Jona brengt Gods woord aan Nineve


Jona 3:1-4

1 Het woord des HEREN kwam ten tweeden male tot Jona: 2 Maak u op, ga naar Nineve, de grote stad, en breng haar de prediking, die Ik tot u spreken zal. 3 Toen maakte Jona zich op en ging naar Nineve, overeenkomstig het woord des HEREN. Nineve nu was een geweldig grote stad, van drie dagreizen. 4 En Jona begon de stad in te gaan, één dagreis, en hij predikte en zeide: Nog veertig dagen en Nineve wordt ondersteboven gekeerd!

De HERE legt beslag op Jona

De HERE gaat verder met Jona. Hij heeft zijn tegen-stribbelend kind weer naar Zich toegetrokken en hem genade bewezen. We horen geen verwijt, geen terugkomen op zijn dienstverlating. Gods opdracht klinkt gewoon als bij de eerste keer.

Jona is overigens zelf niet verder naar Nineve gegaan na zijn redding. Hij had kennelijk een tweede opdracht van de HERE nodig. Misschien zag hij er tegenop, misschien wilde hij er toch nog steeds onderuit. Hoe het ook zij, God geeft weer het bevel en geeft hem een nieuwe kans tot gehoorzaamheid.

God maakt gebruik van mensen, Maar Hij is niet afhankelijk van ze. Hij gebruikt wie Hij wil. Hij vormt ze daartoe en roept ze, als het nodig is, daarvoor terug van verkeerde wegen. De geschiedenis van Jona moet ons bewaren voor overschatting van onszelf als dienstknechten van God, maar ook voor onderschatting van de macht en wijsheid van God.

Voor Jona klinkt dezelfde opdracht: God geeft niet op wat Hij Zich heeft voorgenomen. Ook niet als zijn knechten Hem proberen te dwarsbomen. Wel wordt het nu iets anders geformuleerd. Eerst (Jona 1:2) was het: Maak u op, ga naar Nineve, de grote stad en predik tegen haar. Nu is dat laatste geworden: en breng haar de prediking die Ik tot u spreken zal.

Heel duidelijk klinkt daarin door: het initiatief komt van God. Jona moet naar het Woord van Gòd spreken. Hij zal in Nineve precies dàt moeten zeggen wat God hem beveelt.

Gods oordeel

En dan gaat Jona. Hij is nu wel gehoorzaam. Bij Nineve aangekomen heeft hij voor zijn prediking drie dagreizen nodig om in ieder geval op de belangrijkste plaatsen van de grote stad zijn prediking te brengen. Zo groot is die stad. Maar Jona komt niet eens zo ver. Binnen één dag is heel de stad al bekend met het nieuws van zijn prediking (vers 5 e.v.).

De boodschap die Jona namens de HERE overbracht was heel kort, maar tegelijk ook heel duidelijk: Nog veertig dagen en Nineve wordt ondersteboven gekeerd. Ondersteboven gekeerd? Kon dit serieus worden genomen? Ja, zeker wel! De HERE gebruikt hier hetzelfde woord als voor de uitvoering van zijn oordeel over Sodom en Gomorra: ondersteboven gekeerd (Gen. 19:5). En deze steden lagen nog steeds aan de Dode Zee als afschrikwekkend voorbeeld voor heel de wereld door de tijden heen. Net als Sodom zal nu Nineve door God ondersteboven gekeerd worden. Want het kwaad van Nineve was vergelijkbaar met dat van Sodom en Gomorra. Het had zich opgestapeld en had Gods oordeel afgeroepen (Jona 1:2).

Het zegt ons ook iets over Gods beoordeling van onze goddeloze tijd, en zijn komend gericht daarover.

Gods lankmoedigheid

Gods uitgesproken oordeeldreiging is ook hier niet zonder genadewoord. Gods woord komt in een stad met een goddeloosheid die Gods maat vol heeft gemaakt. Hierover moet wel zijn gericht komen. Maar tegelijk laat de HERE in en door zijn aangekondigde gericht ruimte voor bekering. Er wordt Nineve nog een tijd van veertig dagen gelaten. Achter de meest scherpe gerichtsaankondiging schuilt zo nog Gods liefde: nog veertig dagen.

Wanneer wij dit betrekken op onze huidige samenleving, zien we dat bij steeds grotere wetteloosheid de HERE nog lankmoedig is. Zelfs al stijgen de zonden ten hemel op, nog laat God ruimte voor bekering. God wil niet dat sommigen verloren gaan van hen, die Hij ten eeuwigen leven heeft verkozen (2 Petr. 3:9) .

Er is dus nog uitstel van Gods oordeel, zij het voor beperkte tijd. Maar er is nog meer aan Gods gunst op te merken voor de Ninevieten. Want Jona zelf is als persoon in Nineve ook teken bij zijn prediking. Hij is namelijk zelf het levende voorbeeld van Gods gericht èn genade, van Gods verlossing uit zijn gericht. Want Jona had het niet verdiend te mogen blijven leven, maar kijk, daar staat hij levend voor de Ninevieten. Hij mag zelfs in dienst van de almachtige God staan om zijn goddelijk woord te spreken. Dat is voor Jona ongedachte genade. De HERE gebruikt nu Jona niet alleen voor de prediking van zijn Woord, maar ook om als persoon een teken te zijn ter onderstreping ervan.

Christus

Gods oordeelsdreiging is belangrijk voor een ieder, ook in onze tijd. Zijn toorn en oordeelsdreiging moeten we niet terugdringen naar de tijd van het Oude Testament. Ook in het Nieuwe Testament spreekt de HERE veel over zijn oordeel over deze wereld. Er gaan nu al voortdurend gerichten over deze aarde die ons waarschuwen voor zijn laatste gericht. Zo vertelt ons het boek Openbaring. Dat laatste gericht wordt zo al voorbereid door de als Rechter wederkomende Christus, die zal oordelen de levenden en de doden. Maar deze Christus is tegelijk ook de wederkomende Redder, de enige Naam waarin dan behoud zal zijn voor allen die in Hem hebben geloofd.

In alle gerichtsaankondiging mag nu voor allen nog Gods genade doorklinken. Maar dan zal er wel naar Gods Woord geluisterd moeten worden in ootmoed en vreze.

Laten we als kerkleden vooral niet denken dat de gerichten alleen voor de wereld buiten de kerk gelden. God wil gelovige harten, die Hem hartelijk en gehoorzaam willen dienen in dagelijkse bekering. De Heilige Geest spreekt daarom ook ons aan:

Heden, indien gij zijn stem hoort, verhardt u hart niet, Hebr. 3:7-19.

De inwoners van Nineve kregen het teken van Jona: Gods gericht, maar ook zijn ontferming in het gericht. Namelijk de redding van Jona na het verblijf van drie dagen in de grote vis. Het leven herschonken aan een ongehoorzame knecht, die zelfs opnieuw door God in dienst werd genomen.

Wij hebben niet alleen dat teken van Jona, wij hebben nu ook het teken van Jezus Christus kruis! Christus heeft daar laten zien wat de toorn van God is in heel zijn omvang. Maar tegelijk heeft Hij ook daar ten diepste getoond de ondoorgrondelijke barmhartigheid van God. Hij bewees dat voor ons, door uit het graf opgewekt te worden. Zodat ook een ieder die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar het nieuwe leven mag ontvangen, het leven tot in eeuwigheid, het ware leven in dienst van God.

Laten we daarom Hem die spreekt, niet afwijzen! Want ook voor ons is de HERE dan nog een verterend vuur (Hebr. 12:25-29).