Johannes heeft de lezers gewaarschuwd voor misleiders, die de Christus als de Zoon van God loochenden. Nu richt hij hun aandacht daarbij op Gods Vaderliefde. 'Zie'. Het gaat hier om iets heel bijzonders, waar je alleen met grote verwondering en bewondering over kunt denken, schrijven en spreken. Wat hij daarover al schreef in 2:5,15 werkt hij nu wat meer uit. Later zal hij dit in hoofdstuk 4 in zijn volle diepte behandelen. Er staat hier van de liefde niet, dat de Vader ons die 'geeft', maar 'heeft gegeven'. Want het betreft Gods liefde zoals Hij die ons in zijn Zoon hééft bewezen. Het geloof in Gods Zoon als de Christus heeft alles te maken met het kennen van deze heerlijke Vaderliefde. Ja, Christus Zelf is die liefde, die ons is gegeven. Want Hij heeft ons menselijke vlees en bloed aangenomen en Hij heeft aan het kruis Zijn leven gegeven en ons zo verzoend met Vader. Hoe groot is die liefde, 'Dat' is eigenlijk 'opdat'. Het geeft aan het doel van Gods grote liefde. Opdat we kinderen van God 'genoemd worden'. Door Gods liefde en Christus' liefdeswerk zijn we tot kinderen van God aangenomen, en worden we voortaan ook zo door God de Vader genoemd. Dat was en is het doel van Zijn verlossingswerk. Want God heeft allen die in Christus' naam geloven, macht, recht, gegeven om kinderen van God te worden (Joh. 1:12). Door Zijn Geest maakt Hij hen tot Zijn kinderen en mogen ze weten dat ze ook erfgenamen zijn (Rom. 8:14-17). Wat geef dit ons een troost en vooruitzicht! Kinderen te mogen zijn van God, de Almachtige, de barmhartige en genadige Vader. Die alles bestuurt en regeert ons ten goede. Die ons met Zijn zorg en liefde omringt op onze levensweg. Maar als Gods kinderen lopen we wel aan tegen een wereld, een samenleving, die ongelovig is en vaak vijandig staat tegenover God, geloof en kerk. De mens van de wereld begrijpt niets van ons geloof en van ons kind zijn van God. Johannes zegt: Omdat wereld God niet kent, kent de wereld ook ons niet. De wereld begrijpt niet wat er in ons hart veranderd is, wat ons beweegt, waar we vol van zijn, voor Wie en met Wie wij leven. Ons geloof en onze godsdienst zegt hen niets. Wie God wel kent, wie gelooft, die herkent God ook in zijn kinderen. Maar wie niet gelooft, ziet niet dat wij kinderen van Hem zijn. Dat blijkt dan ook uit de manier waarop ze ons als gelovigen tegemoet zullen treden. Jezus heeft daar in het Evangelie naar Johannes ook van gesproken, Joh. 16:3: Nu zijn we al kinderen van God. We worden dan nu wel niet als zodanig herkend en erkend, maar in de toekomst wordt dit anders. Als Johannes dit gaat uitleggen, spreekt hij de lezers eerst aan met 'geliefden'. Hij wil duidelijk maken dat wat hij over het kindschap zegt, hen betreft in hun verhouding tot God de Vader. Ze zijn geliefd door de Vader. Hij heeft hen eerst liefgehad en hen in die liefde tot kinderen aangenomen. Dat stempelt hun kindschap. Wel zijn zij nu nog geen volmaakte kinderen. Ook wij stellen God de Vader door onze zonden zo vaak nog teleur, en bedroeven Hem. Maar in de toekomst wordt dit anders. Dan zullen we wel volmaakt zijn als zonen van God. Daar kunnen we ons nog geen goede voorstelling van maken. Johannes zegt daarvan: Maar we weten, zegt Johannes, dat we dan aan de Heere Jezus Christus gelijk zullen zijn. 'We weten', is hier een geloofsuitspraak: we weten zeker, ook al zien we dit nu nog niet. Maar we zullen dit wel zien als we Hèm zien van aangezicht tot aangezicht. Bij Zijn wederkomst in heerlijkheid. Als we Hem dàn in volle glorie zien, zal Zijn heerlijkheid ook bij ons te zien zijn! Wat zijn deze woorden van Johannes troostvol in een tijd dat de wereld waarin wij leven steeds minder God wil kennen! Ook Paulus schrijft daarover in 2 Kor. 3:8 en Kol. 3:4. Ook in Fil. 3:20,21: We zijn dan niet helemaal gelijk (identiek) aan de Heere Jezus, maar we lijken wel op Hem, ook uitwendig zijn we dan gelijkvormig aan Zijn beeld, aan Zijn opstandingslichaam. Rom. 8:29: Wat een rijke hoop! Johannes schrijft nu: Paulus schrijft in 2 Kor. 7:1: Dat we kind van God zijn met zo'n heerlijk vooruitzicht betekent immers dat we geleid worden door de Heilige Geest (Rom. 8:14, zie ook 8:11). In Zijn kracht strijden we dan tegen onze oude mens en doen we weg uit ons leven wat onze verbondsgemeenschap met God de Vader in de weg staat. Dat betekent dagelijkse bekering. We zijn op weg om gelijkvormig te worden aan onze Heiland, dan willen we toch rein, heilig zijn zoals Hij rein en heilig is! Dat doet ons ook steeds vluchten naar Zijn offer. We kunnen weer terugdenken aan wat Johannes schrijft in 1 Joh.1:7: Zie
Kinderen
De wereld
Aan Hem gelijk
Reiniging