God heeft trouw beloofd


We leven in een tijd van voorspoed. In materieel opzicht.Maar geldt dat ook in geestelijk opzicht? Als we om ons heen kijken zien we in ons land dat heel veel mensen het geloof in God bezig zijn te verlaten of reeds verlaten hebben. De samenleving verbrokkelt en allerlei meningen en overtuigingen worden gehoord en de gevolgen daarvan worden gezien. De pogingen om christelijke invloeden uit de samenleving te verwijderen nemen toe. Het blijkt dat de hedendaagse mens zijn eigen zin wil doen. Dat stelt ons voor de vraag of ons leven wel een vaste koers heeft. Is onze dienst aan de HEERE niet alleen een verstandelijke overtuiging, maar ook een zaak van het hart? Heeft ons geloof wel de liefde? Is ons geloof wel een zeker weten en een vast vertrouwen dat alles wat de HEERE in Zijn Woord geopenbaard heeft, echt waar is? En dat alleen uit genade, op grond van de verdienste van Christus het eeuwig heil geschonken wordt? We zijn niet volmaakt, dat weten we. Maar zijn we wel oprecht?We vragen naar de HEER en naar Zijn sterkte. En we belijden dat God Zijn waarheid nimmer zal krenken maar eeuwig zijn verbond zal gedenken. (Ps. 105:3,5 ber). Doen we dan ook wat goed en recht is in de ogen van de HEERE, onze God? Houden we dat vol ons hele leven op deze aarde, en keren we terug tot Hem als we gevallen zijn, bijvoorbeeld zoals Petrus, die zijn liefde aan de Heere Jezus beleed (Joh. 21:15-17).

In beproeving tot God roepen

We hebben Hem gezocht, Hij heeft ons welgedaan

(Ps. 116:4 ber.)

Zegen is geen bescherming tegen beproeving. Echt niet. Het gaat vaak andersom in ons leven. De HEERE werkt het geloof in ons hart en dan gaat Hij het beproeven. Om het nog mooier te maken. Om ons vertrouwen in Hem nog sterker te maken.

In onze nood roepen we dan tot de HEERE. Want we weten het, we hebben een Medestander: de God van het Verbond. Hij heeft ons Zijn trouw beloofd. Voordat we ons dat al bewust waren. Bij onze doop riep Hij Zijn grote Naam over ons uit. Tot Hem kunnen we roepen en om Zijn kracht vragen (Ps. 105:4).

Dan erkennen we Gods almacht en trouw aan Zijn gegeven Woord. Zoals Mozes deed. Hij beleed gelovig zijn afhankelijkheid: Als U niet meegaat laat ons dan niet verder trekken (Ex. 33:15).

We stellen ons niet weerloos op. We rekenen op tegen-stand.

We willen strijden om Gods wil te doen. In het geloof.

God houdt Zich aan Zijn woord

Het maakt voor de HEERE niets uit wat onze moeite is en waar we mee te doen hebben.

Hij is de Almachtige. Hij kan alles. Hij wil ons behouden. We ontvangen de wijsheid en kracht en volharding die nodig is. Maar een beproeving kan wel pijnlijk zijn en moeite opleveren. Loutering gebeurt immers door middel van vuur.

Gelukkig dat we zeker mogen weten dat onze God niet zal toelaten dat we verzocht worden boven datgene wat we aankunnen. En dat Hij met de verzoeking ook de uitkomst zal geven, zodat we de beproeving kunnen doorstaan (1 Kor. 10:13).

Want God zond Zijn Zoon om ons te verlossen. En waarin Hij Zelf geleden heeft, toen Hij verzocht werd, kan Hij hen die verzocht worden te hulp komen (Hebr. 2:18). Dat doet Hij door Zijn voorbede in de hemel. Daarin waarborgt Hij blijvend en onaantastbaar de verzoening en de gemeenschap met God. Hij geeft de nodige moed om vanuit de overwinning te strijden tegen de beproeving. Hij bewijst daarin Zijn genadige tegenwoordigheid door Zijn kracht in onze zwakheid te openbaren (2 Kor. 12:9).

Beroep op het Verbond

Als we Gods almacht en hulp belijden, klinkt er geen overmoed en ook geen moedeloosheid in door.

