Gereformeerde liturgie (2)


We vervolgen de bespreking van de gereformeerde liturgie.

Uitgangspunten

Calvijn hanteert verschillende Bijbelse uitgangspunten bij het ontwikkelen van een vorm voor de gereformeerde eredienst. Die eredienst moet o.a. (we vatten het in eigen woorden samen):

o gebonden zijn aan Gods Woord en de boodschap van dat Woord verkondigen;

o geen plaats geven aan beelden, het geloof is uit het horen;

o gezien worden als een werk van God aan zijn Kerk;

o plaatsvinden in het besef en geloof dat Christus in de dienst aan het werk is met zijn Geest;

o plaatsvinden in het geloof dat in de dienst het unieke heil wordt bediend;

o heilig zijn;

o waardig zijn;

o eendrachtig en gemeenschappelijk zijn;

o voor de hele gemeente zijn;

o de gemeente bouwen.

Samengevat: de eredienst moet zijn tot eer van God en tot heil en opbouw van de gemeente. Bekende woorden? Zeggen ze ons ook iets? Zijn we ons van die Bijbelse uitgangspunten bewust als we zondags in de kerk zitten? Zijn we ons bewust van wat daar echt gebeurt?

Schriftlezing en preek

We gaan nu op enkele hoofd-onderdelen van de liturgie nader in. Ook hier volgen we weer Calvijn.

Dan moeten we het allereerst hebben over de preek. Over de Woordverkondiging. In tegenstelling tot Rome leert Calvijn dat de prediking centraal staat in de eredienst. Het is het hoogtepunt. Prediking is `onderwezen worden in de waarheid van God.´ Prediking is Woord-verkondiging. Het is het centraal stellen van God in Christus. Het is het aanbieden van het heil in het midden van de gemeente. De kerk kan niet zonder de prediking.

Nu, dat is iets dat we allemaal wel weten en kunnen onderschrijven. Calvijn legt ook uit dat de Schriftlezing en de prediking onlosmakelijk aan elkaar verbonden zijn. We zouden in de kerk ook alleen gedeelten uit de Bijbel kunnen lezen. Maar dan doen we toch echt tekort aan het Woord van de Here. De Bijbel moet uitgelegd en toegepast worden. Met een oude uitdrukking `aan het hart gelegd worden´. Ja, Christus heeft opgedragen het Woord te prediken. Daarvoor heeft de Here zijn bijzondere dienstknechten aan de kerk gegeven. Schriftlezing en preek zijn zo een twee-eenheid. Onlosmakelijk aan elkaar verbonden. Geen eredienst zonder Schriftlezing èn preek.

De prediking is dan ook van levensbelang voor de gemeente. Daar mag de gemeente heel wat voor over hebben. Daarom is het ook zo belangrijk om een betrouwbare opleiding te hebben voor de toekomstige `bedienaars van het goddelijke Woord´. Dat mag ons iets kosten. In middelen, ja, maar ook in voortdurend oprecht gebed.

Gebed

De dienst des Woords centraal in de eredienst. Maar de dienst van het Woord, Schriftlezing en prediking, is niet de enige `dienst´ tijdens de zondagse samenkomst. Wel zo beheersend en centraal dat de benaming `dienst des Woords´ ook gebruikt wordt voor de hele eredienst. Om die centrale plaats te benadrukken. Maar die dienst is niet compleet, niet volledig zonder andere onderdelen.

Calvijn leert dan ook dat ook de dienst van de gebeden een hoofdbestanddeel van de liturgie is. Eerst komt de Here naar zijn volk in de dienst van het Woord. Met zijn belofte en zijn eis. Maar ook mag de gemeente naar de Here gaan. In het gebed. Het gebed, zo belijden we in de Heidelbergse Catechismus, Zondag 45, is het voornaamste in het leven van de dankbaarheid aan de Here. Hem aanroepen als God en Vader, Hem erkennen als de bron van het enige heil en alle goeds, daarmee gelovig amen zeggen op dat Woord van de Here, dat moet het antwoord van de gemeente zijn op de verkondiging in de prediking. Een eredienst zonder gebed is dan ook niet mogelijk. Gods Woord vraagt, om het zo maar te zeggen, om ons `antwoord´. Gebed en prediking kunnen dan ook volgens Calvijn niet los naast elkaar staan. Er moet verband tussen zijn. En dat herkennen we toch?

In dat gebed moet ook de voorbede een belangrijke plaats hebben. Voorbede op grond van Gods beloften en het heil in Christus, bediend in de prediking.

