weten [3] door welke wonderen zij bekrachtigd is, en betwijfelen of het wel terecht is dat zij [4] de consensus van zoveel kerkvaders en [5] de eeuwenoude overlevering trotseert. Op hun aandringen moeten wij haar als een ketterij betitelen omdat ze [6] in strijd is met de kerk.
Ze zeggen dat er in vele eeuwen nog nooit zoiets is gehoord en dat de kerk in die tijd dus min of meer dood moet zijn geweest, en ze eindigen ermee dat ze in feite niet veel argumenten nodig hebben, want de aard van onze leer is volgens hen aan haar vruchten te herkennen: [7] een grote hoeveelheid sektes, opstandige horden en een golf van misdaden zijn immers het resultaat geweest.
Hij gaat dan deze zeven bezwaren één voor één behandelen.
Nieuw?
Het eerste argument dat tegen de Reformatie wordt aangevoerd is dat deze iets geheel nieuws zou zijn. Waarom kan het niet gewoon bij het oude blijven?
Calvijn antwoordt daarop dat het gaat om het opnieuw ontdekken van de kern van het geloof. Alleen wie daarvan volstrekt vervreemd is hoort in de Reformatie iets nieuws.
Reformatie - ook onze Vrijmaking - is altijd: terug naar de bron.In de eerste plaats beledigen zij God diep door onze leer nieuw te noemen. Zijn heilig Woord heeft het niet verdiend om als nieuw aangemerkt worden..... Wie de oude vermaning van Paulus kent - Jezus Christus is voor onze zonden gestorven en omwille van onze rechtvaardiging opgewekt’ (Rom. 4:25) - zal bij ons niets nieuws aantreffen. De menselijke goddeloosheid heeft er schuld aan dat deze leer zolang onbekend en doodgezwegen is, maar nu zij dank zij Gods goedertierenheid aan ons wordt teruggegeven, mag zij op zijn minst op grond van het recht van thuiskomst haar oude gezag herstellen.
Welke zekerheid?
Een tweede bezwaar tegen de Reformatie zou zijn dat daardoor aan de kerkleden de zekerheid wordt ontnomen, die zij in de Roomse kerk hebben. Immers, op de biecht volgt de vergeving van de zonden en door de communie heeft de mens werkelijk deel aan Christus.
Maar al deze roomse gebruiken zijn door de Reformatie afgeschaft. De tegenstanders vinden de nieuwe leer dan ook onbetrouwbaar – volgens hen maakt zij de mensen onzeker.
Het antwoord van Calvijn is kort maar krachtig:Hier is stellig de klacht, die de HEERE bij monde van Zijn profeet uit, van toepassing: 'Een os kent zijn eigenaar en een ezel de kribbe van zijn meester', maar het volk weet niet wie Hij is (Jes. 1:3).
Onze zekerheid ligt in het woord van de HEERE.
Ook wij hebben moeten optornen tegen ontwikkelingen in de kerken, waardoor mensen hun zekerheid denken te kunnen gronden op hun ervaringen in plaats van op het Woord van God dat eeuwig zeker is.Geen wonderen?
Het ontbreekt de nieuwe beweging aan wonderen, waardoor hun leer gerechtvaardigd wordt als de ware leer, zoals zij beweren.
Calvijn antwoordt op die beschuldiging dat in het verleden de valse profeten altijd goed geweest zijn in het vertonen van kunstjes.
De waarheid van het evangelie is echter al eeuwen geleden gestaafd door alle wonderen die ooit door Christus en Zijn apostelen zijn verricht. En de zogenaamde wonderen van de roomsen zijn smakeloos, belachelijk, zinloos en ongeloofwaardig. En let er dan verder op dat ook de duivel zijn wonderen heeft. Deze berusten weliswaar meer op zinsbegoocheling dan op werkelijke kunde, maar ze zijn toch in staat om, onnadenkende en onnozele zielen een rad voor de ogen te draaien.
Hij roept dan Augustinus als getuige op:De HEERE heeft ons gewaarschuwd voor dat soort wonderdoeners door te voorspellen dat er valse profeten zouden opstaan die met hun indrukwekkende wondertekenen de uitverkorenen op een dwaalspoor zouden brengen (Mat.24:24), gesteld dat dit mogelijk zou zijn.
Ook Paulus heeft ons voorgehouden dat het rijk van de antichrist gepaard zou gaan met alomvattende macht en met bedrieglijke wondertekenen (2 Tess. 2:9).
En God komt met Zijn rechtvaardige straf, namelijk dat Hij 'de mensen die niet ontvankelijk zijn gebleken voor de liefde tot de waarheid, drogbeelden laat zien, opdat zij in de leugen geloven (2 Tess. 2:9)’.
Maar vooral moeten wij onthouden dat de herontdekking van het evangelie het grootste wonder is dat je je kunt voorstellen.
