Een nieuw seizoen


De zomervakantie is voor de meesten van ons voorbij. Dat betekent dat een nieuw werk-seizoen begint. Ook een nieuw kerkseizoen. Het verenigingswerk wordt weer opgepakt, de Bijbelscholen beginnen weer, de agenda's voor de kerkelijke vergaderingen zijn weer opgesteld en rondgestuurd en de jaarlijkse huisbezoeken zullen weer gebracht gaan worden.Hoe gaat u dit nieuwe seizoen in? Zuchtend en futloos? Met angst en beven voor wat ons in de kerk nog te wachten staat? Of, na een periode van rust en ontspanning weer opgeladen om met nieuwe energie de taken in de kerk op te pakken? Waarom doen we al dat werk eigenlijk? Waarom stoppen we in al dat kerkwerk veel tijd en energie? Het is goed om daar bij de start van het seizoen met elkaar weer bij te stil te staan.

Voortdurende mobilisatie

In de praktijk van ons kerkelijk leven zijn de maanden juli en augustus, met een aanloop in juni, de rustigere maanden. Verenigingen zijn afgelopen, het catechisatie- en Bijbelschoolseizoen is gestopt, de kerkelijke vergaderingen nemen in aantal en intensiteit af. Dit betekent niet dat de kerk twee tot drie maanden stilligt. Dat de kerkleden twee tot drie maanden 'niets' aan hun geloof 'doen', als dat al zou kunnen. Want in de kerk is sprake van een voortdurende mobilisatie.

Alle leden van de kerk, van jong tot oud, worden telkens weer opgeroepen om de van God gekregen gaven en schatten in te zetten voor zijn dienst in zijn Koninkrijk. Iedereen wordt daarbij aangesproken, niemand mag daarbuiten blijven. De Here schakelt de dienst, waaronder de gebedsdienst, van de ouden van de dagen hierbij in. De Here gebruikt daarvoor ook de jonge leden van de gemeente, want de Here grondvest zijn sterkte zelfs uit de mond van de kleine kinderen (Psalm 8).

Iedereen in de kerk wordt voortdurend in staat van paraatheid gebracht en gehouden, zodat er geen verslapping optreedt in de geestelijke strijd die op dit moment woedt.

Oorlog?

Als we het nieuws in de wereld een beetje volgen, dan weten we wat voor impact oorlog of dreigende oorlog kan hebben. De oorlog in Syrië is nog volop aan de gang. De oorlog tegen het terrorisme, zal deze oorlog ooit ten einde komen? In de kranten wordt soms al gesproken van een nieuwe wapenwedloop tussen de grootmachten in deze wereld in een wankel evenwicht.

Oorlog, wij hebben er op het eerste gezicht niets mee te maken, ons land is niet in oorlog. Toch leven we middenin de belangrijkste oorlog die vanaf het paradijs de wereldgeschiedenis al in haar greep heeft. Onze Here Christus heeft de dood reeds overwonnen en de satan onttroond, maar nu richt de macht en gruwel van de satan zich op Gods volk, zijn leger. Zijn doelwit is de kerk en haar leden (art. 14 NGB). Hij bijt zich daar grimmig in vast. Als een moordenaar. Doelbewust. Koelbloedig. Zoals de strijdende partijen tijdens de oorlog niets of niemand ontzien, maar uit zijn op vernietiging en overwinnen. Zijn doel is kapot maken en vernietigen. Ziet u hierin de oorlog getekend? Het is met recht de belangrijkste oorlog, het is satan menens. In die strijd kan niemand zijn wapens aan de wilgen hangen, want iedereen wordt hierbij geroepen om mee te strijden in deze strijd. Zijn dienstplicht, de militia Christi, in het leger van Christus te vervullen.

Militia Christi

De 'militia Christi' is al een oude term. De benaming heeft bij de reformator Johannes Calvijn weer nieuwe inhoud gekregen. De roomse kerk gebruikte de term 'militia Christi' ook, maar maakte hierbij het onderscheid tussen de clerus (de geestelijken) en de leken. De dienst aan God was toch met name weggelegd voor de geestelijken; de leken hadden hier niets mee van doen.

Calvijn echter beperkte het niet tot een bepaalde groep in de kerk. Ook vulde hij de dienst aan Christus niet in als een soort nadoen van Christus (nabootsen), maar hij legde het uit als het navolgen van Christus: gehoorzaam, zoals een soldaat in het leger de veldheer, de commandant moet gehoorzamen. Voor ons in Nederland met calvinistische wortels is dit geen nieuws, maar in de tijd van Calvijn was dit wel bijzonder en in tegenspraak met de op dat moment gangbare leringen.

