Orde en vrede in de gemeente van Christus (2)


Convent van Wezel 1568


We vervolgen nu ons overzicht van de geschiedenis van de kerkorde.
Meteen na het begin van de tachtigjarige oorlog en de onderdrukking door Spanje, midden in die vervolgingen, hebben de pas tot Gods woord teruggekeerde kerken samenkomsten belegd om de kerkelijke zaken te regelen. Zij konden niet eens vergaderen in ons eigen land en moesten vanwege het gevaar van de geloofsvervolging uitwijken naar het buitenland.
Zij vergaderden in 1568 (het beginjaar van de tachtigjarige oorlog) in Wezel – zó belangrijk vonden zij het om samen met elkaar te overleggen over de inrichting van het kerkelijke leven. Wij kunnen uit dat vergaderen op buitenlands gebied zien, dat het kerkverband voor de gereformeerden van die tijd duidelijk toch wel een zaak van heel grote betekenis is geweest: ze hebben het voorbereid en zijn het met elkaar aangegaan in een tijd, waarvan wij misschien wel zouden zeggen: hadden zij dan geen belangrijker zaken aan hun hoofd? Maar voor hen was déze zaak er blijkbaar één van de hoogste prioriteit. Ze hebben er alles voor over gehad, tot hun eigen veiligheid toe.
Van deze vergaderingen, die men het Convent van Wezel noemt, zijn de verslagen bewaard gebleven. Daaruit leren wij dat men stelling nam tegen de willekeur. De kerken moeten bepaalde vaste classes vormen en dan moet er ook dikwijls samen vergaderd en overlegd worden. Er werd alle nadruk op gelegd dat er een eenparige overeenstemming tussen de kerken moest zijn, allereerst in de leer, de eenheid in ‘de waarachtige en volkomen leer der zaligheid’. Dat zagen de kerken als het voornaamste doel van het samenleven in één kerkverband.

Vervolgens, zo werd erbij bepaald, moet die eenparige overeenstemming er ook zijn ‘in de regeling van de ceremoniën en van de tucht’. De kerken mogen niet lichtvaardig afwijken van die algemene overeenstemming. Wezel zorgde ervoor dat de gemeenten niet overgegeven werden aan een onberaden experimenteerzucht van de ambtsdragers of van wie ook, waardoor de gemeente in permanente onrust zou worden gehouden. Dat was zeker in die eerste tijd heel belangrijk, maar het blijft belangrijk, zoals wij dat in het jongste verleden wel hebben ervaren!
Maar vooral werd het kerkverband gezien als een bescherming van de vrijheid van de gemeente tegenover elke hiërarchie.
Deze vergadering was niet méér dan een samenkomst van broeders uit verschillende kleine kerken. Zij nam geen bindende besluiten en beperkte zich ertoe om alleen voorlopige uitspraken te doen.
Wij kennen dat uit de geschiedenis van de laatste jaren. Wij hebben na de Vrijmaking in 2003 twee vergaderingen gehad van broeders uit verschillende plaatselijke kerken en gemeenten-in-wording. Ook deze vergaderingen namen geen bindende besluiten, maar alleen voorlopige. Pas toen de eerste Generale Synode kon worden gehouden, was de tijd gekomen om bindende besluiten te nemen.

De synode van Emden


Wij vervolgen de geschiedenis van de kerkorde door nu iets te vertellen over wat de synode van Emden in 1571 besloot. Ook deze moest dus nog in het buitenland worden gehouden. Dit was een officiële vergadering van afgevaardigden van de kerken en zij kon dus wel bindende besluiten nemen.
Deze heeft toen de kerkorde vastgesteld. Ook deze synode was er op uit de gemeenten te beschermen tegen elke vorm van hiërarchie. Dat werd neergelegd in het eerste artikel:
Geen kerk zal over een andere kerk, geen dienaar des Woords, geen ouderling, noch diaken zal de één over de ander heerschappij voeren, maar ieder moet zich wachten voor elke verdenking en verzoeking om heerschappij te voeren.
Met dat grondbeginsel is de kerkorde toen begonnen. In onze kerkorde is het geplaatst aan het eind als het op één na laatste artikel.
Ook de synode van Emden zocht de eenheid van het lichaam van Christus. En dan die eenheid niet alleen maar in organisatorische zin, maar in de volle, rijke zin waarin het Evangelie van deze eenheid spreekt: de eenheid van de Geest (Ef. 4:3). Dat wordt uitgedrukt in het tweede artikel, waarin de ondertekening van de belijdenis wordt geregeld om de eendracht in de leer tussen de kerken te bewijzen.