Gemeente

Het is gebruikelijk dat de voorganger, de predikant, vóórgaat in de dienst van het gebed. Dat is een verschil met de lofzang van de gemeente. En de offerdienst. Daarbij zijn de gemeenteleden ook daadwerkelijk actief. Maar dat betekent niet dat de gebedsdienst toch nog rooms zou zijn. Nee. Met de predikant of preeklezer bidden we mee. In ons hart. Geen eenmansdienst maar gemeentedienst. Het gebed van de voorganger is òns gebed. Voor de Here. Voor elkaar. Voor de wereld. Gemeentegebed. Daarom kan ook een ouderling of een door de kerkenraad aangewezen preeklezer voorgaan in het gebed van de gemeente, als een predikant ontbreekt.

Zingen

Calvijn onderscheidt verschillende indelingen van de gebeden. Een van die indelingen is die in gesproken gebeden en gezongen gebeden. Zo valt bij Calvijn ook het zingen in de dienst onder de dienst van de gebeden. En zo is ook de gemeentezang een onlosmakelijk deel van de eredienst. Wezenlijk, net als het gesproken gebed.

Calvijn heeft zich dan ook altijd ingezet voor het zingen van de gemeente. Thuis en in de kerk. Hij heeft zelf meerdere psalmen berijmd. In de roomse kerk zong de gemeente niet. Dat deed het koor. In het Latijn. Maar de Reformatie gaf ook de gemeentezang aan de gemeente terug.

Het zingen van de gemeente heeft heel oude Bijbelse papieren. Ja, in het Oude Testament kennen we het koor bij de tempel. Dat past wel bij het karakter van de tempeldienst. Aanschouwelijk en hoorbaar onderwijs. Priesterlijk en levitisch optreden vóór de gemeente en in de plaats van de gemeente. Maar dat betekent niet dat de gemeente zelf niet zong. Denk maar eens aan het lied van Mozes bij de Schelfzee: `Toen zong Mozes met de Israëlieten dit lied ...´ (Exodus 15:1). Denk aan het lied van Barak en Debora. Denk ook aan wat David zingt en laat zingen: `In het midden der gemeente zal ik U lofzingen ...´ (Psalm 22:23). Denk aan de psalmen, gezongen door het volk bij de opgang naar het Pascha te Jeruzalem. De zogenaamde `liederen Hammaäloth´, Psalm 120 tot 134. Bedevaartsliederen. Gezongen door de gemeente van Israël wanneer ze optrok naar Jeruzalem voor de viering van het Paasfeest. En de Here Jezus zelf zong met zijn discipelen aan de paasmaaltijd (Markus 14:26). Verteld in het Nieuwe Testament, ja, maar oudtestamentische traditie. We weten dat ook in de synagoge, na de babylonische ballingschap, veel samen werd gezongen. Op een bijzondere `Joodse´ manier. En in het rijkere Nieuwe Testament wordt die lijn nog veel mooier voortgezet. Het koor is niet meer nodig. Geen gemeentezang meer naast het koor maar alleen nog maar gemeentezang. Van dankbare profeten, priesters en koningen. Kijk maar naar de verschillende plaatsen in het Nieuwe Testament waar we lezen dat de gemeente zingt. Efeziërs 5:19 wekt de gemeente op om te zingen. Net als Kolossenzen 3:16. En is niet onze nieuwtestamentische liturgie afschaduwing van de hemelse? In Openbaring lezen we verschillende keren over de lofzang van de oudsten en de schare die niemand tellen kan. Zingen door de gemeente hoort helemaal bij de dienst aan de Here.

Grote en krachtige werking

Van het samen zingen tot lof van de Here gaat iets uit. Calvijn heeft het in zijn geschriften over een `grote en krachtige werking´. Dat kunnen we toch beamen? Is het niet prachtig en stimulerend en vertroostend om samen de Here dank en lof te brengen?

Daarom is gemeentezang allereerst iets van het hart. Zingen voor de Here doen we niet alleen met onze stem maar, belangrijker nog, vanuit ons hart. Vanuit ons geloof. Vanuit ons vertrouwen op God. Vanuit onze dankbaarheid. Zingend bidden.

Calvijn is zich daar heel erg van bewust. Hij wijst erop dat kunnen musiceren en zingen een van de belangrijkste gaven is van God aan de mensen. Het is een machtig middel om God te eren. En om elkaar in de gemeente te bouwen. We moeten die gave dan ook goed gebruiken, in verantwoordelijkheid.

