Gelooft u ook in het leven vóór de dood? Met deze reclameslogan probeert het Humanistisch Verbond de luisteraars te bewegen tot een lidmaatschap om het humanistisch geluid in deze tijd beter te laten horen. Volgens het humanisme gaat het enkel en alleen om dit leven. Hieruit blijkt wel dat ze weinig op hebben met het troostvolle uitzicht dat de gelovigen mogen hebben op het leven na dit leven. De goddeloosheid, de wetteloosheid, de zedeloosheid, het zal werkelijk tot een einde gekomen. Het leven in volkomen gemeenschap met de Schepper van alle dingen is een heerlijk vooruitzicht, een grote troost voor de gelovigen. Daarom staat in artikel 37 NGB dat de rechtvaardigen en de uitverkorenen vurig verlangen naar het moment van de Jongste Dag. En we mogen elkaar ook steeds weer opwekken om niet te zien op wat voor ogen is, maar dat we op Christus zien, die in de hemel plaats bereidt voor de zijnen. In artikel 37 NGB staat daarbij ook dat we belijden dat het laatste oordeel schrikwekkend en angstaanjagend is voor de slechte en goddeloze mensen. Het is zo afschrikwekkend dat we wellicht de neiging hebben om er maar niet over te praten. In de praktijk is het eeuwig oordeel een ongemakkelijk onderwerp. Dit kan voor ons persoonlijk zijn, zoals iemand eens zei: de hel is een taboe. Een zolderkamertje van het geloof waar we zelden komen. Het kan ook een ongemakkelijk onderwerp zijn wanneer u met andere mensen spreekt over het geloof en ter sprake komt dat op grond van Gods Woord maar twee `eindbestemmingen´ bestaan: de hemel of de hel. Hoe is dit voor u? Denkt en spreekt u hier het liefst zo weinig mogelijk over? Herkent u het dat dit een ongemakkelijk onderwerp kan zijn? Toch mag dit geen reden zijn om het eeuwig oordeel en het bestaan van de hel maar wat weg te drukken, want het is een zeer ernstige zaak. De hemel en de hel, het zijn geen leerstellige thema´s waar we over kunnen discussiëren en waarover we van mening kunnen blijven verschillen. De eeuwige heerlijkheid en het eeuwig oordeel zijn geen zaken van dogmatiek, maar het gaat over de bestemming van de mensen. Aan het einde van elk mensenleven staat de hemel of de hel. Een derde weg, een derde invulling is er niet. Het oordeel is radicaal, het is naar Gods verbond alles of niets. Of alles in Christus, en daarmee een rijke troost en een schitterend vooruitzicht! Maar dan ook de andere kant, indien men niet alles in Christus zoekt: het eeuwig oordeel. Er is geen tussenweg, er is bijvoorbeeld geen mogelijkheid van tussentijds overgaan (vgl. het vagevuur) of dat er een moment komt dat het eeuwig oordeel ten einde komt. Zoals de Bijbel spreekt over het eeuwig heil, waarin geen tijd meer is, zo spreekt de Bijbel ook over het eeuwig onheil, waarin eveneens geen tijd meer is (vgl. Matt. 25:46). Het rijke uitzicht op de hemel, maar daarbij het afschrik-wekkende uitzicht op de hel, is geen zaak van door mensen bedachte verdichtsels. Dat Guido de Brès artikel 37 NBG zo heeft opgeschreven, is niet uit een gevoel van wraak geweest. Als reactie op de strijd tussen de roomse kerk en de gereformeerden in de tijd van de Reformatie: nu zitten jullie achter ons aan, maar het zal later wel blijken wie de hemel zal beërven. Nee, want de kerk van de Reformatie heeft ook hier Gods Woord na willen spreken. Want als er één duidelijk gesproken heeft over de hel, dan is het wel de Here Jezus zelf geweest (vgl. Matt. 3, Matt. 25). En als we Hem aanvaarden als de van God gezondene, dan moeten we ook Zijn Woord over hemel én hel serieus nemen. Zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament wordt geschreven over de eeuwige straf voor hen die niet in God geloven. De Nieuwtestamentische naam van de hel, ge-henna, is in het Hebreeuws ge-hinnom, oftewel het dal van Hinnom. Dit dal lag aan de zuidkant van Jeruzalem en is bekend geworden door de vreselijke afgoderij met Moloch, waarbij Israëlieten kinderen aan deze afgod offerden - tegen het uitdrukkelijk gebod van de HERE in! Koning Achaz is het volk hierin voorgegaan (2 Kron. 28:3); zijn kleinzoon koning Manasse is hem