Ook wij hebben ondervonden dat wij weer geheel zijn teruggeworpen op het Woord van God.Geen steun bij de kerkvaders?
Op het bezwaar dat de Reformatie geen steun vindt bij de kerkvaders antwoordt Calvijn met een uitvoerig beroep op die kerkvaders. Hij citeert de ene na de andere, bekende zoals Ambrosius, Augustinus, Chrysostomos, Cyprianus, maar ook onbekende zoals Spiridion, Cassiodorus, Gelasius, Acatius en nog meer. Het is onvoorstelbaar dat een jongeman (hij was pas 27 jaar!), met maar één jaar universitaire studie theologie, zoveel weet op te diepen uit de geschiedenis van kerk en theologische literatuur. Hij had een fenomenaal geheugen!
Hij laat zien dat deze kerkvaders zich juist duidelijk hebben uitgesproken tegen allerlei gewoonten en gebruiken in de roomse kerk, zoals het vasten, het versieren van de kerkgebouwen met goud, de leer van de transsubstantiatie, het bedelen door de monniken, het celibaat. Kortom – de tegenstanders zijn het zelf die afwijken van de kerkvaders en die hun juk naar willekeur van zich afschudden.Geen steun in de gewoonte
Tegenover het beroep op het gewoonterecht, op de traditie, antwoordt Calvijn: wat historisch gegroeid is kan de norm niet zijn, uitsluitend omdat het is zoals het is. Hij wijst erop dat de profeet Jesaja de gelovigen oproept om alleen te durven staan, namelijkdat zij het niet steeds over een samenzwering moesten hebben als onder het volk sprake was van een samenzwering, dat wil zeggen zij moesten geen gemene zaak maken met de complotten van het volk en zijn angsten niet koesteren of delen, maar veeleer de HEERE der heerscharen heiligen Die het voorwerp van hun vrees en angst moest zijn (Jes.8:12-13).
En hij wijst op Noach, ‘die met enkele familieleden gespaard bleef omdat hij, en hij alleen, door zijn geloof de hele wereld had afgezworen (Gen. 7:23, Heb. 1:17).
Kortom, die slechte traditie komt neer op een verderfelijke volksziekte die iedereen, zowel de eenling als de massa, ten grave sleept’.De kerk ondermijnd?
De Reformatie zou volgens haar tegenstanders de kerk schaden doordat kerkleden zich aan haar onttrekken en door hun kritiek op de kerk haar eer en aanzien aantasten.
In antwoord daarop wijst Calvijn op een eenvoudige duidelijke waarheid, die in alle tijden geldt, toen en ook vandaag in verband met onze Vrijmaking: de meerderheid kan nooit per definitie de waarheid belichamen. Immers, de kerk is niet wat wij zien, de kerk is wat wij geloven. Let wel: toen al is zo duidelijk uitgesproken wat K. Schilder in zijn tijd steeds heeft onderwezen en uitgedragen:Het lijdt geen twijfel dat de kerk van Christus steeds in leven is geweest en dat zal blijven zolang Christus aan de rechterzijde van Zijn Vader regeert: Zijn helpende hand, Zijn verdedigingswapens en Zijn kracht geven haar sterkte.
Een prachtig en vertroostend woord, voor de vervolgden ten tijde van de Reformatie en voor ons vandaag, is wat Calvijn verder schrijft over de vraag waar de ware kerk is:Zij kenmerkt zich door de zaak van de prediking van Gods Woord en door de rechtmatige bediening van sacramenten. Zij winden zich telkens op wanneer de kerk niet voortdurend als met de vinger kan worden nagewezen, maar hoe vaak is het niet bij het joodse volk voorgekomen, dat de kerk zo in verval was geraakt dat er geen enkele glans waarneembaar was? Toen Elia klaagde dat hij alleen was overgebleven, zal de kerk volgens ons heus niet in al haar glorie te zien zijn geweest (1 Kon. 19:14). Hoe lang moest zij zich niet na de komst van Christus verbergen en schuilhouden? Hoe vaak is zij sindsdien niet door oorlogen, opstanden en ketterijen zo in de verdrukking geraakt dat ze haar luister volkomen heeft ingeboet?...
Wij moeten dit overlaten aan de HEERE, Die alleen de zijnen kent (2Tim.2:19) en Die de zichtbare gestalte van Zijn kerk soms aan de blikken van de mensen onttrekt ('haast tot niet gekomen').
Calvijn noemt dat zelfs een straf van God op de ondankbaarheid van de mensen, die weigerden aan Zijn waarheid te gehoorzamen. Hij geeft daar ook voorbeelden van uit de Heilige Schrift. Wat waren er niet veel valse profeten, die zich aan het volk als hun leiders presenteerden! Bijvoorbeeld die vierhonderd profeten die Achab hebben voorgelogen. Maar de kerk schaarde zich achter Micha die er alleen voor stond en de lachlust opwekte, maar wiens mond wel de waarheid verkondigde (1 Kon. 2).
