Geweld in de Bijbel


Met enige regelmaat werden we in de afgelopen tijd opgeschrikt door aanslagen op verschillende plekken in de wereld, waaronder Europa. De aanslagen werden in meerdere gevallen opgeëist door Islamitische Staat (IS). Deze groep is ons niet alleen bekend van de aanslagen, maar ook van andere gruwelijkheden. Op YouTube circuleren bijvoorbeeld filmpjes waarbij in beeld wordt gebracht hoe de keel van mensen wordt doorgesneden.Verschrikkelijke barbarij, gruwelijk. Dit heeft niets uit te staan met het christelijk geloof, waarbij de wraak wordt overgelaten aan de Heere. Toch zijn verschillende mensen, ook in Nederland, er als de kippen bij om een is-gelijk-teken te zetten tussen geweldteksten in de Koran en de Bijbel. Welk antwoord hebben wij daarop? Hoe kijken wij naar het geweld in de Bijbel? Daar willen we in dit hoofdartikel bij stilstaan.

Experiment

Een aantal presentators van 'Dit is normaal' zetten een experimentje op. Zij lazen aan voorbijgangers geweldsteksten voor uit de Koran. Zo dachten de voorbijgangers in elk geval. Uiteindelijk bleken dit teksten uit de Bijbel te zijn. Moraal van het verhaal is dat we allerlei vooroordelen hebben over de islam, terwijl het christendom, de Bijbel in bepaalde opzichten dus heel veel lijkt op de islam. Het christelijk geloof is (ook) gewelddadig en barbaars. De christenen - in de brede zin van het woord - zijn in dat opzicht net zo erg als moslimfundamentalisten die de jihad prediken. De achterban van bijvoorbeeld de SGP zijn ook fundamentalisten, van wie net zo weinig goeds is te verwachten als van fundamentalistische moslims. Hebben wij hier een antwoord op?

Beginnen bij het begin

Als iemand u dit voor de voeten werpt, is het goed om bij het begin te beginnen. Inderdaad is de wereld van nu vol van geweld, en ook de Bijbel weet hiervan te verhalen - we komen er zo meteen op terug. Het Hebreeuwse woord hamas (= geweld) komt in de Bijbel meermalen voor. Maar, zo was het in het begin niet. De Heere heeft de schepping zo niet gemaakt, een wereld zo vol van moord en doodslag was niet hetgeen Hij voor ogen had. Immers, Genesis 1-2 benadrukt dat de Heere de schepping bekeek en zag dat het zeer goed was. Zeer goed, in alle facetten; heel de schepping was mooi.

Op ingeving van de duivel is de mens expres van God afgeweken. De mens heeft gekozen voor een leven van God-los. Uit de Bijbel en ook door de gebeurtenissen in onze tijd waar te nemen, zien we waartoe dit heeft geleid. Slaat u de kranten maar op, kijkt u de journaals er maar op na: dit is wat uit het verdorven hart van de mens voortkomt. De toorn van God hebben we dus zelf verwekt! Door onze ongehoorzaamheid.

Er is geen mens rechtvaardig op de aarde, die goeddoet en niet zondigt. Alles wat uit de mens naar voren komt is onder de maat van Gods gerechtigheid; het is innerlijk verdorven. Het is al eens zo erg geweest dat het de HEERE berouwde dat Hij de aarde had gemaakt, waarop Hij de aarde heeft schoongemaakt. Noach vond echter genade in de ogen van de HEERE (Gen. 6:8).

Als we beginnen bij het begin, kunnen we een beter onderscheid maken in het geweld dat voorkomt in de Bijbel. We lezen over het geweld van zondige mensen tegen zondige mensen, voortkomend uit innerlijk verdorven mensen. We lezen ook over geweld van de hoogheilige God tegen Zijn zondige volk en tegen mensen die in ongerechtigheid leven.

Mensen tegen mensen

In de Bijbel worden niet uitsluitend de kenmerken van het 'tere zieleleven' met de Heere besproken, waarbij we al gauw de indruk zouden kunnen krijgen dat die niets uit te staan hebben met het leven van de mens van alledag. Dat spreken gaat niet in mystieke, abstracte taal. Het aardse leven is rauw en soms verbijsterend. Denk alleen maar aan hoe Simeon en Levi tekeergaan in Sichem (Gen. 34), hoe Mozes een Egyptenaar doodslaat (Ex. 2) of hoe een Levitische man zijn bijvrouw in stukken snijdt en door het land heen zendt (Richt. 17). Zo zijn er nog meer voorbeelden te geven waaruit blijkt hoe moord en doodslag, list en bedrog bij de mensen in de Bijbelse tijd niet vreemd waren.