Calvijn zei ook dat deze krijgsdienst niet beperkt blijft tot een deel van ons leven, maar in ons leven staan wij in die dienst. Ons leven moet daardoor worden beheerst. In ons gezin, in ons huwelijk, bij ons werk. Bij al onze taken op maatschappelijk en kerkelijk gebied worden we steeds geroepen om eenswillend te zijn met de wil van onze Here Christus en Hem gehoorzaam te zijn. Geen duimbreed van ons leven kan afgezonderd worden van deze krijgsdienst alsof op dat gebied van het leven de satan het voor het zeggen zou hebben. Uniform uittrekken om te rusten? Geen sprake van! Wapenen neerleggen? Absoluut nooit!

Profetisch

Gedurende heel ons leven moeten we scherp en aandachtig luisteren naar het Woord van God. Nauwkeurig en ijverig onderzoeken van Gods Woord. En daarbij: een ernstig gebedsleven, een spreken tot de Here en een luisteren naar Hem.

Om de aanvallen te verdragen, wapent en beschermt de gelovige zich met het Woord van God, het zwaard van de Geest (Ef. 6:17). Ons werk voor en op de verenigingen, Bijbelscholen en catechisaties is bedoeld om de kennis van Gods Woord te vermeerderen. Onze persoonlijke Bijbelstudie is eveneens gericht op het vergroten van onze geloofskennis over wat Hij gesproken en gedaan heeft door de eeuwen heen. De Here waarschuwt hen ook die deze kennis minder belangrijk vinden (vgl. Hosea 4). Aan het begin van het nieuwe seizoen is dan ook te bedenken: 'De vreze des HEREN is het begin der kennis; de dwazen verachten wijsheid en tucht.' (Spr. 1:7).

Het ware en volkomen geluk van de kerk onder de heerschappij van Christus is dat zij door Gods Woord en Geest wordt geregeerd. Het geregeerd, beheerst worden door Gods Woord maakt dat we werken en strijden. Ook in die dingen die voor de wereld maar klein zijn: zijn Naam belijden op ons dagelijks werk; bij de opvoeding de kinderen Gods Woord voorhouden en voorleven; op kerkelijke vergaderingen ons onderwerpen aan zijn Woord. Het zijn kleine dingen vanuit het perspectief van de wereld, maar van groot belang in de voortdurende geestelijke strijd (vgl. Luc. 19:17).

We zijn in ons profetisch werk gewaarschuwd. Satan blijft nooit rustig slapen als het Woord verschijnt. Wanneer we belaagd worden door de vraag: zou God werkelijk bestaan, weerlegt het geloof dit in de wetenschap dat Hij zich in zijn Woord openbaart. Wanneer we worden aangevallen met de gedachte dat God onze vijand is, omdat Hij ons het kwade toeschikt, dat grijpt het geloof zich vast aan de belofte dat wanneer de Here ons het kwade toeschikt, Hij dit voor ons zal doen meewerken ten goede. Wanneer we worden aangevallen met de gedachte dat onze zondelast zo groot is dat er geen vergeving mogelijk is, dan stelt het daartegenover dat de Here een graag vergevend God is, als de zondaar zijn zonden belijdt en zich wendt tot de goedertieren God.

Priesterlijk

De dienst aan de Here betekent ook dat we ons leven als een dankoffer aan hem offeren. Dat wil zeggen: onszelf offeren met een gewillig hart. Ons hele leven wijden aan de Here en aan onze naaste in een zelfopofferende liefde. Wat wij van de Here gekregen hebben, het echte, ware leven, dat geven we aan Hem terug als een dankoffer. Alles wat wij krijgen, alles wat wij hebben: het is van en voor Hem. Dat betekent dat we onze (vrije) tijd, geld, energie, ja, werkelijk alles wat wij bezitten, steeds behoren te gebruiken in zijn dienst.

Liefde moet van twee kanten komen, zo zegt men. Het is liefde geven en liefde krijgen. Maar zelfopofferende liefde betekent: liefde geven in overvloed, onszelf, onze eigen eer, ons eigen recht, ons eigen gevoel wegcijferen. Komt de HERE aan zijn eer? Acht ik mijn naaste hoog, zie ik in hem een kind van Christus? Ook dat mag en moet onderdeel zijn van ons dagelijks gebed, waarbij we vragen of de Here onze hoogmoed wil beteugelen. Deze zelfopofferende liefde maakt dat wij als stenen goed bruikbaar zijn in het geheel van het huis van de Here.

