Oud en Nieuw


U hebt de laatste Bazuin van het jaar 2014 in handen. Morgen en overmorgen de kerstdagen, volgende week oud en nieuw. De laatste dagen van het jaar zijn bijzondere dagen en ook gedenkdagen.

Gedenken

Terwijl de wereld jachtig wordt en naar het einde van alle dingen snelt, want de tijd is maar kort, krijgen wij die extra gelegenheden om stil te staan bij het gedenken van Gods werk in de (heils)geschiedenis. Het is wat de psalmdichter zegt: Ik zal de daden van de HERE gedenken, ja ik wil gedenken uw wonderen van ouds, van al uw werken gewagen en uw daden overdenken (Psalm 77: 12 en 13). De erediensten op Oudejaarsdag en Nieuwjaarsdag zijn gelegenheden die wij als volk van God hebben om rondom Gods Woord zijn werken in de geschiedenis te gedenken. Hem te danken voor zijn goede Vaderzorg en een zegen te vragen voor het komende jaar. Laten we die gelegenheden dan ook ten volle benutten!

Dankbaar

De aanleiding tot het gedenken, maar vooral ook de dankbaarheid voor Gods genadige trouw is immers groot?! De Here heeft zijn kerk het hele jaar weer gespaard; heeft ons van alles voorzien wat wij voor lichaam en ziel nodig hadden. De wekelijkse erediensten, het gezamenlijke Bijbelstudiewerk in verenigingsverband en de catechisatie. Het aantal predikanten in actieve dienst mocht in 2014 weer toenemen. De ambten konden worden vervuld. De synode van Groningen mocht haar eerste zittingen houden. De gemeenten kregen nieuwe leden, van buitenaf, maar ook van binnenuit. Stuk voor stuk zaken om bij stil te staan en Hem daarvoor te danken. We mogen dankbaar erkennen dat Hij inderdaad in het afgelopen jaar was de bron van al het goede (vgl. Jak. 1:17)!

Waren er dan geen moeiten? Was er dan geen verdriet? Waren er dan geen zorgen? De vraag stellen is hem beantwoorden. Immers, de kracht van de kerk in de maatschappij is maar klein. In het afgelopen jaar hebben, naast de nieuwe leden, ook gemeenteleden zich aan de gemeenschap van de kerk onttrokken. Het aantal predikanten nam toe, maar het aantal studenten op de Opleiding tot de Dienst des Woords vertoont geen stijgende lijn. De synode van Groningen is begonnen, maar ter tafel liggen een aantal rapporten en appèlschriften, waaruit blijkt dat we het niet in alles met elkaar eens zijn.

Laten we hierin ook de ontwikkelingen in de wereld niet vergeten. De explosieve situatie in Oost-Europa; de barbaarse strijd die gepaard gaat met de oprichting van het islamitisch kalifaat in het Midden-Oosten; de bedreiging van de wereldgezondheid door bijvoorbeeld ebola. En, dichter bij huis, het toenemende ongeloof en de daarmee samenhangende toenemende goddeloosheid en zedeloosheid. Of in onze eigen situatie, wanneer we geconfronteerd worden met (ernstige) gezondheids-klachten, gekweld worden door eenzaamheid, spanningen in huwelijk of gezin of (dreigende) werkloosheid.

Ondanks deze zorgwekkende zaken, laten we vooral dankbaar zijn! Immers, de Here vraagt van ons om volledig op Hem te vertrouwen? Let wel, dit zijn geen goedkope woorden, zo lezen we bijvoorbeeld in Exodus 14 en 15.

Israëls Godsvertrouwen beproefd

In Exodus 14 en 15 wordt de uittocht van het volk Israël beschreven. Na 430 jaar is het dan zover. Het volk Israël trekt in zn geheel weg uit het land Egypte. Het wordt uitgeleid uit het diensthuis van de slavernij. Wat is het land Egypte geteisterd door de plagen: kikkers en muggen, veepest en zweren, duisternis en aan het einde van de tien plagen de dood van de eerstgeborenen van de Egyptenaren. Dan trekt Israël weg, beladen met goud en zilver (vgl. Ex. 12:35). Wat moet dat een indrukwekkend moment zijn geweest, een stoet van alleen al zeshonderdduizend mannen, waarbij de wolk van Gods tegenwoordigheid hen voorging. De Here leidde hen uit met een sterke hand en een uitgestrekte arm!