Deze voorbeelden kunnen we nog aanvullen met de verwijzingen naar de toorn van Kaïn, Ezau, Potifar en de Farao. Geen van deze toorngevallen zal echter aan het oordeel ontkomen, want de toorn van een man brengt immers geen gerechtigheid voor God teweeg (Jak. 1:20).

God tegen mensen

De Bijbel spreekt ook over de toorn van God. Denkt u maar aan de vloek in Genesis 3, het oordeel over de aarde in Genesis 6, het ingrijpen van God bij de torenbouw van Babel. Maar, de toorn van de hoogheilige God is echter niet te vergelijken met de toorn van een zondig mens. De Goddelijke toorn is geen opwelling van het gemoed of een boze bui, zoals bij mensen. Die zo oplaait en langzamer of sneller weer voorbijgaat. De Heere is lankmoedig, langzaam-tot-toorn. Dat is de boodschap die tot ons komt in Leviticus 1. Wat de priester op het altaar doet opgaan in rook, is een lieflijke reuk voor de Heere, een reuk van tot rustbrenging, zinnebeeldig gesproken. Van die offers gaat een voortdurende prediking uit: de toorn van Jahwe kan worden verzoend. Zo spreekt ook heel de Schrift van een goed en genadig, barmhartig God. Hij is de Verbondsgod.

Hierin ligt een belangrijke sleutel tot een goed begrip van de verbondsgeschiedenis. Het verbond, waarin zijn besloten de belofte (Ik zal u tot een God zijn) met daaruit voortvloeiend de eis (u zult Mij tot een volk zijn) (vgl. bijv. Gen. 17, Ex. 6:6). Als dit verbondsvolk zich, ondanks de waarschuwingen, toch inlaat met andere goden, dan is de Heere na-ijverig. Dan zal de toorn van Hem over zijn volk ontbranden (vgl. bijv. Joz. 23). De adeldom van het geroepen zijn tot Gods verbond, verplicht. Het verzaken van die plicht brengt mee de vloek van Gods verbond. Hij houdt Zijn Woord, in zegen én in vloek.

Oorlogen des Heren

Het boek Jozua beschrijft hoe het volk Israël, na de omzwerving in de woestijn, het land Kanaän in bezit neemt. Zo vervult de Heere de belofte die Hij aan Abraham gaf (Gen. 15). De maat van de ongerechtigheid van de Amorieten was kennelijk toen wel vol (Gen. 15:16). De Heere gebruikt dan het volk Israël als een instrument in Zijn hand om de zonden van de Kanaänitische volken aan hen te bezoeken. Het is als het ware een voorbode van de Jongste Dag: de wereld van dat moment, vol van kwaad en onrecht, wordt getroffen door Gods eindgericht.

Gods Naam en Zijn zoekende liefde

Door de uitleiding uit Egypte heeft de Heere zich een Naam gevestigd. Hij heeft het hart van de Farao verhard, zodat Zijn Naam groot wordt gemaakt over de hele aarde (vgl. Ex. 7:3-5, Ex. 14). Die Naam is een gevoelige zaak, de tocht uit Egypte maakt die Naam nog groter. Dat is belangrijk, die roep gaat voor Hem uit. Door Hem niet te vertrouwen, door Mozes, zijn ambtsdrager, te betichten van iets wat niet op hem van toepassing is, dát heeft Gods gramschap teweeggebracht. Die zonden zijn door de Heere zwaar bezocht. We kunnen daarvan lezen in de geschiedenis vanaf de uittocht: het oordeel van God over de twist tussen Mirjam/Aäron en Mozes; de zonde van het gouden kalf; het morren van het volk over de dagelijkse eet- en drinkvoorziening; het ingrijpen van de Heere bij het optreden van Korach, Datan en Abiram; het niet vertrouwen op de belofte van God, maar wel op de woorden van de tien verspieders.

De toorn, de gramschap, de straf van God die dan beschreven staat in de Bijbel, is nooit willekeurig of onrechtvaardig, het is altijd gericht op de verheerlijking van Zijn Naam. Die Naam, groot, heilig en goed. Dat ook en juist deze bezoeking van de zonden aan het volk Israël zijn beschreven in de Bijbel, is juist ook gericht op ons, zodat wij niet zouden verlangen om andere goden achterna te lopen (vgl. 1 Kor. 10:1-13). De waarschuwingen die de profeten hebben doen uitgaan, waren ook steeds gericht op de terugkeer van het volk tot de ware verbondsdienst van de Heere.

