Gods wet in de opvoeding (6)


In het zesde gebod Gij zult niet doodslaan beschermt God het leven van de naaste. Mensen die gemaakt zijn om God te eren, mogen wij niet doden. Schepselen zijn beeld van God, daarom mogen wij ze geen kwaad doen (Gen. 9:6; Jak. 3:9). Dan doen wij de HERE te kort. De HERE verbiedt niet alleen moord en doodslag, maar Hij verbiedt alle afgunst, haat en toorn (Mat. 5:21,22). God wil dat we onze naaste liefhebben als onszelf. Dat we geduldig, vredelievend, zachtmoedig, barmhartig en vriendelijk zijn. Dat we schade voor de naaste voorkomen waar dat mogelijk is en dat we ook onze vijanden goed doen (HC 40). Hoe komt dit gebod terug in het leven van onze kinderen? Hoe kunnen we hen de inhoud van dit gebod laten beleven?

Voorleven en spreken

Hoe voeden we onze kinderen op tot gehoorzaamheid aan dit gebod? Zoals bij elk gebod is ook hier het voorleven in het gezin de melk die zij al van jongs af aan drinken. Dat vraagt soms veel van ons als ouders. Wanneer we door anderen klein gemaakt worden, wanneer er kwaadgesproken wordt over ons. Dan nog moeten we onze naaste liefhebben en goed over hem spreken. We mogen wel uit liefde de ander terechtwijzen, om hem te winnen voor Christus. Door dit uit te spreken, voorkom je ook een ophoping van wrok in jezelf. Wil de ander niet luisteren, dan is dat zijn eigen verantwoordelijkheid.

We leven het ook voor in de omgang met geweld op de televisie. Door niet te kijken naar moord en doodslag.

We kunnen dit gebod met kinderen bespreken naar aanleiding van berichten en gesprekken over abortus en euthanasie. Of wanneer we heilige toorn voelen bij het zien van het overtreden van Gods geboden in de maatschappij.

Het gebod kan bij sportkeuze of bij verkeersgedrag ter sprake komen. De HERE vraagt ons namelijk om voorzichtigheid. We mogen ons niet moedwillig aan gevaar blootstellen. Zo moesten de Israëlieten een hek om hun dakterras maken, zodat zij geen schuld hadden als er iemand af viel (Deut. 22:8).

Kindergedrag zelf

Dit gebod raakt het samenleven van kinderen onderling ook. We denken aan het meisje dat haar speelgoed niet kan delen met andere kinderen. Ze denkt alleen aan zichzelf. Dit gaat in tegen de geest van het zesde gebod, de naaste liefhebben als jezelf. Het goede zoeken voor de naaste. Dit meisje moet leren leven voor een ander. Nu kan de moeder het meisje op de gang zetten als ze niet wil delen met haar zusje. Maar zo leert het meisje de geest van het gebod niet kennen. De moeder moet verder gaan. Zij moet uitleggen waarom het meisje delen moet. Zij kan vertellen dat alles van de HERE is, ook het speelgoed. En dat de HERE ons vraagt om ook met dat speelgoed te laten zien dat we van Hem houden. Dat we ook aan andere mensen moeten denken. Ook aan heel arme mensen. De moeder wekt een ideaal in het kind. Naar dat beeld wil het kind zich graag laten vormen. Dat is het positieve doel van de tucht. Het kind trekken om het goede te doen voor de HERE.

Met wijsheid

Ook bij het handhaven en aanleren van dit gebod moeten we als opvoeders geen misbruik maken van ons gezag (zie het artikel over het vijfde gebod). Als een jonger kind zijn oudere broer treitert en uitdaagt, en als die oudere broer dan uit drift een tik verkoopt aan zijn jongere broertje/zusje, mag de opvoeder het oudste kind niet standaard naar boven sturen onder het motto: jij bent de oudste! De ouder misbruikt dan zijn gezag. Het jongste kind leert bovendien het tegengestelde van het zesde gebod. De oudste broer wordt juist onrecht/schade gedaan door geen begrip te tonen. Wel moet dat oudste kind een andere oplossing leren dan slaan.

Het kind opvoeden tot gehoorzaamheid aan het zesde gebod begint al met het kind rustig en vriendelijk tot bezinning brengen bij ruzie. Dan kunt u proberen te begrijpen wat er gebeurd is en daarin het kind de juiste weg wijzen. Dat hoeft niet altijd uitgebreid. Soms kan het met een beetje humor opgelost worden. Daarin is balans nodig. Niet alle ruzies moeten uitgekauwd worden.

Maatschappij

In de samenleving geldt steeds meer het recht van de sterkste. Bij kinderen is het dan ik had dit het eerst in plaats van delen. Je ziet het in de opvoeding waar assertiviteit en verbale weerbaarheid een steeds belangrijker plaats krijgen. Geweld in films en computerspelletjes is normaal. Dit zijn dingen die niet direct terugkomen in de officiële schoolvakken, maar waarin een kind toch beïnvloed wordt op school (overigens, niet op elke school in dezelfde mate). Als in de groep de grootste schreeuwer zijn zin krijgt, zal het kind dan boodschap hebben aan het Wie u een slag geeft op de rechterwang, keer hem ook de andere toe; en wil iemand met u rechten en uw hemd nemen, laat hem ook uw mantel; en zal iemand u voor één mijl pressen, ga er twee met hem (Mat. 5:39-41)?

Geboden niet op zichzelf

Nu willen we nog iets zeggen over Gods wet in zijn geheel. Dit heeft dus niet alleen te maken met het zesde gebod.

Het gebod van God zonder het verlossingswerk van Christus en het werk van de Heilige Geest is een macht die ons dood maakt. De wet mag niet van genade gescheiden worden. Anders lopen we gevaar in werkheiligheid te belanden. Onze kinderen als farizeeërs op te voeden.

Wanneer een kind voelt dat het schuldig is, moet de opvoeder ook wijzen op Christus. De wet is onze tuchtmeester (tucht is trekken) tot Christus. De wet is erop gericht om het kind naar Christus toe te trekken. Daarom moeten opvoeders wijzen op zijn verzoenend lijden. Dat het kind mag vragen of de HERE zijn zonden wil vergeven, omdat Christus de straf al heeft gedragen.

Een kind kan ook verdrietig zijn, omdat het weer iets stouts heeft gedaan. Dan moet een ouder ook vertellen over het werk van de Heilige Geest. Dat hoeft niet moeilijk en dogmatisch. Maar een ouder kan vertellen dat je steeds weer de HERE mag vragen om te helpen om het niet weer te doen. De HERE wil je eraan herinneren dat iets niet mag, voordat je het doet.

Het kind leert dan al vroeg dat God ons moet leiden. Het werk van de Heilige Geest ziet het kind toegepast in zijn of haar leven. Zonder zware termen wordt de aandacht van het kind gericht op het werk van de Geest en op het gebed om en tot de Geest.