1 Sam. 3:1: Het eerste vers van hoofdstuk 3 typeert Israëls dieptepunt in Elis dagen. Het was het einde van de Richterentijd, waarin ieder deed wat goed was in zijn eigen ogen. De priesterdienst was corrupt en het richterschap faalde. Eli gaf geen leiding aan volk en zonen. Er was tuchteloosheid en onverschilligheid in de dienst aan de HERE. In 1 Sam. 2:17 lezen we dat door de grote zonde van de priester de mensen het offer van de HERE gering gingen achten. Er was religiositeit zonder hartelijke dienst aan de HERE. Op deze verbondsvervlakking en eigenwilligheid kwam een reactie van de kant van de HERE: zijn Woord werd schaars en zijn gezichten waren niet talrijk. Dat houdt in dat er geen trouwe profeten meer waren, die Gods Woord naar waarheid verkondigden. Er was geen Schriftuurlijke uitleg van Gods Woord en wet meer. In het Oude Testament was de Bijbel niet compleet. Men had de boeken van Mozes. Maar daarnaast openbaarde de HERE zich ook rechtstreeks aan profeten en richters. Hij sprak tot hen rechtsreeks of door middel van gezichten, visioenen. We kunnen daarbij denken aan de openbaring van de HERE aan Gideon en andere richters. Zo leidde God zijn volk door zijn Woord. Maar wanneer Israël afdwaalde van de HERE, trok Hij Zich ook van zijn volk terug. Hij maakte dan zijn volk niet meer bekend, wat zij moesten doen om in het verbond met Hem verder te gaan. Hoe ze moesten reageren bij gevaar of andere ontwikkelingen. Ze dachten zelf wel te weten wat goed is. Daarom liet de HERE als straf hen aan henzelf over. Dan doofde het licht van de kandelaar. Steeds geldt dat God met zijn Woord rijkelijk blijft komen tot zijn volk, wanneer dat van harte wordt ontvangen, aangenomen en gehoorzaamd. God komt zo nog steeds door zijn Woord in liefde tot ons. Daarin spreekt Hij tot ons. Met de Bijbel en de prediking hebben we met Gods eigen woorden te maken, met Hem Zelf. Woorden vol heil en zegen. We kunnen niet zonder! Maar als het door Hem gebrachte Woord in zijn kerk wordt afgewezen of genegeerd, dan stopt de HERE met het geven van zijn Woord. Als zijn Woord in de prediking wordt verdraaid, aangepast, of achteloos wordt aangehoord of afgewezen, of als het dicht blijft, dan trekt de HERE Zichzelf actief terug van zijn kerk. Dan ontneemt God zijn Woord aan zijn volk. Zo dreigde Israël in die tijd zelfs Gods goedgunstigheid kwijt te raken. Maar dan zou voor Israël alles verloren zijn. Zo geeft dit zinnetje over de schaarste van Gods Woord en zijn gezichten de diepe ernst aan van de situatie. God zweeg tegen het volk van zijn liefde. Zo wilde de HERE nog een crisis bewerken, opdat men tot inkeer zou komen. Een dergelijke noodsituatie zou zich nog vaker voordoen in de heilsgeschiedenis. We lezen van een dergelijke ernstige geestelijke noodtoestand in Psalm 74, waar Asaf schrijft: Onder de goddeloze koning Achaz kreeg de profeet Jesaja van de HERE de opdracht om zich met zijn Woord terug te trekken onder het overblijfsel van die dagen: En Jeremia schrijft in zijn Klaagliederen over de tijd van de ballingschap: Als Gods Woord schaars blijkt, is dit een straf van God, tuchtiging. God wendt zijn aangezicht af in gekrenkte toorn. Eigenlijk is er voor de kerk op aarde geen groter probleem te bedenken dan als de HERE zijn heilrijk Woord, zijn Woord ten leven, zijn openbaring wegneemt. Als de kandelaar, het licht dat ons verstand verlicht en onze voeten richt, weggenomen wordt. Dan is er geen toekomst meer. Het stond er dus zeer kritiek voor in de dagen van Samuel. Hetzelfde geldt voor onze dagen. Want ook nu is het Woord schaars geworden, onder hen die ooit gedoopt zijn. Omdat men zich ervan heeft afgewend en omdat kerken de leugen een plaats hebben gegeven, waarmee men het Woord verdraait en krachteloos maakt. Een levende omgang tussen de HERE en zijn volk kan alleen als zijn Woord wordt bewaard, vastgehouden en nageleefd. Dat dit Woord na 2003 toch nog van de kansels zuiver gepredikt mag worden, is een genadegave en weldaad van de eerste orde.Woordverachting
Noodsituatie