Als de Heere in de Bijbel toornt over het afval en de hoererij van zijn volk, wanneer de dreiging het grootst is, dan is daar altijd ook de zoekende liefde van God: Want een ogenblik duurt zijn toorn, maar een leven lang zijn goedgunstigheid (Ps. 30:6) en: Hoe zou Ik u prijsgeven, Efraïm, u uitleveren, Israël? Hoe zou Ik u prijsgeven als Adama, met u doen als met Zeboïm? Mijn hart keert zich in Mij om, al Mijn medelijden is opgewekt. Ik zal Mijn brandende toorn niet ten uitvoer brengen, Ik zal niet terugkeren om Efraïm te gronde te richten. Want Ik ben God, en geen mens, de Heilige in uw midden, en in de stad zal Ik niet komen (Hos. 11:8 en 9).

Geen verheerlijking

Is de Bijbel dan inderdaad een boek vol van geweld, is het christelijk geloof een gewelddadige religie? Kan er dan een is-gelijk-teken worden gezet tussen Koran en Bijbel? Tussen de jihad, de heilige oorlog van de moslims, en de zending/evangelisatie van de christenen, in de brede zin van het woord? Geenszins! De Bijbel schrijft over toorn en geweld, van mensen tegen mensen en van God tegen mensen. Maar, het gebruik van geweld als uitvloeisel van de toorn wordt niet verheerlijkt (vgl. Ef. 4:26 en 27).

Maar, zult u wellicht denken, die psalmen met die wraakbeden dan? Wordt daarin het geweld niet verheerlijkt? Leest u het laatste stukje van Psalm 137 er maar op na. Dat is niet mis. Menig lezer schrikt ervan. Maar we kunnen niet onze normen en opvattingen projecteren op de Bijbel. De wereld was in de tijd van het Oude Testament - om het zo te zeggen - op een andere manier georganiseerd. In het Oude Testament is eveneens, anders dan bij ons nu, sprake van een volk, het volk Israël, als volk van Gods verbond, waar de Heere woonde in een theocratisch ingerichte maatschappij. We moeten ook bedenken dat, ook in Psalm 137, meestal de 'rechtvaardigen' aan het woord zijn. Verdrukt en geslagen zoals ze dan zijn, zien ze geen andere weg dan alleen de weg naar God. Zij nemen niet het recht in eigen hand, maar leggen met stereotiepe oud-oosterse vloekbewoordingen hun zaak in Gods hand.

De Bijbel spreekt tot het volk van de Heere dat de Heere de mensen die buiten zijn, Zelf zal oordelen - Hem komt de wraak toe (Rom. 12). Mensen kunnen dan nog zo ongelovig en blasfemisch optreden - aan ons is het om dan frank en vrij op te komen voor de eer van Gods Naam - maar de wraak komt aan God toe. In de Bijbel staat geen opdracht om de niet-gelovigen te vuur en te zwaard te dwingen zich tot het geloof te bekeren dan wel ze het leven te ontnemen, op wat voor barbaarse manier ook. Wel worden als het ware de krachten achter het menselijk geweld aangewezen, het is de slechtheid van de mens waaruit het voortkomt. In deze alledaagse werkelijkheid wil het Woord van God ons een licht op ons pad zijn. Richtinggevend, vermanend, vertroostend, ontdekkend.

Lokroep tot omkeer

De oordeelsprediking in de Schrift, de beschreven toorn en gramschap van onze God, is telkens weer een lokroep tot omkeer, een uitgestoken hand. Het is deze boodschap die in het Nieuwe Testament in alle rijkdom tot ons komt. Waar Hij, die rijk was, omwille van ons arm is geworden, opdat wij door zijn armoede rijk zouden zijn. De Bijbel predikt niet een oproep tot gewelddadige verovering van de wereld, maar dat de wet uit Sion zal uitgaan, en des Heeren woord uit Jeruzalem, en dat de volken dan komen, schuilend bij het recht van God. Dan zullen zij hun zwaarden tot ploegscharen omsmeden en hun speren tot snoeimessen (Jes. 2:1-5). Dat is een schitterend vooruitzicht. Wij, die hier en nu leven, mogen op weg zijn naar het volkomen vrederijk (Jes. 11). De wraak van de Heere zal komen, om de aarde schoon te maken van alle ongerechtigheid.

Zo lezen we de Bijbel, als boek van Gods verbond. Zo verwachten wij, overeenkomstig zijn beloften, nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont (1 Petr. 3:13).