hierin gevolgd (2 Kron. 33:6). In de tijd van Jeremia werd met regelmaat een kind-offerdienst gehouden. In later tijd werd dit heiligdom van de afgoderij tot een mestvaalt, waarheen al het vuil van de stad (dierenkadavers, onbegraven lijken van veroordeelden, etc.) werd gesleept en werd verbrand. De Here Jezus verwijst in Zijn rondgang op aarde naar dit dal (vgl. bijv. Marc. 9:47). Het dal, waarvan de profeten door de Geest van Christus reeds geprofeteerd hebben als het dal waar de vijanden van God verslagen zouden zijn (vgl. Jes. 33:30, Jes. 66:24). Het dal, waarin met afgoderij grof tegen de HERE, de God van Israël, werd gezondigd, wordt zo een symbool. Een teken van eeuwig afgrijzen. Zoals op die mestvaalt de worm altijd maar knaagde in de gedumpte kadavers, zoals de afvalverbranding zorgde voor een voortdurend vuur, zo stelt de Here Jezus dit dal als een symbool voor de volstrekte tegenstelling tussen de nieuwe hemel en aarde, waarin de HERE met zijn heerlijkheid in volmaaktheid woont, en de plek van het eeuwig afgrijzen. Afschrikwekkend. Angstaanjagend, zo schrijft artikel 37 NGB. De beelden die in de Bijbel worden gebruikt om de hel, de tweede dood, te tekenen zijn angstaanjagend. Het is de volstrekte tegenstelling met de hemelse heerlijkheid. De beelden die de Bijbel gebruikt laten ook niets aan duidelijk te wensen over. Een worm die niet sterft. Een verzengend vuur dat niet geblust wordt. Een eeuwige straf. Buitenste duisternis. Pijn naar lichaam en ziel. Huilen en tandenknarsen door wroeging en zelfverwijt. Een onbereikbare zaligheid zien. Geen rust kunnen vinden. Een wanhopig smeken om uit de ellende te raken en dat niet kunnen. De hel is realiteit, hoewel de beelden waarmee de eeuwige straf worden getekend beeldspraak zijn. Waarom is dan het oordeel zo angstaanjagend? Waarom is die straf zo zwaar? Is het acceptabel voor God dat een gedeelte van de mensheid in de eeuwige heerlijkheid zal zijn, maar het andere gedeelte voor altijd de helse marteling zal moeten ondergaan? God is toch liefde? Om hier iets van te begrijpen, trekken we de vergelijking met wat ook onder de mensen geldt: hoe hoger de persoon, hoe zwaarder de straf. Een belediging of het gebruik van geweld tegen een minister of tegen de Koning wordt harder en zwaarder gestraft, dan hetzelfde vergrijp dat gepleegd wordt tegen de buurman. De zonde, het vergrijp van de mensen is, dat tegen God, de Schepper aller dingen, is gezondigd (vgl. 2 Tess. 1:9,10). God is de Allergrootste en Allerheerlijkste Persoon in het universum. Verder moeten we ook goed begrijpen dat de aanhaling uit 1 Johannes 4 (`God is liefde´) allereerst slaat op de eeuwige liefde tussen de Drie Personen in de Drie-eenheid (vgl. Joh. 17:24). Dat God liefde is, betekent dat Hij onafgebroken Zichzelf aan anderen geeft en dat zondaren in die liefde mogen delen. Wanneer dat allergrootste geschenk wordt afgewezen en wordt genegeerd, dan is hiervan de consequentie dat deze afwijzing wordt bestraft met de zwaarste straf naar lichaam en naar ziel (vgl. v&a 11 HC). Zij die ongehoorzaam blijven, worden getroffen door het eeuwig oordeel. Die ongehoorzaamheid is een activiteit. Het eeuwig oordeel is daarom ook niet een noodlot, waaraan de mens zelf niets kan doen. De mens is niet maar een product van zijn brein. De mens en zijn gedrag zijn maar niet producten van een samenloop van omstandigheden, waarachter de mens zich kan verschuilen als een slachtoffer van het noodlot. Nee, het oordeel en de eeuwige straf zijn de consequentie van menselijk gedrag, waarvoor ieder mens ten volle verantwoordelijk is. De straf treft geen slachtoffers, de straf van God treft daders. God is geen tiran. Hij handelt werkelijk niet onrechtvaardig als Hij de mensen eeuwig zou straffen, want de mens heeft expres tegen Hem gezondigd. Er is totaal geen sprake van willekeur. Bedrog, onreinheid, verslaving, haat, geweld, misbruik, moord en doodslag - het zijn keuzes van mensen die mensen ook verantwoordelijk stellen. Het zijn de daden waar de mensen rekenschap over zullen moeten afleggen. God negeert niet dat mensen hun eigen gang gaan en Hem links laten liggen. Zonden wekken Zijn toorn op. De HERE vertoornt zich verschrikkelijk over de zonden die wij doen (vgl. Gen. 2:17, Ex. 5:20, v&a 10 HC). Dat God straft blijkt ook uit wat Petrus schrijft in zijn eerste brief: Petrus schrijft zijn brief aan de vreemdelingen in de verstrooiing (vgl. 1:1) en wil de lezers opwekken tot een leven in de Here. Hij schrijft ook dat de vuurgloed die tot beproeving dient, de gemeente niet moet bevreemden. De beproeving, de verdrukking wordt gebruikt om de gemeente te reinigen (vgl. Ezech. 