Zo waren er profeten die als één man in verzet kwamen tegen Jeremia. Tegenover deze hele horde profeten heeft de HEERE Jeremia alleen ingezet.Is de Reformatie scheurmakerij?
Niet alleen komt het verwijt tegen elke Reformatie dat deze de tempel van Gods schendt, zoals dat vandaag ons nog steeds verweten wordt. Maar vooral wordt dan smalend opgemerkt dat het van 'afscheiding tot afscheiding' steeds voortgaat. Wat zijn er niet een scheuringen in de kerken van de Afscheiding voorgekomen in die allereerste tijd al!
De Reformatie zou volgens de tegenstanders onrust, tumult en rellen hebben veroorzaakt door de verkondiging van wat zij noemen een nieuwe leer.
In de tijd van Calvijn was dat vooral het geval met de Wederdopers, die op een oproerige manier meenden hun geloof te moeten uitdragen. Luther heeft er zijn portie van gehad in Duitsland, maar ook Calvijn heeft met die dwaalleer van de Wederdopers moeten strijden. Hij noemt hen geen Ana-baptisten, maar kata-baptisten - dat betekent dat zij de doop juist verachten en ondermijnen. Hij zegt daarvan:Dat is geen wonder: waar het geheim van Christus opnieuw wordt ontdekt, ontstaat ook meteen verzet tegen Hem.
Hoe dat komt? Calvijn zegt daar zulke treffende dingen over dat ik hem hier wat uitvoeriger citeer.Het lijkt een wezenskenmerk van het goddelijke Woord te zijn dat het nooit verkondigd wordt terwijl de duivel zich koest houdt of slaapt. Dit is een uiterst betrouwbare en bovenal onweerlegbare aanwijzing waardoor het zich onderscheidt van de dwaalleer die gemakkelijk te onderkennen is doordat ze welwillend door iedereen wordt aanvaard en met instemming van de buitenwereld wordt aangehoord. Zo werden enige eeuwen geleden, toen alles nog in diepe duisternis verzonken was, de mensen door de wereldheerser behandeld: als een stuk speelgoed waarmee hij zich kon vermaken. Hij zat in diepe rust verzonken en hij nam het er goed van. Wat moest hij anders doen dan lachen en feestvieren? Hij kon zijn rijk in alle pais en vree bezitten. Maar toen brak een lichtstraal van boven door zodat de duisternis plotseling enigszins werd verlicht, onmiddellijk gevolgd door de beroering en opschudding die 'zijn Meerdere' in zijn rijk ontketende. Meteen daarop schudde hij zijn gewone luiheid van zich af en greep naar de wapenen. Aanvankelijk bracht hij grote groepen mensen op de been om met hun hulp de oplichtende waarheid met geweld de kop in te drukken, maar dat haalde niets uit. Toen probeerde hij het met hinderlagen en heeft hij zijn 'tegendopers' en andere gedrochtelijke windbuilen ingezet om sektes te stichten en disputen over dogma's te houden. Hiermee hoopte hij de waarheid te verdoezelen en uiteindelijk haar licht te doven. En van die twee kunstgrepen maakt hij nu nog altijd gebruik om haar te ondermijnen, want hij wil dit goede zaad ruw door mensenhanden laten uitrukken en spant zich in om het ook met al het beschikbare onkruid te laten verstikken zodat het niet kan groeien en vrucht dragen. Maar het baat hem niet zolang wij naar de vermaningen van de HEERE luisteren die zijn gemene plannen allang aan ons heeft doorgegeven om te voorkomen dat wij er onverhoeds door verrast zouden worden en om ons met genoeg krachtige afweermiddelen te wapenen tegen al zijn listen en lagen.
En verder is vooral op te merken dat dit in de tijd van de profeten al zo gebeurde. Elia werd al genoemd de aanstichter van het ongeluk over Israël (1 Kon. 18:17) en Christus was in de ogen van de Joden een rebel (Luc.23:14). De apostelen werden ervan beticht het volk in opstand te brengen (Hand. 24:5).
Aan de andere kant moeten wij letten op het werk van de HEERE, Die door Zijn apostel ons leert dat er scheuringen moeten zijn. Immers, Christus is een steen des aanstoots en een rots de ergernis, tot een val en opstanding van velen, een teken van tegenspraak.
Tenslotte merkt Calvijn op, heel vertroostend voor toen en nu en voor de toekomst:Dat gaf Gods kinderen vertrouwen en kracht en zij marcheerden dapper door alle hachelijke situaties en dreigende rampspoed heen.
Zo mogen wij verder bouwen op de enige grondslag van apostelen en profeten, in dankbaar gedenken van wat Hij, ook ons vandaag nog, in Zijn dienstknecht Calvijn aan Zijn kerk geschonken heeft.