Latere synodes zijn geregeld bezig geweest met de zaken van de kerkorde. Het was met name de Generale Synode van Dordrecht 1618-1619, die de kerkorde haar definitieve vorm heeft gegeven, zodat deze nog altijd bekend staat als de Dordtse Kerkorde.
Voor wat ons kerkelijke verleden betreft, de laatste wijziging kwam na uitvoerige voorstudie en bespreking door alle kerken tot stand op de Generale Synode van Groningen-Zuid 1978. En uiteraard moest onze synode van Mariënberg sommige artikelen aanpassen aan de huidige situatie, nu wij nog geen Particuliere Synodes kunnen hebben. Maar dat is, naar wij vurig hopen, een tijdelijke zaak.

Strijd tegen hiërarchie /uitdrukking van geloofseenheid


In de jaren zestig werd er in de Gereformeerde kerken vrijgemaakt steeds meer nadruk gelegd op de zelfstandigheid van de plaatselijke kerk. Dat ontwikkelde zich in een verkeerde zin tot het independentisme. Met name in de Particuliere Synode van Noord-Holland kreeg dat vaste voet aan de grond, ook in andere gemeenten. Het leidde ertoe dat men bijvoorbeeld uitspraken van meerdere vergaderingen naast zich neerlegde en in het algemeen meerdere vergaderingen niet nodig achtte en zelfs geen prijs meer stelde op kerkvisitatie.
Dat independentisme is altijd nauw verbonden met hiërarchie. Die komt meestal voor in de vorm van de heerschappijvoering door de predikant of door de kerkeraad.
Juist in de begintijd, waarin zoveel van de grond af moet worden opgebouwd en de kerkleden elkaar nog moeten leren kennen, is dat gevaar van hiërarchie levensgroot aanwezig. Een broeder noemde dat onlangs in een gesprek met mij haantjesgedrag, dat is zoveel als: je eigen haan koning laten kraaien!
Daartegenover bedoelt de kerkorde uitdrukking te geven aan de geloofseenheid tussen de kerken.

Na de Afscheiding


De geschiedenis van de kerken van de Afscheiding van 1834 is voor ons heel leerzaam, omdat dat een vergelijkbare situatie is. Ook zij begonnen hun kerkverband met slechts één kerk, namelijk die te Ulrum, waar ds. H. de Cock predikant was.
Al spoedig kwamen er meer kerken bij en ook enkele predikanten, zodat zij anderhalf jaar later, in 1836, al een synode konden houden. Zij moesten dat in verband met de geloofsvervolging op een geheim gehouden adres in Amsterdam doen.
Besloten werd
    dat wij in het behandelen der kerkelijke zaken zullen volgen de regelmaat van de Dordtse kerkorde, in zoverre dit door gebrek aan herders en leraars in de gemeente en de toestand van de kerk in haar verdrukking gebeuren kan... zullende op een volgende algemene vergadering nader hierover besluiten.

Eenstemmigheid was er echter niet, zoals al bleek uit de besprekingen op deze synode.
Ds. H. de Cock en de noordelijken wilden vasthouden aan de Dordtse kerkorde. Ds. H.P. Scholte daarentegen en de onder zijn invloed staande zuidelijken meenden aan de Schrift genoeg te hebben gevonden en voelden voor een kerkorde weinig of niets. Daarin openbaarde zich Scholtes independentistische standpunt.
Op de volgende synode, die van 1837 in Utrecht, was de invloed van Scholte zo groot dat een independentistisch gekleurde kerkorde werd aangenomen. Dat veroorzaakte een scheuring in het nog zo’n jonge en kwetsbare kerkverband.
De synode van Amsterdam 1840 besloot tot de kerkorde van 1619 terug te keren en sindsdien bleef men daarbij, al was er in de eerstvolgende jaren nog veel strijd.
Het duurde nog tot 1854, het jaar waarin de Theologische School in Kampen werd gesticht, voor de kerken van de afscheiding eindelijk weer één werden.
Wij mogen wel bijzonder dankbaar zijn dat op de Generale Synode van Mariënberg zonder enige moeite van de kant van de kerken de Dordtse kerkorde is aangenomen als de regel, waarnaar de kerken zullen leven en waaraan zij zich zullen houden. Ook nu is het uitermate belangrijk dat de kerken zich houden aan deze regel, plaatselijk maar ook in de beoefening van het kerkverband.
Over die beide, het plaatselijke kerkelijke leven en de beoefening van het kerkverband wil ik nu in een volgend artikel verder spreken.