1 Sam. 12:6-12: Vanaf vers 6 gaat Samuël over tot zijn eigenlijke aanklacht. Als richter houdt hij voor het aangezicht van de HERE het volk eerst de grote daden van de HERE voor. Gods daden van verlossing in het verleden, te beginnen bij de uitleiding uit Egypte, zijn rechtvaardige daden: het betreft hier Gods terechte aanklacht in een rechtsgeding! Voor de verlossing uit het land Egypte heeft de HERE zijn ambtsdragers Mozes en Aäron gezonden (vers 8). Die hebben hun vaderen in opdracht van de HERE uit het land Egypte geleid. Het was God die zijn volk verkoren en verlost heeft en hen in het land Kanaän heeft doen wonen. Hij alleen heeft daarom recht op zijn volk. Hij alleen kan als hun Koning aanspraak maken op hun gehoorzame toewijding en onderwerping. Maar de geschiedenis leert dat het volk zo niet gehandeld heeft (vers 9). Want toen het volk eenmaal door de HERE in het beloofde land gebracht was, miskenden zij de HERE, hun God. Zij vergaten Hem. Daarom zond God allerlei vijandige legers op hen af. Sisera, de legeroverste van Hasor, en die van de Filistijnen, en de koning van Moab. Daardoor bewerkte de HERE steeds weer bekering zodat het volk om hulp vroeg bij God onder schuldbelijdenis, door te zeggen `we hebben gezondigd´ (vers 10). Want wij hebben de HERE verlaten en de Baäls en Astartes gediend. Red ons toch uit de macht van onze vijanden, dan zullen wij u dienen. Steeds toonde de HERE weer zijn barmhartigheid door richters te zenden om door hen zijn volk weer te verlossen uit de macht van hun vijanden. Zo ging het toch van de ene richter op de andere. Samuël noemt Jerubbaäl (dat is Gideon), Barak, Jefta en ook zichzelf. Steeds mochten ze onder hen bevrijd worden en veilig wonen. Samuël wil daarmee zeggen: het is toch de HÉRE geweest die door zijn richters als de door Hem verkozen ambtsdragers, zijn ontrouwe volk steeds weer naar Zich heeft teruggebracht. Zo is dat toch ook vanaf Eben-Haëzer de afgelopen dertig jaar het geval geweest onder de laatste richter? U hebt nu toch al die jaren veiligheid en voorspoed gekend onder de bewarende hand van de HERE? Maar wat heeft u nu gedaan? U zag dat Nahas de koning van de Ammonieten tegen u optrok. Maar in plaats van dat u riep om de HERE, als uw enige Verlosser en trouwe Koning, kwam u tot mij om te zeggen: `Nee´. Nee, wij willen nu geen redding zoals vroeger. Nee, wij willen een koning, een koning zal over ons heersen. Terwijl toch de HERE uw God, uw koning is. De aanklacht van Samuël is dat zij door deze wens in feite God als hun enige Verlosser hebben afgewezen (1 Sam. 8:8; 10:18,19). In hun nood erkenden ze de HERE niet, en miskenden ze heel zijn verlossend handelen de eeuwen door. Ze zeiden `nee´ tegen de HERE als hun enige Koning. Om een koning naar het model van de wereld en naar hùn eigen hart te willen. Hun vaderen hadden zich ondankbaar tegenover de HERE getoond. Nu doen zij dat opnieuw. Maar hun vaderen hadden in hun nood nog wel tot de HERE geroepen, maar zij zochten hun verlossing bij zichzelf. Men wilde liever zijn eigenwillige weg gaan. Liever vertrouwen stellen op paarden en wagens en zo wedijveren met andere volkeren (vergelijk Deut. 20:1; Ps. 20:7; Jes. 31:1-3). Dit moet Samuël zeggen na bijna 50 jaar als profeet en richter van de HERE te hebben gewerkt aan reformatie en doorgaande reformatie. Dit is nu het eindresultaat. Eigenwilligheid en verwereldlijking. Het staat haaks op de belijdenis van Eben-Haëzer. Er is geen gedenken, maar verloochening. Een dergelijk deformatieproces is in de kerk steeds weer te herkennen. De zucht naar macht, getal en relevantie past bij onze oude mens. Het vertrouwen op mensen in plaats van op God spreekt de mens van nature altijd aan. Het is de revolutionaire geest, die `nee´ zegt tegen God, ook al roemt ze Hem misschien nog met de mond. Daarom hebben ook wij deze waarschuwende boodschap van Samuël meer dan nodig. Ook wij kunnen Gods verlossing in Christus van zondemacht en van eigenwilligheid uit het oog verliezen. Bijvoorbeeld door de vrijmakingen in de kerkgeschiedenis te willen zien als een zaak van mensen in plaats van als een zaak van Christus. Of door het klein zijn van de kerk op te lossen door allianties met anderen, met het idee dat we dan sterker staan in deze wereld. Laten we liever het getuigenis ter harte nemen dat de Here Jezus in Openb. 3:8 gaf van de kerk te Filadelfia: Om zo onze kracht te blijven zoeken bij de Here, bij zijn Woord en Geest. Want Hij kocht ons met zijn bloed om voor God als zijn eigendom een koninklijk priesterschap te zijn.De aanklacht
De HERE afgewezen