Erf en Einder 185


Boerenhandel


De aanpassing van het ontslagrecht en het houden van een referendum zijn tegen elkaar ingeruild in politiek Den Haag. O nee, zo roept aanstonds het CDA:
    ”Er is geen koehandel bedreven”, zegt CDA-Kamerlid Eddy van Hijum. “Het referendum en het ontslagrecht zijn twee totaal verschillende dossiers.”

Dat is het nu juist: beter bewijs voor uitruil kan nauwelijks worden gegeven. Was het één en dezelfde portefeuille op het één en dezelfde ministerie, dan zouden minister of staatssecretaris zich hebben kunnen bedacht na nadere overweging van het nut van beide. Minister Donner wil het de werkgevers gemakkelijker maken hun werknemers te ontslaan (‘nee: niet in de eerste plaats over het ontslagrecht, maar over de vraag hoe in Nederland enkele honderdduizenden mensen aan werk kunnen worden geholpen) en de PvdA wil een referendum over het EU-verdrag (maar het ontslagrecht is wel belangrijker). Twee geheel verschillende zaken, inderdaad. Die nog op verwarrende wijze worden voorgesteld ook. En als dan beiden plotseling van de tafel verdwijnen, als waren zij opgelost in een ijle lucht, dan is het geen wonder dat de woorden ‘koehandel’ en ‘boerenbedrog’ vallen. Dus is de PvdA duidelijker dan het CDA , want in de Tweede Kamer
    zegt PvdA-Kamerlid Diederik Samsom. “Aanpassing van het ontslagrecht is van de baan. De PvdA heeft dit plan weten te blokkeren doordat wij afzien van het referendum over het EU-verdrag.”

Laten we van beide tegengestelde meningen maar één fatsoenlijk woord maken, waarin beide begrippen zijn opgesloten: het was een boerenhandeltje. Een ruil met dichte beurs. Maar wel met het dreigement van een kabinetscrisis op de achtergrond:
    Mocht Donner, die bekend staat als koppig, zijn poot stijf houden dan is Samsom bereid het kabinet op te blazen. “Ik ben niet bang voor verkiezingen. Als Donner voet bij stuk houdt, mag hij zijn dienstauto inleveren.”

Zodat het duidelijk is, dat de PvdA haar coalitiepartner, het CDA, heeft afgetroefd in het kwartetspel om de hegemonie in Nederland. ‘Mag ik van jou het referendum?’ ‘Asjeblieft. En mag ik van jou het ontslagrecht?’ Aldus.

De tong is een vuur


Als er één mens op de wereld is, die met één vingerknip een natie om diezelfde vinger kan winden, is dat mevrouw Hirsi Ali. Het vorig jaar werd al gesproken van vriendjespolitiek, toen het ging om het Nederlandse paspoort van deze even leugenachtige als handige dame. Het RD schreef toen:
    Wie relaties heeft, helpers op hoog niveau, krijgt kennelijk meer voor elkaar dan iemand van de vlakke werkvloer. Hirsi Ali heeft gelogen. ()De dame gaf destijds ook een onjuiste geboortedatum op. Maar als collega's bijkans Kamerbreed een motie indienen, schijnen leugens ineens minder erg. Welke simpele schoonmaker of glazenwasser krijgt dat voor elkaar?(RD 27 juni 2006)

Nu schreef dezelfde krant op 3 oktober:
    Welke burger krijgt het voor elkaar dat binnen drie dagen na aankomst op Schiphol in de Kamer een spoeddebat over zijn of haar persoonlijke situatie wordt gehouden? Juist, alleen Hirsi Ali.

Deze constatering gedaan hebbende, valt het moeilijk nog toe te geven dat Nederland verplicht is om op zijn kosten deze personificatie van de brutaliteit nog langer van een lijfwacht (tegenwoordig in het Nederlands ‘bodyguard’ geheten) te voorzien. Hier is meer aan de hand dan een soort van geestelijke onvolwassenheid. Een psychiatrisch onderzoek zou verrassende resultaten kunnen hebben. Maar ook zonder dat moet deze nationaliteiten-minnende ex-Somalische eindelijk eens leren op eigen benen te staan. Met bedrog een Nederlands paspoort, met eenzelfde handigheid een Amerikaanse ‘green-card’ verkregen, waarmee zij te allen tijde zich in de Verenigde Staten mag vestigen. Als zij dat allemaal bij machte is, kan zij ook wel zichzelf beschermen, het meest door een wacht voor haar lippen te zetten. Want dat was de oorzaak van al dit geraas. En, zoals het RD terecht schreef:
    Ze kan niet tot in lengte van jaren in de VS wonen en rekeningen naar Den Haag sturen.


Maximale ophef


De onthutsende weerstand, die prinses Maxima heeft ondervonden na haar spontane beschrijving van de restanten van wat eertijds de Republiek van de 17 Nederlandse gewesten heette, is eens te meer een bewijs van vooral dat ‘restant’. Nederland is niet meer wat het geweest is: de zelfverzekerde leidsman in zowel Europese als mondiale zaken. Koloniale mogendheid, te vergelijken met de groten der aarde, vervallen tot een derderangs bemoeial: laten we de werkelijkheid niet verbloemen. Dat een uit den vreemde overgekomen prinses, die haar uiterste best doet om werkelijk Nederlander te worden, hiervan het slachtoffer is, is te wijten aan het journalistieke meesterschap in het opblazen van muggen tot olifanten, sterk zijnde in het miskennen van dat even heterogene als roemrijke vaderlandse verleden. Prinses Maxima moge zich in deze affaire meer Oranje dan Nederlander betonen.

Markante meningen


Voor het functioneren van de organisatorische vormgeving in de heiliging van het leven is de zgn. ‘interkerkelijkheid’ als zou dat een constante structuur binnen het christelijk leven kunnen zijn, dodelijk.
J. Kamphuis. Gemeenschap-in-dienst. Almanak FQI 1984. In: Een uitgemaakte zaak. Kampen 1987, pag. 185.

*
Terwijl de interkerkelijkheid wordt verdedigd met slagzinnen als ‘eendracht maakt macht’ breekt deze structuur metterdaad de geestelijke kracht van de christelijke actie.
Idem, pag. 187.
*
Zo blijkt het dat regionale identiteiten doorkruist worden door sociale identiteiten, en wanneer er wegvallen komen er andere voor in de plaats. De zucht van groepen zich te onderscheiden – het wij-zij denken – is onuitroeibaar en het taalgebruik is een van de instrumenten ervan. () Anders dan prinses Maxima wil, heeft Nederland wel degelijk een identiteit, maar die kan slechts negatief gedefinieerd worden: anders dan anderen – zoals de anderen ook anders dan anderen zijn.
J.H. Heldring. NRC/Handelsblad 4 oktober 2007.