Kinderen van God


1 Joh. 3:1-3:Zie, hoe groot is de liefde die de Vader ons gegeven heeft: dat wij kinderen van God worden genoemd. Daarom kent de wereld ons niet, omdat zij Hem niet kent.Geliefden, nu zijn wij kinderen van God, en het is nog niet geopenbaard wat wij zullen zijn. Maar wij weten dat, als Hij geopenbaard zal worden, wij Hem gelijk zullen zijn; want wij zullen Hem zien zoals Hij is.En ieder die deze hoop op Hem heeft, reinigt zich, zoals Hij rein is.

Zie

Johannes heeft de lezers gewaarschuwd voor misleiders, die de Christus als de Zoon van God loochenden. Nu richt hij hun aandacht daarbij op Gods Vaderliefde. 'Zie'. Het gaat hier om iets heel bijzonders, waar je alleen met grote verwondering en bewondering over kunt denken, schrijven en spreken. 'Zie, hoe groot is de liefde die de Vader ons gegeven heeft.'

Wat hij daarover al schreef in 2:5,15 werkt hij nu wat meer uit. Later zal hij dit in hoofdstuk 4 in zijn volle diepte behandelen.

Er staat hier van de liefde niet, dat de Vader ons die 'geeft', maar 'heeft gegeven'. Want het betreft Gods liefde zoals Hij die ons in zijn Zoon hééft bewezen.

Het geloof in Gods Zoon als de Christus heeft alles te maken met het kennen van deze heerlijke Vaderliefde. Ja, Christus Zelf is die liefde, die ons is gegeven.

Want Hij heeft ons menselijke vlees en bloed aangenomen en Hij heeft aan het kruis Zijn leven gegeven en ons zo verzoend met Vader.

Kinderen

Hoe groot is die liefde, 'dat wij kinderen van God genoemd worden'!

'Dat' is eigenlijk 'opdat'. Het geeft aan het doel van Gods grote liefde. Opdat we kinderen van God 'genoemd worden'. Door Gods liefde en Christus' liefdeswerk zijn we tot kinderen van God aangenomen, en worden we voortaan ook zo door God de Vader genoemd. Dat was en is het doel van Zijn verlossingswerk. Want God heeft allen die in Christus' naam geloven, macht, recht, gegeven om kinderen van God te worden (Joh. 1:12). Door Zijn Geest maakt Hij hen tot Zijn kinderen en mogen ze weten dat ze ook erfgenamen zijn (Rom. 8:14-17).

Wat geef dit ons een troost en vooruitzicht! Kinderen te mogen zijn van God, de Almachtige, de barmhartige en genadige Vader. Die alles bestuurt en regeert ons ten goede. Die ons met Zijn zorg en liefde omringt op onze levensweg.

De wereld

Maar als Gods kinderen lopen we wel aan tegen een wereld, een samenleving, die ongelovig is en vaak vijandig staat tegenover God, geloof en kerk. De mens van de wereld begrijpt niets van ons geloof en van ons kind zijn van God. Johannes zegt: Omdat wereld God niet kent, kent de wereld ook ons niet. De wereld begrijpt niet wat er in ons hart veranderd is, wat ons beweegt, waar we vol van zijn, voor Wie en met Wie wij leven. Ons geloof en onze godsdienst zegt hen niets. Wie God wel kent, wie gelooft, die herkent God ook in zijn kinderen. Maar wie niet gelooft, ziet niet dat wij kinderen van Hem zijn.

Dat blijkt dan ook uit de manier waarop ze ons als gelovigen tegemoet zullen treden.

Jezus heeft daar in het Evangelie naar Johannes ook van gesproken, Joh. 16:3:

Deze dingen (hen uit de synagoge werpen, hen doden) zullen zij u doen, omdat zij de Vader niet gekend hebben en ook Mij niet.