Zou deze indrukwekkende gebeurtenis niet genoeg zijn om een heel leven van Gods almacht en trouw overtuigd te zijn? Zou het feit dat de Here zijn belofte aan Abraham gestand deed, niet betekenen dat alle twijfel over Gods goede Vaderhand voor altijd zou worden weggenomen? Zouden deze ervaringen niet betekenen dat de Israëlieten zich nooit meer ergens zorgen over zullen maken? Immers, de HERE is hun midden?

Maar het tegendeel gebeurt. Wanneer het volk in plaats van de logische richting naar noorden (gezien de afstand hoefde de tocht van Egypte naar Israël niet lang te duren), moet afslaan naar het zuidoosten en het volk lucht krijgt van de Egyptenaren die hen op de hielen zitten, slaat de angst de Israëlieten om het hart. Weg is al hun Godsvertrouwen, blijkens de verwijten die ze Mozes naar het hoofd slingeren. Ze zien niet op naar de wolk van Gods tegenwoordigheid; ze zien niet naar Mozes staf, maar ze zijn gevallen door de verleidingen van satan. Mozes houdt echter vast aan het Woord van God en zegt dat de HERE voor hen zal strijden en zal overwinnen. Hij houdt hen voor om onvoorwaardelijk op God te vertrouwen, want God zelf zal zijn belofte waarmaken. Uit het vervolg blijkt dat Gods belofte nooit een loze belofte is, niets is bij Hem onmogelijk! Als God voor hen is, wie zal dan tegen hen zijn?

Recidive?

Het volk heeft nu in korte tijd de almacht van de HERE op wonderbaarlijke wijze van zeer dichtbij gezien. Eerst de uittocht en vervolgens de tocht door de Schelfzee. We zouden zeggen dat nu dan toch wel het laatste restje ongeloof en twijfel weggenomen is? De volgende hoofdstukken verhalen echter opnieuw van beproevingen van hun vertrouwen op de HERE, waarbij de Israëlieten wederom bij Mozes klagen en morren.

Na de Schelfzee trok het volk de woestijn Sur in. Ze reisden drie dagen zonder ook maar een drupje water te vinden voor die hele stoet van mannen, vrouwen, kinderen en hun kudden. Toen de HERE na het roepen van Mozes bij Mara voor drinkbaar water zorgde (eind Ex. 15), begon de honger te knagen (Ex. 16). Toen de HERE daar ook weer op bijzondere wijze in voorzag, was het weer de behoefte aan water die het volk Israël deed morren (begin Ex. 17). Wellicht hebben we de neiging om hier wat schamper over te denken, maar probeert u zich er eens een voorstelling van te maken hoe het is geweest. Van hitte zinderende woestijnen, een enorme stoet van mannen, vrouwen, kinderen en hun kudden zonder water en zonder voedsel. Werkelijk een beproeving!

Ons Godsvertrouwen?

Nee, laten we daarom schampere gedachten maar gauw wegdoen en bij onszelf blijven. Hoe zit het met ons Godsvertrouwen? Wij, die een zoveel rijkere bediening van Gods verbond (vgl. Hebr. 8) bezitten? Wij, die niet meer leven in de tijd van de schaduwachtige gebruiken, maar in de tijd waarin we weten dat Gods beloften heerlijk zijn vervuld (vgl. Hebr. 9)? Wij, die mogen leven in de bedeling waarin de Geest op alle vlees is uitgestort (vgl. Hand. 2) in plaats van alleen op speciaal daarvoor aangestelde ambtsdragers? Wij, die Gods volledige Woord mogen bezitten, waaruit we ook kunnen verstaan hoe de tijden zullen zijn voor Christus komst?

Nee, laten we vooral niet schamperen, maar allereerst onszelf beproeven. Was en is er in de zorgwekkende zaken, zoals we die hierboven schreven, bij ons sprake van een onvoorwaardelijk Godsvertrouwen? Met die vraag staan we aan het eind van 2014 en gaan we op naar 2015. Als we dan nadenken over ons onvoorwaardelijke Godsvertrouwen in het afgelopen jaar, dan is er niets mooiers om elkaar aan het begin van het nieuwe jaar de vrede van God toe te wensen.

