Eben-Haëzer


1 Sam. 7:12-17:

12 En Samuël nam een steen en stelde die op tussen Mispa en Sen; hij gaf hem de naam Eben-haëzer, en zeide: Tot hiertoe heeft ons de HERE geholpen.13 Zo werden de Filistijnen vernederd en drongen het gebied van Israël niet meer binnen. De hand des HEREN was tegen de Filistijnen al de dagen van Samuël, 14 en de steden die de Filistijnen aan Israël ontnomen hadden, kwamen opnieuw aan Israël, van Ekron af tot Gat toe; en Israël ontrukte het daarbij behorende gebied aan de macht der Filistijnen. Ook was er vrede tussen Israël en de Amorieten.15 Samuël nu was richter over Israël, zolang hij leefde. 16 Hij maakte van jaar tot jaar een rondreis langs Betel, Gilgal en Mispa, en richtte Israël op al deze plaatsen; 17 daarna keerde hij naar Rama terug, want daar was zijn huis en daar richtte hij Israël; en hij bouwde daar de HERE een altaar.

Tot hiertoe heeft ons de HERE geholpen

Eben-Haëzer, die steen en zijn naam vormen een getuigenis, een getuigenis dat oproept om te overdenken en herdenken wat hier heeft plaatsgevonden. De HERE Zelf wil dat Israël door deze steen dit moment en deze geschiedenis nooit meer zal vergeten. Als we het gebeuren zelf nog eens overzien, dan is het goddelijke wonder dat heeft plaatsgehad niet alleen dat de aartsvijand is verslagen. En dat de overwinning nu zo compleet en vernederend is dat het volk eindelijk voor jarenlang rust heeft.

Het wonder betreft ook niet alleen de manier waarop de HERE alleen dit heeft gedaan. Maar met name óók, dat de HERE zijn afgedwaalde volk weer naar Zich toe heeft getrokken, waardoor het zijn hulp en gunst weer kan ontvangen.

Ze zijn gered niet alleen van Gods straffende hand, maar vooral ook van hun wereldgerichte denken en hun overspelig handelen. Ze hebben zich nu tot de HERE mogen bekeren, waardoor ze uit genade ook hun verlossing hebben mogen ontvangen. De HERE heeft zich laten verbidden. Met machtige arm en sterke hand heeft Hij opnieuw verlossing gebracht. Maar wel alleen uit genade.

Het eerdere vertrouwen op afgoden heeft de HERE hiermee totaal ontkracht. Een heerlijk moment, waarin de heerlijkheid van God schittert, nu Hij zich opnieuw ontfermt over zijn volk.

Nu moet zijn volk dat ook in gedachtenis houden, opdat het de HERE blijft loven en prijzen. Maar ook: opdat het nooit meer van Hem zal afvallen, en zijn liefde zal versmaden. Opdat het nooit meer zal vervallen tot afgodendienst. Opdat het nooit meer zijn vertrouwen op zichzelf of op anderen zal stellen. Daartoe dient nu deze steen en deze naam.

Deze steen spreekt dus van reden tot dank aan en aanbidding van de HERE. Vanwege zijn bewezen genade, trouw en onoverwinnelijke kracht. Maar hij geeft ook een appel af, om nu bij deze HERE te blijven schuilen. Om op Hem te blijven bouwen en het van Hem te blijven verwachten.

Samuël, de profeet en richter van God, heeft op de hoogvlakte van Mizpa een begin mogen maken met zijn opgedragen richterswerk. Hij heeft voor Gods volk gebeden, en voor hen geofferd. Hij heeft Gods volk daar onderwezen in en opnieuw geleid tot het verbond. Hij heeft hen bepaald bij het gedenken van de grote daden van de HERE die daar hebben plaatsgevonden. Als profeet heeft hij hen namens God teruggeroepen tot zijn verbond. Hij was priesterlijk bezig door voor hen te bidden en door voor hen te offeren. Als richter bediende hij het koningsambt namens God (zie ook vers 15,17).

Christus

In dit drievoudig ambtelijk optreden van profeet, priester en koning was Samuël een voorafschaduwing van de grote Middelaar, onze Here Jezus Christus. Ja, in hem werkte de Zoon van God al met zijn kerkvergaderend Middelaarschap, tijdens deze tijd van oudtestamentische verlossing.