Aan Hem gelijk

Nu zijn we al kinderen van God. We worden dan nu wel niet als zodanig herkend en erkend, maar in de toekomst wordt dit anders. Als Johannes dit gaat uitleggen, spreekt hij de lezers eerst aan met 'geliefden'. Hij wil duidelijk maken dat wat hij over het kindschap zegt, hen betreft in hun verhouding tot God de Vader. Ze zijn geliefd door de Vader. Hij heeft hen eerst liefgehad en hen in die liefde tot kinderen aangenomen. Dat stempelt hun kindschap. Wel zijn zij nu nog geen volmaakte kinderen.

Ook wij stellen God de Vader door onze zonden zo vaak nog teleur, en bedroeven Hem.

Maar in de toekomst wordt dit anders. Dan zullen we wel volmaakt zijn als zonen van God. Daar kunnen we ons nog geen goede voorstelling van maken.

Johannes zegt daarvan: 'het is nog niet geopenbaard wat wij zullen zijn'. Het is nog niet in het volle licht gebracht, hoe wij er dan als volmaakte kinderen uitzien met een verheerlijkt lichaam en volmaakte toewijding.

Maar we weten, zegt Johannes, dat we dan aan de Heere Jezus Christus gelijk zullen zijn. 'We weten', is hier een geloofsuitspraak: we weten zeker, ook al zien we dit nu nog niet. Maar we zullen dit wel zien als we Hèm zien van aangezicht tot aangezicht. Bij Zijn wederkomst in heerlijkheid. Als we Hem dàn in volle glorie zien, zal Zijn heerlijkheid ook bij ons te zien zijn! Wat zijn deze woorden van Johannes troostvol in een tijd dat de wereld waarin wij leven steeds minder God wil kennen!

Ook Paulus schrijft daarover in 2 Kor. 3:8 en Kol. 3:4. Ook in Fil. 3:20,21:

Ons burgerschap is echter in de hemelen, waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten, namelijk de Heere Jezus Christus, Die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het gelijkvormig wordt aan Zijn verheerlijkt lichaam, overeenkomstig de werking waardoor Hij ook alle dingen aan Zichzelf kan onderwerpen.

We zijn dan niet helemaal gelijk (identiek) aan de Heere Jezus, maar we lijken wel op Hem, ook uitwendig zijn we dan gelijkvormig aan Zijn beeld, aan Zijn opstandingslichaam.

Rom. 8:29:

Want hen die Hij van tevoren gekend heeft, heeft Hij er ook van tevoren toe bestemd om aan het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig te zijn, opdat Hij de Eerstgeborene zou zijn onder vele broeders.

Wat een rijke hoop!

Reiniging

Johannes schrijft nu: 'En ieder die deze hoop op Hem heeft reinigt zich, zoals Hij rein is' (vers 3). Het één, onze hoop, is verbonden aan het ander, onze reiniging.

Paulus schrijft in 2 Kor. 7:1:

Omdat wij dan deze beloften hebben, geliefden, laten wij onszelf reinigen van alle bezoedeling van vlees en geest, en de heiliging volbrengen in het vrezen van God.

Dat we kind van God zijn met zo'n heerlijk vooruitzicht betekent immers dat we geleid worden door de Heilige Geest (Rom. 8:14, zie ook 8:11). In Zijn kracht strijden we dan tegen onze oude mens en doen we weg uit ons leven wat onze verbondsgemeenschap met God de Vader in de weg staat. Dat betekent dagelijkse bekering. We zijn op weg om gelijkvormig te worden aan onze Heiland, dan willen we toch rein, heilig zijn zoals Hij rein en heilig is!

Dat doet ons ook steeds vluchten naar Zijn offer. We kunnen weer terugdenken aan wat Johannes schrijft in 1 Joh.1:7:

Maar als wij in het licht wandelen, zoals Hij in het licht is, hebben wij gemeenschap met elkaar, en het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon reinigt ons van alle zonde.