De vrede met God

Op tal van plaatsen in de Bijbel gaat het over vrede. We willen ons nu richten op de vrede, dat wil zeggen de vrede met God. Die vrede staat tegenover de betekenis van vrede zoals die in de wereld wordt gebruikt. De vrede van de wereld komt neer op geluk en op genot. Op lief zijn voor elkaar. Op de gedachte dat we elkaar vooral in elkaars waarde moeten laten. Iedereen doet wat goed is in eigen ogen en wee degene die iets daarop aan te merken heeft. Maar ook, iedereen doet wat goed is in eigen ogen, en wee degenen die niet doen wat in de geseculariseerde, van God afvallende wereld normaal wordt geacht. Vrede, terwijl men in zonde ligt en blijft liggen. Vrede, vooral niet de boodschap van geloof en bekering. Vrede, terwijl er geen vrede is (vgl. Ex. 13:10), want de goddelozen hebben geen vrede (vgl. Jes. 57:21).

Maar dat de vrede van God een andere vrede is, blijkt uit Joh. 14:27. Daar spreekt de Here Jezus, vlak voordat Hij zichzelf in volkomen opofferende liefde aan het kruishout laat spijkeren: Vrede zij u, mijn vrede geef Ik u, niet gelijk de wereld die geeft, geef Ik Hem u. Rekening houdend met het moment waarop de Here Jezus die woorden spreekt, dan zegt de Vredevorst op dit moment tegen zijn discipelen: door mijn lijden, sterven en opstaan heen, geef Ik u de vrede met God; de volkomen verzoening van al uw zonden. Het was de straf die Hij gedragen heeft, die ons die vrede aanbrengt (vgl. Jes. 53:5).

De vrede van God

De verzoening met God betekent voor de gelovige een werkelijke, diepe rust. De vrede met God door het verzoenende offer van Jezus Christus betekent voor de gelovige dus de vrede van God. Die vrede kent geen voorstaan op eigen werken, want zelfs de beste werken van de gelovige zijn als een bezoedeld kleed (vgl. Jes. 64:60). Die vrede kent geen voorstaan op eigen talenten, maar acht de ander uitnemender dan zichzelf (vgl. Fil. 2). Die vrede kent geen eigengerechtigheid, maar leeft uit genade. Die vrede betekent in de gemeenschap van de geheiligden, het lichaam van Christus, ook onderlinge vrede, geen onenigheid, het wegdoen van bitterheid en wrok. Die vrede betekent dat de kerk functioneert als een gezond lichaam, waarin de ongeregelden en de wargeesten worden terechtgewezen, want op deze wijze wordt de gemeente gebouwd tot eer van God.

Die vrede kent geen bezorgdheid, ook en juist niet in een wereld waarin chaos en wanorde toenemen. Die vrede kent geen bezorgdheid, want God wil en kan immers als een Vader voor ons zorgen (vgl. Luc. 12:22-24). De vrede met God betekent daarom ook een onvoorwaardelijk Godsvertrouwen. Het betekent dat we als een kind gaan aan Vaders hand, wetende dat onze Vader voor ons zal zorgen.

Wens

Als we elkaar zo de vrede van God toewensen door de vrede met God, dan beseffen we terdege dat we op deze wereld het volmaakte nooit zullen bereiken. Maar dat betekent wel dat we naar die vrede moeten jagen. Dat jagen naar de vrede van God houdt in dat we ons door Gods kracht bekeren, wanneer we bij onszelf opmerken dat ons Godsvertrouwen tekortschiet. Het vraagt om de oprechte droefheid naar de Schriften, omdat we door ons kleingeloof en onze twijfels, niet onvoorwaardelijk vertrouwen op Hem, de oorsprong van al het goede (vgl. Jak. 1:17).

Maar, het jagen naar de vrede hoeven we niet te doen in eigen kracht. Het jagen naar de vrede van God is geen eigen jagen. Staat de Bijbel niet vol met het bewijs dat God zijn volk nooit in de steek laat? De geschiedenis van het volk Israël in het Oude Testament is daar toch hèt voorbeeld van? Onze God slaapt en sluimert nooit. Onze goede God is almachtig en daarom kan Hij doen wat Hij wil (vgl. Ps. 118:22,23). Laten we daarom ook in het voornaamste stuk der dankbaarheid de Here voortdurend blijven bidden om de vrede tot meerdere eer en glorie van Gods grote naam!.

Laten we elkaar zo aan het begin van 2015 elkaar Gods heil, zijn zegen en de werkelijke, diepe vrede met Hem toewensen. Dat is immers voor ons allen, zowel persoonlijk als gezamenlijk, het grootste geluk!