9:1-6, Mal. 3:1-4). Maar dat betekent ook: als de gemeente niet vrijblijft van het lijden in het tijdelijke leven, hoe verschrikkelijk zal het dan zijn voor hen die niet geloven? Het heilswerk is volledig volbracht, want Christus heeft de last van Gods toorn gedragen en voor ons betaald. Daar dragen wij werkelijk niet aan bij. Maar, ook ons ingaan in de volle zaligheid zal niet geschieden zonder de beproeving van ons geloof door allerlei moeiten, verdrukking en nood, waarbij het de gelovige zelfs het leven kan kosten. Als de gelovigen niet ontkomen aan vervolging en verdrukking, hoe zwaar zal dan het oordeel zijn voor hen die de blijde boodschap van God en Zijn Zoon Jezus Christus verwerpen? Als de rechtvaardige wordt gelouterd door het vuur van de beproeving, wat zal dan het einde zijn van hen die ongehoorzaam blijven aan het evangelie van God? Afschrikwekkend en angstaanjagend. Is het dan maar beter om op het eeuwig oordeel een taboe te laten rusten? Moeten we er maar niet over praten om geen mensen af te schrikken? Moet het onderwerp in de prediking van het Evangelie maar worden verzwegen om te voorkomen dat eventuele gasten bij de eerste keer al worden afgeschrikt en de kerk weer uit rennen? Hoe moet dit onderwerp een plek krijgen in de verkondiging van het Evangelie? Wat dat aangaat zijn in de verkondiging van het Evangelie hemel en hel aan elkaar verbonden. Het Evangelie is de blijde boodschap van De dreiging van het eeuwig oordeel heeft ook een doel richting de gelovigen. Door dit thema in de prediking niet te verzwijgen, worden de gelovigen gesterkt in het lijden in de tegenwoordige tijd (vgl. Hebr. 10:19 e.v.). Ze worden opgewekt uit ingezonkenheid. Ze worden gewaarschuwd tegen een binnenhalen van de wereld en haar zondeleven. Ze worden aangespoord tot een heilige levenswandel in dankbaarheid. Te meer redenen om in de prediking van het evangelie de hemel en de hel niet van elkaar los te halen. Nogmaals, afschrikwekkend en angstaanjagend voor de ongelovigen, maar een rijke troost voor de gelovigen. Dit mag ons te meer treffen als we over een aantal weken weer het lijden en sterven van onze Here Jezus Christus gedenken. Wat zijn we enorm rijk met het grootste bezit dat er op heel de aarde bestaat: er is Eén die plaatsvervangend de last van Gods eeuwige toorn voor ons op Zich genomen heeft. Hij is door God verlaten, opdat wij door Hem nooit meer verlaten zouden worden. We belijden van harte dat we Gods oordeel verdiend hebben, maar we stellen onze hoop op Christus, zodat we niet meer verloren gaan. Hij is het die ons verlost van de komende toorn (1 Thess. 1:10). We lazen ergens: bij een bosbrand ben je het veiligst op de plek waar het vuur al geweest is, want waar het vuur eenmaal geweest is, komt het niet meer terug. Het vuur van Gods brandende toorn is op Golgotha geweest. Wie daar schuilt is veilig, voor eeuwig. We gaan het lijden en sterven van Christus gedenken, en wat een diepe tegenstelling spreekt dan uit de plaats waar dit alles heeft plaatsgevonden. Even buiten Jeruzalem, Golgotha, schedelplaats: plaats van verzoening en verlossing. En daar scherp tegenover, even buiten Jeruzalem, dal van Hinnom, vuilstortplaats, dal van eeuwig afgrijzen en verdoemenis. Christus, die in zijn rondgang de dreiging van het eeuwig oordeel heeft laten klinken, is verhoogd aan het kruis en daarom is er voor ons genezing gekomen. Een rijke troost
Menselijke verdichtels?
Eeuwig afgrijzen
Een lot?
Verkondiging van het Evangelie
Pasen