Wel zullen we zien dat dood geloof bezwijkt in moeilijke omstandigheden. Ook eigenwillig geloof zal bezwijken in zijn radeloosheid, omdat het overal zoekt en nergens vastheid kan vinden. Want geen mens kan vanuit zichzelf, zichzelf in stand houden.

Het ware geloof echter blijkt dan een onoverwinnelijke kracht te zijn. Het ware geloof vloekt niet als het beproefd wordt, moppert niet op God, maar aanvaardt datgene wat God beschikt in vol vertrouwen op Zijn hulp.

We pakken ons probleem niet vol zelfoverschatting op. We steunen op de HEERE alleen. En geven de moed niet op. We vertrouwen op de HEERE, de God van het Verbond. Hij heeft Zijn Naam aan ons verbonden!

We mogen ons beroepen op dat Verbond!

Onze God is een toevlucht en vesting. Hij is een hulp in benauwdheden (Ps. 46:2).

De HEER is mij tot hulp en sterkte, Hij is mijn lied, mijn psalmgezang. Hij is het Die mijn heil bewerkte

(Ps. 118:5 ber.).

Leed tijdelijk, vreugde eeuwig

Het leed en de droefheid van de beproeving zijn tijdelijk.

Bij het doorstaan van de proef is de vreugde in de eeuwigheid blijvend (1 Petr. 1:4). En dan zal bij de wederkomst blijken dat onze beproevingen zijn tot eer van Jezus Christus, onze Verlosser (1 Petr. 1:6,7).

Wij mogen dus bidden!

En roepen: Onze hulp is in de Naam des HEEREN, Die hemel en aarde gemaakt heeft (Ps. 124:8).

God is altijd bij ons op onze levensreis, van nu aan tot in eeuwigheid.

De glorie van Gods Naam laat niet toe dat we ten onder gaan.

Gods glorie en gebedsverhoring

Ook in ons omgaan met onze beproevingen trachten we de eer van God te bevorderen. Natuurlijk willen we beproeving te boven komen, maar niet uit zelfzucht. We willen dat Gods Naam niet gelasterd wordt, maar juist wordt geëerd en geprezen. Ook als we worstelen in en met onze moeilijke omstandigheden. En ook als we te strijden hebben tegen verkeerde gedachten. We bidden dat de mensen om ons heen Gods macht en bijstand zullen zien. We bidden: Handhaaf Uw eer en help mij.

Gods trouwe kinderen ontvangen volharding (Openb. 14:12). Ons is beloofd dat God het gelovig gebed hoort (Jac. 1:2-8).

Gebedsverhoring van Gods kinderen is echter niet altijd hetzelfde.

De Heere houdt de tijd aan Zich. Hij bepaalt ook de manier waarop Hij zal helpen. In ons gebed zullen we worstelen, maar niet dwingen. Als Gods wegen anders zijn dan onze wensen, mogen we niet denken dat ons gebed niet is gehoord. De uitkomst uit de beproeving komt wèl, maar op Gods tijd en manier. Het einde van de uitkomst zal Gods leiding rechtvaardigen.

We bidden om de bekering van de wereld om ons heen. Dat de mensen in onze omgeving hun eigen zwakte en onvolkomenheid gaan zien. En wij zullen Gods loffelijke daden vertellen in de poorten van de dochter van Sion (Ps. 9:15), dat is Jeruzalem; dat is de tegenovergestelde plaats van de poorten van de dood.

Dan getuigen we door ons gedrag. Uit liefde tot God èn in liefde voor de wereld. Niemand kan zaligheid verkondigen buiten Gods weg.

De smalle weg heeft een fantastische finish: de volmaakte heerlijkheid.

De eer van God zal (!) stralen.

Het geloof geeft zekerheid

Het christelijk geloof is een zeker weten en een vast vertrouwen dat de eeuwige verlossing van alle moeiten, narigheid, beproevingen en zonden een geschenk van God is. Helemaal gratis. Zonder dat een mens daar ook maar iets aan verdienste tegenover kan stellen. Bij de hemelpoort hebben we niets aan te bieden dat van onszelf is. We kunnen alleen maar roepen en wijzen.

Roepen, om genade, om schuldvergevende liefde van onze God.