Zingen is, als we het hebben over de liturgie, een gave voor de hele gemeente. En een opgave, een opdracht. De hele gemeente moet aan de slag met dit onderdeel van de dienst. God troont op de lofzangen van zijn volk, zegt het Bijbelwoord. De Here verheugt zich daarin.

We mogen en moeten dan ook ons best doen op die zang. We moeten beseffen wàt we zingen. En we mogen ons oefenen om ook aangename `klanken´ te produceren. Want het is voor de Here!

Nee, het is niet zo, dat gemeentezang die niet perfect klinkt, de Here onaangenaam is. Het begint met de zang in het hart! Met geloof en dankbaarheid. We herinneren ons samenkomsten vlak na onze nieuwe vrijmaking waarin geen orgel aanwezig was. We zongen a capella. In de gemeente te Opeinde, in het verleden te Olterterp, werd de zang begeleid met een trompet. Maar maakte dat iets uit? We gebruikten wat de Here in die omstandigheden gaf. En wat voelde dat bijzonder! Wat zongen we met overtuiging!

Maar als de Here de mogelijkheden geeft, ja, dan moeten we die niet laten liggen. Want we zingen biddend voor de Here. Hij wil tronen op onze zang. Dat moeten we maar goed tot ons laten doordringen. Als Hij mogelijkheden geeft om onze gaven op dat gebied uit te buiten, tot meerdere eer van onze God, dan moeten we die mogelijkheden inzetten. Laat kerkenraad en gemeente jonge mensen met muzikale gaven maar stimuleren om orgelles te nemen. Laat kerkenraad en gemeente de organisten maar aanmoedigen. Laat de gemeente maar dankbaar zijn voor de muzikale gaven in haar midden. Om de gemeentezang te leiden en te steunen. Om zo de gaven van alle leden samen, zingend en begeleidend, jong en oud, met mooie en minder mooie stemmen, met meer en minder vaardigheden, maar allen met hetzelfde doel, optimaal in te zetten.

Want het is voor de Here!

Orgel

Dan hebben we het ondertussen over de begeleiding van de gemeentezang. Een belangrijke en serieuze zaak. Maar daarin zijn we wel afgeweken van Calvijn. Calvijn was een groot voorstander van het bespelen van muziekinstrumenten. Kunnen musiceren is een gave van God. Daarmee kunnen we, zoals met alle gaven van de Here, Hem eren. Dat is ook onze roeping. Ook in de muziek. Laten we ons daar maar op toeleggen, naar de gaven die iemand ontvangen heeft.

Maar... zo is de overtuiging van Calvijn, muziek-instrumenten niet in de kerk!

Veel van zijn tijdgenoten dachten daar net zo over. Men was vuurbang voor overgebleven roomse `zuurdesem´. In de roomse liturgie had het orgel een heel eigen plaats. Niet ter ondersteuning van de gemeentezang. De gemeente zong niet. Wel om verschillende onbijbelse liturgische momenten te onderstrepen en te omlijsten. Wel om de gemeente te laten luisteren en in een bepaalde sfeer te brengen. En daar waren veel reformatoren erg bang voor. Die eigen positie, los van de gemeentezang, mocht het orgel niet meer krijgen. Vandaar dat velen dan maar liever helemaal geen orgel en geen muziekinstrument in de eredienst wilden. Ook in de Nederlanden is daar tientallen jaren lang over gediscussieerd, op vele achtereenvolgende synodes. Pas vanaf ongeveer 1640 werden orgels langzamerhand weer steeds algemener gebruikt om de gemeentezang te begeleiden en de kwaliteit van de gemeentezang te verhogen.

Gelukkig, durven we wel te zeggen, zijn de gereformeerde kerken ten slotte daarin Calvijn niet gevolgd. Ze hebben de waarde van de orgelbegeleiding ingezien en het orgel werd het instrument bij uitstek om het gezongen gebed van de gemeente te ondersteunen.

