Laten wij feest vieren!


Uit 1 Kor. 5:6-8:

Uw roem deugt niet. Weet gij niet, dat een weinig zuurdeeg het gehele deeg zuur maakt? Doet het oude zuurdeeg weg, opdat gij een vers deeg moogt zijn; gij zijt immers ongezuurd. Want ook ons paaslam is geslacht: Christus. Laten wij derhalve feest vieren, niet met oud zuurdeeg, noch met zuurdeeg van slechtheid en boosheid, maar met het ongezuurde brood van reinheid en waarheid.

Weinig zuurdeeg is nodig

In 1 Kor. 5:6-8 gaat Paulus dieper in op de kwestie die in de gemeente van Korinthe speelde. Een broeder van de gemeente leefde samen met zijn stiefmoeder, de vrouw van zijn vader. En de gemeenteleden lieten dat toe. Misschien zeiden ze er wel iets van, maar niemand kwam echt in opstand tegen deze grove, openbare zonde. Dat was een zeer ernstige situatie! Want deze openbare zonde raakte niet alleen deze broeder. Het raakte heel de gemeente. Dat zegt Paulus in vers 6. In de gemeente van Christus staat niemand alleen, we zijn verantwoordelijk voor elkaar. Als één lid van de gemeente publiek zondigt, terwijl dat niet wordt bestreden, dan zondigen allen. Daarom, zegt Paulus, is de roem, trots en hoogmoed van de gemeente ondeugdelijk.

Paulus gebruikt hierbij een beeldspraak. Zonde in de gemeente is als zuurdeeg, dat de gemeente besmet. Hij zegt: een weinig zuurdeeg maakt het hele deeg zuur. Dat is net als bij het bakken van een brood: je hebt maar een klein beetje gist nodig, om heel het brooddeeg te doorgisten. Dat betekent voor de gemeente van Korinthe: deze publieke en grove zonde van één broeder besmet heel de gemeente. Niet alle gemeenteleden doen die zonde. Maar ze staan wel allen schuldig, omdat ze de zonde op zijn beloop laten. De zonde ongemoeid laten, dat strijdt lijnrecht met de heiligheid van God en zijn gemeente. De gemeente heeft de heiligheid ontvangen als geschenk. En moet die heiligheid ook koesteren, bewaren en bewaken. Maar nu dat in Korinthe niet gebeurt, worden ze allen besmet met die zonde.

Alle zuurdeeg wegdoen

Daarom moeten ze het zuurdeeg van deze zonde wegdoen uit de gemeente. De betreffende broeder moet uitgesloten worden van de gemeente. Alleen als de gemeenteleden dat doen, zijn ze een heilige gemeente. Omdat ze dan laten zien dat ze bij God horen. Als de gemeente strijdt tegen de zonde, dan is de gemeente ongezuurd, zegt Paulus. Dan is de gemeente zonder blijvende, hardnekkige zonden. Ze zijn heilig in Jezus Christus, en in hun gedrag laten ze dat zien.

Ons Paaslam is geslacht

De kerk van Jezus Christus is een ongezuurde gemeente, en is daarom ook een feestelijke gemeente. Paulus verwijst hier naar het Paschafeest. Als het Paaslam geslacht werd, dan werd het feest van de ongezuurde broden gevierd. Tijdens de uittocht uit Egypte slachtte het volk Israël eerst een lam. De mensen smeerden het bloed dan aan de deurposten. Vervolgens bakten ze ongezuurde koeken, om snel op reis te kunnen gaan. Later moesten de Israëlieten in de voorbereiding op het Paschafeest alle gezuurde broden uit hun huizen wegdoen. De diepere betekenis daarvan was, dat ze de zonden moesten wegdoen uit hun midden. Israël mocht niets meenemen van de afgoderij in Egypte. De kerk van Jezus Christus mag niets meenemen uit de wereld, aan zonde en wetteloosheid.

Immers, zegt Paulus, ook ons Paaslam geslacht. Dat is Jezus Christus. Hij is als Lam geslacht, om de zonden weg te dragen. Eenmaal en voor altijd. Hij heeft met zijn bloed onze zonden bedekt en betaald. Daarom mogen wij feest vieren. Dat feest mag nu al zichtbaar worden in ons leven. Door een heilig leven te hebben, dat niet de zure nasmaak heeft van zonden. De christenen van Korinthe moeten breken met hun oude, heidense leven van voorheen. Zo moeten ook wij breken met alle zonden. We moeten een nieuw en heilig leven hebben. Want Christus is geslacht voor onze zonden. Paulus noemt het zuurdeeg met nadruk óúd zuurdeeg. We moeten wegdoen alles wat met ons oude, zondige leven te maken heeft.

Feest vieren!

Het is bijzonder hoe Paulus het leven van christenen hier karakteriseert. Laten we feest vieren met het ongezuurde brood van reinheid en waarheid. Het leven als gemeente en als christenen mag een feest zijn, zegt hij! Laten we feest vieren. Dát is een bijzondere uitdrukking. Het leven van christenen wordt gekenmerkt door de feestvreugde. Want het Lam Jezus Christus is geslacht. Het is Goede Vrijdag en Pasen geworden. Daarom moet ons leven feestelijk zijn! Dankbaar voor God. Om onze God te eren om al zijn genade.

Het is niet zomaar een feest. Het is het feest van reinheid en waarheid. Met die twee woorden omschrijft Paulus de houding van de gemeente. Reinheid, omdat de innerlijke houding tegenover God goed is. Met zuivere bedoelingen, liefde voor God en de naaste. Toewijding aan de Here, loyaal aan zijn Woord. Naast reinheid, is het ook een feest van waarheid. Dat betekent een gehoorzame levenswandel. Het woord `waarheid´ heeft hier de betekenis van: trouw aan het verbond, met liefde voor God en onze naaste.

De feestvreugde van een rein leven

De uitdrukking bestaat dat iemand een korinthisch leven heeft. Dan denkt iemand gelukkig te zijn met een zondig, goddeloos leven. Maar zo´n heidens leven mag de gemeente van Korinthe niet hebben. Zij zijn wel in Korinthe, maar niet van Korinthe. En ze mochten zo´n leven ook in hun gemeente niet toelaten. Dat is geen feest, dat is bederf. Waarin mensen gebonden worden en verslaafd raken.

Maar wíj mogen leren wat wérkelijk feestvieren is. Feest, omdat Jezus Christus is gestorven voor onze zonden en omdat Hij is opgestaan. Zijn werk geeft echte vrijheid en echte blijdschap. Onze Here Jezus Christus verlost ons van zondeschuld. Daarom vieren we echt feest, in de volle, Bijbelse zin van het woord.

Die blijdschap, die diepe dankbaarheid mag ons leven kenmerken. Als we spreken, als we zwijgen. Als werken, studeren of thuis bezig zijn. We mogen laten zien dat er vreugde leeft in ons hart. De feestvreugde van het reine, bevrijde leven in Jezus Christus.