De Here Jezus is op weg naar Perea. Als Hij onderweg is, komt er een jongen naar Hem toe. De jongen heeft een vraag voor Jezus. Hij vraagt: Goede Meester, wat voor goeds moet ik doen om het eeuwige leven te ontvangen? Hij vraagt dus eigenlijk wat hij voor goeds moet doen om in de hemel te komen. Voordat Jezus antwoord geeft op de vraag, vraagt Hij eerst waarom de jongen Hem `goed´ noemt. Alleen God is immers goed! De jongen weet niet dat hij met Jezus praat en Jezus is ook God. De jongen gelooft niet dat hij de Zaligmaker voor zich heeft staan. Dat is erg, want zonder geloof in Jezus de Zaligmaker kan niemand het eeuwige leven ontvangen. En dat wil de jongen nu juist zo graag! Jezus weet hoe de jongen over zichzelf denkt. Jezus weet dat de jongen zichzelf erg goed vindt. En de jongen heeft ook nog eens heel veel bezit, hij is erg rijk. Jezus gaat antwoord geven op de vraag die de jongen heeft gesteld: Wat moet ik doen om het eeuwige leven te ontvangen? Jezus antwoordt hem dat hij zich aan alle geboden moet houden. Alle 10 geboden. Hoe goed hij ook over zichzelf denkt, hij zal toch wel weten dat hij zich niet aan alle geboden kan houden? We zijn immers allemaal in zonde ontvangen en geboren. De jongen denkt na en vraagt welke geboden hij dan moet houden. Jezus antwoordt: Gij zult niet doden, gij zult niet echtbreken, gij zult niet stelen, gij zult geen valse getuigenis spreken (niet liegen), gij zult niet stelen, eer uw vader en uw moeder. De jongen denkt na of hij deze geboden altijd heeft gehouden. Of hij nooit iets gedaan heeft wat tegen de geboden van de Here ingaat. En hij zegt: al deze dingen heb ik gedaan vanaf toen ik jong was. De jongen denkt dat hij door zijn goede leven zelf kan verdienen om in de hemel te komen. Jezus kijkt naar de jongen en krijgt hem lief. Jezus weet dat de jongen netjes geleefd heeft. Maar helemaal en altijd de geboden van de Here doen, dat kan de jongen, en ook wij niet. Jezus wil de jongen helpen. Hij wil de jongen leren dat hij wel goede dingen kan doen maar dat die goede dingen niet volmaakt zijn door de zonde. Daarom zegt Jezus tegen de jongen dat hij alles wat hij heeft moet verkopen en aan de arme mensen moet geven. Als hij dat doet dan zal hij een schat in de hemel ontvangen. Als hij dat gedaan heeft moet hij bij Jezus komen en Hem volgen. De Here Jezus wil dus dat hij alle dingen hier op aarde weg doet en God alleen liefheeft. De jongen schrikt ervan! Alles wat hij heeft moet hij verkopen... dat kan hij niet. Bedroefd loopt hij weg. De jongen kan zijn rijkdom hier op aarde niet loslaten. Dat is erg! De jongen ziet niet dat hij juist rijk is als hij de Here mag dienen en het eeuwige leven mag krijgen. Dan ben je veel rijker dan wanneer je hier op aarde veel geld en mooie spullen hebt. Nadat de jongen is weggegaan, kijkt de Here Jezus naar zijn discipelen. Jezus vertelt aan zijn discipelen dat het voor rijke mensen moeilijk kan zijn om het Koninkrijk van God in te gaan. Iemand die rijk is en te veel van zijn spullen houdt, en daardoor minder van God, zal moeilijk in de hemel kunnen komen. Jezus gebruikt hierbij een mooi voorbeeld. Het is voor een kameel makkelijker om door het oog van een naald te gaan dan dat een rijke in het Koninkrijk van God komt. Stel je eens voor... een kameel, zo´n groot dier door dat kleine gaatje van een naald. Dat is toch onmogelijk! Maar wij mogen weten dat bij God alles mogelijk is. Door bekering en geloof in de Here Jezus kan ook de rijke het Koninkrijk van God binnengaan. Dat is een groot wonder en een rijk geschenk van onze God!De rijke jongeling
De vorige keer hebben we gelezen over de verheerlijking van de Here Jezus op de berg. We lazen over de ontmoeting met Mozes en Elia op de berg. Ook mochten we lezen van een mooie belofte: als we de Here trouw dienen dan mogen ook wij straks verheerlijkt worden en bij de Here Jezus zijn! Deze week gaat het verhaal over de rijke jongeling. Deze geschiedenis kun je lezen in Marcus 10:17-27. Lees maar mee...Goede Meester
Alle geboden doen
Alles verkopen
Een kameel door een naald