Koninklijk

De koninklijke strijd die goed is, is in de eerste plaats de oorlog die we aan onszelf verklaren. Dat we onze oude mens met al zijn slechtheid afleggen, de zonden haten en ontvluchten. Leven wij in die strijd met onszelf, een gevecht van leven of dood tegen m'n zondige ik? Of hebben we het eigenlijk wel met onszelf getroffen. En vervolgens is er de strijd buiten, de strijd tegen de wereld en de satan.

Onze koninklijke dienstplicht in het rijk van koning Christus betekent dat we elkaar vermanen en vertroosten. Ook door ons te láten vermanen en vertroosten (in de praktijk veel moeilijker). Een koninklijke taak om dit herderlijke werk te doen. Dit is niet een zaak van de kerkenraad alleen. Een taak die we het liefst afschuiven met het excuus 'ben ik mijn broeders hoeder?'

De broeders ambtsdragers, die daarbij geroepen zijn om opzieners te zijn van de gemeente, mogen daarbij ook beseffen dat hun werk in kerkenraad en kerkelijke vergaderingen onderdeel is van die strijd. Dat werk kan zwaar zijn, veel geloof en inzicht vragen, maar de Here wil die broeders gebruiken om de kerk, de moeder van alle gelovigen, te regeren en te leiden.

Zwaar?

We schreven van een voortdurende mobilisatie; de dienst aan God beslaat het hele leven. Ervaren we dit als een zware last? Niet als een dienst die het hart steeds meer verheugt, maar als een last die bovenmenselijk is? We kunnen ons deze vraag heel concreet bij de aanvang van een nieuw kerkseizoen stellen. Zuchten we diep als we lezen wat er allemaal van ons gevraagd wordt? Zakt de moed ons in de schoenen als we de roosters voor alle kerkelijke activiteiten weer zien binnendruppelen? Is deze last te zwaar?

De dienst, ons leven voor en met de Here, is een leven waarbij de doorwerking van de zonde tastbaar is. De geloofsstrijd die een ieder van ons heeft te voeren, is evenzeer een persoonlijke worsteling om de beproevingen in het geloof te dragen. Die beproevingen kunnen de dienst aan God zwaar maken. De soldaten van Christus krijgen als het ware ook een bepakking mee die meegetorst moet worden. Die bepakking kan van alles zijn. Sterfgevallen en gemis van geliefden, lichamelijke ziekte, geestelijke moeiten, aftakeling van het lichaam door het klimmen van de jaren, moeiten binnen het huwelijk, moeiten binnen het gezin, op het werk en vul maar aan...

Ook het dragen van die bepakking hoort bij de dienst van de Here. Dat wil zeggen dat we niet passief het kwade dragen wat God ons toeschikt, maar het dragen hiervan zien als onderdeel van de actieve dienst in het leger van koning Christus.

Voor ons allen mag het Woord van God klinken dat zijn geboden niet zwaar zijn. Geeft de dienst aan de Here ons leven juist niet een diepe glans, de werkelijke zin van het leven? Zijn we telkens verblijd, bidden we zonder ophouden en danken we God in alles? Want dat is immers zijn wil in Christus voor ons? De Here zoekt de vrucht bij zijn kinderen, de godsvrucht (Hebr. 12). Door de beproevingen wordt het geloof gestaald. De rank die vrucht draagt wordt gesnoeid, zodat er nog meer vruchten komen. Jaren geleden zei een predikant die veel te lijden had gehad achter het IJzeren Gordijn: lijden beproeft het geloof en bereidt ons tot de dienst aan God.

Einde

Laten we het nieuwe kerkseizoen beginnen, overtuigd van het feit dat het kerkschip behouden vaart biedt. Een behouden vaart, te midden van de geestelijke strijd die op dit moment in alle hevigheid woedt. Te midden van een wereld waarin de geest uit Noachs dagen zich manifesteert. Een behouden vaart, omdat de Here Christus zelf zorgt dat deze ark van behoud zal blijven varen tot het eind der tijden. Een behouden vaart naar de Jongste Dag, waarop alle dingen nieuw zullen worden.

Moge de Here het werk van onze handen ook in het komende seizoen bevestigen, tot meerdere eer en glorie van zijn Naam!