Collecte

Een vierde hoofd-element is de dienst van de offeranden. In die dienst geven we aan de Here terug een deel van wat Hij ons eerst gaf. Voor zijn dienst. Voor de ondersteuning van onze naasten. Vergelijk het maar met de tienden in het Oude Testament. Ook de dienst van de offeranden is dankbaarheidsdienst. Het hoort bij de eredienst. Regelmatig horen we een preeklezer zeggen, voor de collecte: de Here zegene uw gaven. Heel mooi. Want ook voor het vervullen van deze dienst hebben we, als zondige mensen, Gods zegen nodig. Net als voor de verkondiging, voor het gebed en voor de lofzang. We staan niet aan de kassa van de supermarkt, maar we zijn in het huis van de Here! En iedere liturgische handeling is ere-dienst. Dienst om onze God te behagen. Dat kunnen we uit onszelf niet. Daar hebben we de kracht van de Geest voor nodig.

Calvijn is van mening dat het geven van onze gaven in de collecte ook nog een andere waarde heeft. Daarmee spreken we a.h.w. uit dat we onszelf, ons leven, ons hele bezit als dankoffer aan de Here willen geven. Laten we dat voortaan maar bedenken als we onze euro´s in de collectezak werpen. Geven in de collecte gaat toch vaak een beetje gedachteloos?

Ook de dienst van de offeranden is echte eredienst.

Geloofsbelijdenis

Nog één belangrijk onderdeel van de liturgie moeten we hier noemen. De geloofsbelijdenis. Calvijn zelf is over de plaats van de geloofsbelijdenis wat minder duidelijk. Wel mogen we vaststellen dat voor Calvijn ook de geloofsbelijdenis een eigen plaats in de eredienst hoort te hebben. Maar hij geeft in zijn liturgie die plaats alleen aan wanneer er Avondmaal wordt gevierd. Dan is het een vast onderdeel. Aan de andere kant moeten we wel bedenken dat Calvijn een groot voorstander was van het vieren van het Heilig Avondmaal iedere week. Daar heeft hij ook een groot deel van zijn leven voor gepleit.

Uiteindelijk kreeg de geloofsbelijdenis iedere zondag een vaste plaats in de gereformeerde liturgie. In het gelovig antwoorden op Gods spreken.

Vijf hoofdlijnen, één eredienst

Vijf onderdelen van de liturgie hebben we nu besproken. De Woordverkondiging: Schriftlezing en prediking, en ja, ook de wetsafkondiging valt daaronder. De dienst van het gesproken gebed. De gemeentezang, dankbare lofzang, gezòngen gebeden. De geloofsbelijdenis. En de offerdienst. Vijf hoofdlijnen in de gereformeerde liturgie. En ze horen er allemaal bij. Eerst het Woord. Maar daarna, en onlosmakelijk aan dat Woord verbonden, gebed, belijdenis, zang en offerande. Woord en antwoord. Verbondswoord en gelovig amen. Samen vormen ze de complete eredienst. Gegrond op de Bijbel en in overeenstemming met de liturgie van de kerk der eeuwen.

Een liturgie waarbij we ons van alle elementen bewùst moeten zijn. Een liturgie waarop we betrokken zijn met ons hart. Dan wordt die liturgie ontzaglijk rijk en vertroostend. Dan eren we onze God en bouwen we elkaar.

Er zou nog veel meer te bespreken zijn. Bijvoorbeeld de plaats van de sacramenten in de eredienst. De positie van de psalmen. De verschillende formuleringen van votum en zegengroet en zegen. En wat te denken van het verband van de zondagse liturgie met de liturgie van ons hele dagelijkse leven? En het feit dat onze liturgie al een voorafschaduwing mag zijn van de liturgie op de nieuwe aarde? Binnenkort kunt u nog enkele artikelen verwachten over liturgie en verbond.

Mooie onderwerpen om verder op te studeren op de vereniging... Er zijn vele goede boeken over geschreven.

Bruikbare, goed toegankelijke literatuur voor nadere studie van de gereformeerde liturgie:

o Drs. G. van Rongen, Met al de heiligen, Liturgie in hemel en op aarde, I, II en III, De Vuurbaak, Barneveld, 1990

o F. Mul, Van synagoge tot nieuwtestamentische eredienst, Boersma, Enschede, 1979

o Dr. K. Deddens, Het begon in Jeruzalem, Oosterbaan & Le Cointre, Goes, 1976

o Idem, Het liep uit op Trente, 1981

o Idem, Herstel kwam uit Straatsburg, 1986

o Dr. K. Deddens, Waar alles van hem spreekt, De Vuurbaak, Groningen, 1981

o Dr. T. Brienen, De liturgie bij Johannes Calvijn, De Groot-Goudriaan, Kampen, 1987

o Dr. C. Trimp, De gemeente en haar liturgie, Van den Berg, Kampen, 1983