Wijzen, alleen maar naar Jezus Christus: Hij heeft volbracht wat wij hadden moeten volbrengen.

Onze God trouw blijven

Maar als de Heere redding geeft, blijven we dan de Heere wel echt trouw? Of vergeten we de volledige trouw aan de Heere? En verheffen we onszelf?

Dat deed ons Nederlandse volk na afloop van de Tweede Wereldoorlog. Wat is er gebeden en gesmeekt in die verschrikkelijk oorlogsjaren. Gesmeekt om verlossing. Maar tegelijk met het brute geweld van een vijandige overheerser was daar een nog verschrikkelijker geweld. Nog erger dan in de hongerwinter, toen mensen huilden van de pijn die honger geeft. Toen mensen lange tochten maakten om brood voor het lichaam te bemachtigen.

Er was geestelijk geweld. Een aanval op het ware geloof. De meerderheid van het kerkvolk accepteerde de dwaling dat bij de geboorte van een kind uit gelovige ouders het niet zeker is dat dat pasgeboren, hulpeloze, mensje al een echt en volledig kind van het verbond is. Die dwaling werd met hiërarchisch geweld opgelegd. En iedereen die deze dwaling niet wilde volgen, werd buitengesloten.

De Heere Jezus had al eerder aangekondigd: Zij zullen u uit de synagoge werpen. Dat had Hij gezegd om ons voor struikelen te behoeden (Joh. 16:1,2).

Die afgedwongen dwaling bracht ondervoeding. Geeste-lijke honger. Dat is veel schadelijker dan lichamelijke honger.

Nabij u is het Woord

En toch is dat voedsel voor die geestelijke honger veel makkelijker te vinden dan het voedsel voor het lichaam in die vreselijke oorlogsjaren.

De Heere zegt het Zelf: Bid, en u zal gegeven worden; zoek en u zult vinden; klop, en er zal voor u opengedaan worden (Matth. 7:7). Door bidden, zoeken en kloppen leert Christus ons om altijd te volharden in het gebed. Daarom kan Paulus tot de gemeente zeggen: dicht bij u is het Woord, in uw mond en in uw hart. Dit is het Woord van het geloof (Rom. 10:8). De rechtvaardiging voor God is dóór het geloof. Aan dat geloof mogen we geen afbreuk doen. Reeds in het begin van de Bijbel wordt het ons voorgehouden om aan het Woord niets toe te doen en er ook niets af te doen (Deut. 4:2).

Dat was de inzet in de kerkstrijd die in de jaren 1967 en volgende tot een beslissende keuze kwam om trouw te blijven. En dat was ook weer zo in de jaren 2003/2004/2010.

Altijd blijft onze opdracht: semper reformanda, dat is: altijd reformeren, dat is: altijd trouw blijven.

Vergeet uw God niet

De oproep tot trouw aan de HEERE is echt niet overbodig. Afdwalen begint meestal met een klein beetje, wordt dan nog vaak goedgepraat. Maar als dat kleine beetje eenmaal gewend is, dan kan het snel verder gaan.

Dat blijkt weer in de recente kerkgeschiedenis. We zien met grote droefheid dat in de GKv de eerste vrouw preekbevoegdheid heeft gekregen. We zien de groeiende toenadering tussen GKv en NGK. De NGK onderschrijven niet de Dordtse Kerkenorde, maar hebben een eigen Akkoord van Kerkelijk Samenleven. De eenheid in getal wordt nagestreefd. In plaats van de eenheid in geloof, zoals wij dat belijden: hèt kenmerk van de kerk is dat men zich richt naar het zuivere Woord van God en alles wat daarmee in strijd is, verwerpt.

Dat kunnen we zien in de zuivere prediking van het evangelie, en de zuivere onderhouding van de bediening van de sacramenten en de kerkelijke tucht. En niemand heeft het recht zich van de ware kerk af te scheiden (NGB art. 29).

Getuigen van het geloof

Dat werd aan onze broeders en zusters in het Oude Testament al geleerd. De Geest van God bekleedde Zacharia en hij zei tegen het volk: Zo zegt God: Waarom overtreedt u de geboden van de HEERE? Daarom zult u niet voorspoedig zijn. Omdat u de HEERE verlaten hebt, zal Hij u verlaten (2 Kron. 24:20).