Wij kennen de Christus vele malen beter in zijn nieuwtestamentische verlossingswerk. Hij is de meerdere van Samuël. Hij heeft zich aan ons leren kennen als de enige hogepriester. Hij offerde niet een lammetje maar Zichzelf als uw Paaslam en Hij pleit nu dagelijks voor u bij zijn volkomen offer, dat alle andere offers overbodig maakt.

Hij Zelf heeft ons zo weer tot God gebracht in het nieuwe verbond door daaraan rechtskracht te geven. Hij is nu onze Leidsman op de weg naar de eeuwige zaligheid. En als hoogste Profeet en Leraar onderwijst Hij u steeds weer door zijn Woord en Geest.

We zien Samuël in zijn tijd in dienst staan van de Christus die zijn kerk vergadert door de eeuwen heen. Christus die er ook toen al voor zorgde dat God zich weer liet verzoenen met zijn volk. Christus die toen ook verderging met het bewaren van zijn kerk door middel van Samuël, zijn trouwe knecht.

Want Gods volk heeft vanaf dat verlossingsmoment nog steeds doorgaande reformatie nodig. Het moet zijn hart op de HERE blijven richten. Het moet in Gods wegen blijven gaan.

Ook nu een tijd van rust en voorspoed is aangebroken. Het mag niet terugvallen in de oude praktijken van verbondsverlating.

Drie gedenkplaatsen

Vers 15 zegt dat Samuël juist daaraan heel zijn leven heeft mogen geven.

Hij is voortaan richter over Israël zolang hij leeft. In alles ambtsdrager van de HERE. Werktuig van de Christus. Zo laat God zijn bijzondere zorg voor de vergadering, bescherming en onderhouding van zijn kerk zien, ook in een tijd dat de Christus nog naar de aarde moet komen.

Volgens vers 16 geeft Samuël zijn ambt in die tijd invulling door jaarlijks een rondreis te maken langs Bethel, Gilgal en Mizpa. Daar richt hij het volk. Daar spreekt hij recht bij hun rechtszaken, en laat hij verder Gods Woord schijnen over heel hun leven.

Waarom bezoekt Samuël juist deze drie plaatsen? Het valt op dat deze drie plaatsen gedenkplaatsen zijn.

Bethel is de plaats waar Jacob God mocht ontmoeten in een droom. Hij zag daarin engelen afdalen en opklimmen langs een ladder uit de hemel. God sprak daar tot Jacob en maakte hem duidelijk dat Hij hem weer in zijn gunst had aangenomen. Nadat Jacob vóór die tijd eigenwillig Gods beloften naar zich toe heeft willen trekken.

Gilgal is de plaats, waar de Israëlieten door de brede rivier de Jordaan waren getrokken en het beloofde land waren binnengegaan. Dat gebeurde met droge voeten, omdat de HERE voor hen een droog pad in de Jordaan had gemaakt, net als in de Schelfzee. De ark van de HERE had hen daarbij vergezeld. Toen deze als laatste aan de overkant kwam, keerde het afgesneden water weer terug.

De HERE vervulde toen op wonderlijke wijze zijn belofte aan Jacob door zijn volk het land binnen te leiden. Stenen moesten dienen voor deze nagedachtenis: twaalf in het midden van de rivier, waar de priesters met de ark hadden stilgestaan. En twaalf uit de rivier de Jordaan die in Gilgal als gedenkteken werden opgesteld. Jozua zegt daarover (Joz. 4:21):

`wanneer uw kinderen later hun vaders vragen, wat betekenen deze stenen? Dan zult gij uw kinderen daarover inlichten (...) opdat alle volken der aarde zouden weten, dat de hand des HEREN sterk is, en zij de HERE, uw God, al de dagen zouden vrezen.´

Bij Mizpa, de derde plaats, is God nu opnieuw verder gegaan met zijn volk. Door het te bewaren bij de erfenis. Door hen uit genade te verlossen van de vijanden. En hen daarbij aan zich te binden.

Samuël gaat elk jaar naar deze plaatsen. Om het volk te blijven herinneren aan hun trouwe God en aan al zijn grote daden, en aan al zijn beloften. Ook om hen te blijven binden aan de eis van het verbond om de HERE te dienen en Hem alleen te vrezen in hun hele leven.