Die boodschap werd door het kerkvolk niet geaccepteerd. Zij spanden tegen hem samen. Zij stenigden Zacharia, in de voorhof van het huis van de HEERE (vers 21).

Vlak na de uitstorting van de Heilige Geest werden Petrus en Johannes door de geestelijke leidinggevenden gevangengezet (Hand. 4:1-3). Enige tijd later werd Jacobus gedood (Hand. 12:1,2).

Luther werd vogelvrij verklaard nadat hij voor de keizer stand had gehouden in zijn geloof. Hendrick de Cock werd om zijn geloof gevangengezet. K. Schilder werd geschorst.

Gods trouwe kinderen worden door hun omgeving vaak meewarig aangekeken.

Geen eigenwilligheid

We zijn gewaarschuwd. Het echte geloofsleven bestaat niet alleen in het nalaten van kwaad en het zich onthouden van zonden waarin de wereld leeft. Het is meer. Het gaat er ook om wat we doen, wie we zijn. Volgelingen van Jezus Christus. Hij moet ons leven zijn.

Het komt aan op volbrengen en volharden, met hart en ziel (Joz. 22:5). Goed doen, niet in eigen ogen met eigenwillige godsdienst, maar in de ogen van de HEERE onze God. Geen eigenwilligheid; geen independentisme, dat is het streven naar een eigen invulling van Gods Woord. Ons ja moet zijn ja, en ons neen moet neen zijn (Matth. 5:37).

We hebben ons daarom ook gebonden aan de Dordtse Kerkenorde zoals deze door onze Generale Synode is vastgesteld, om het recht te handhaven. Al naar gelang de eigen beoordeling daaraan een eigen invulling geven, betekent op termijn het einde van het samenleven van kerken in een gereformeerd kerkverband.

Wij geloven dat de Zoon van God Zijn gemeente vergadert, beschermt en onderhoudt van het begin van de wereld tot aan het einde. Dat doet Hij door Zijn Geest en Woord in eenheid van het ware geloof (HC v/a 54).

Trouw blijven aan Gods belofte

Vertrouwen op eigen berekening is een snel inwerkend kwaad. Dat kan zo gauw gebeuren. Zonde is echt menselijk. Voorspoed kan zo makkelijk ongunstig op een kind van God inwerken.

En wat dan?

Wat doet iemand die in nood zit? Nood breekt wet ... wordt zo vaak gezegd.

Kortstondig succes is mogelijk. Maar wat haal je binnen? Terwijl we toch weten dat de HEERE kan verlossen door veel of weinig mensen, zoals blijkt uit de geschiedenis van Jonathan en zijn knecht (1 Sam. 14:6) en van Gideon (Richt. 7:7).

Ook leert de geschiedenis van Gideon dat iemand die eens een voortrekker was, toch ook later het rechte spoor kan kwijtraken (Richt. 8:27).

Vernederen we ons voor God als een goedwillende broeder of zuster ons eenvoudig waarschuwt? Of worden we boos? Verharden we, worden we hoogmoedig? Zoals bij de priester Zacharia? Of zoals bij Jeremia, die in een waterput werd gegooid (Jer. 38:6)?

Zo een boosheid is een bewijs van een verkeerd geweten. Dan gaat het van kwaad tot erger.

Er komt dan ergernis aan een ontdekkende prediking. Er zal een tijd zijn waarin de gezonde leer niet meer verdragen wordt, maar dat gezocht wordt naar een prediking die het gehoor streelt en dat er leraars aangesteld zullen worden overeenkomstig de eigen begeerten (2 Tim. 4:3).

Ondanks ons, mensen: we kunnen met een gerust hart erop blijven vertrouwen dat de Heere Zijn kerk bewaart.

De Heere heeft Zelf gezegd:

Mijn schapen horen Mijn stem en Ik ken ze en zij volgen Mij. En Ik geef hun eeuwig leven; en zij zullen beslist niet verloren gaan in eeuwigheid en niemand zal ze uit Mijn hand rukken (Joh. 10:27,28).

Hij Die het beloofd heeft, is getrouw (Hebr. 10:23).