We staan aan het einde van het vergaderseizoen. In september vorig jaar zijn we gestart. Vol goede moed. Plannen gemaakt. En begonnen. En dan nu al weer de afsluiting van een periode van ongeveer driekwart jaar met elkaar optrekken en bespreken van hoofdzakelijk Bijbelse onderwerpen en kerkgeschiedenis. We zijn de HERE dankbaar dat we dat mochten doen in een vrij land, vrij van vreemde over-heersing. Maar, als we onze gedachten overzien van het afgelopen seizoen, dan komt de vraag boven naar ons kerk-zijn in de praktijk. Waren de praktische gevolgen van het geloofsleven zichtbaar? Waren we wel echt vrij? Geestelijk vrij? Vrijheid is een situatie waarin er niets is dat je beperkt. Je kunt onbelemmerd je gang gaan. Je bent nergens aan onderworpen, je bent ook nergens afhankelijk van en je valt niet onder bepaalde regels. En wat is nu geestelijke vrijheid? Dat is dan zelf beslissen wat je wilt denken, en als gevolg van die vrije gedachten zelf bepalen wat je zult doen. Dat is een bijzondere situatie. Je eigen ontplooiing helemaal zelf in de hand hebben. Is zo een vrijheid voor iedereen mogelijk? Veel mensen leven onder omstandigheden waarin ze niet ten volle zelf de dienst uitmaken voor hun doen en laten. Er zijn nog steeds vormen van afhankelijkheid, zelfs slavernij. Slavernij is een situatie dat een ander uitmaakt wat je zult doen. Vrijheid staat tegenover slavernij. Wij geloven dat het geloof de enige weg naar God is. Abraham is daarin ons tot voorbeeld. Hij geloofde God en het werd hem tot gerechtigheid gerekend (Gen. 15:6). Centraal hierbij is de genade van Jezus Christus, want Hij heeft alle gerechtigheid volbracht die wij hadden moeten volbrengen. Daarom waarschuwt de Schrift ons zo nadrukkelijk voor het onderwijs van valse leraars. Zij leren de weg van de zelfverlossing, en die weg is niet uit God en leidt niet naar God. Het onderwijs van valse leraars werkt als een gist. Het blaast het hele leven op. God zal hen daarom straffen, die valse leraars. Christus wil dat wij vrij zijn van de gedachte dat zelf-verlossing mogelijk is. Hij wil dat we ons niet meer laten knechten door eigenwilligheid en geloven dat we door eigen toedoen een bijdrage kunnen leveren aan onze verlossing van de zondemacht (Gal. 5:1). Want zonde brengt verderf, en als de zonde heerst in een mens, dan is die mens uit op verderf en leeft in slavernij omdat satan aangeeft wat je moet doen. Christus wil dat wij vrij zijn van de macht van de zonde. Hij wil dat we vrij zijn om zelf te kiezen voor een leven in de juiste verhouding tot onze God en Vader; dat is leven in gerechtigheid. In Galaten 5:6 wordt ons meegedeeld dat voor Christus alleen telt het geloof dat door de liefde werkt. Wie dat leest kijkt toch met een zekere spanning uit naar het antwoord op de vraag: moet ik dan tòch nog zelf werken doen? En wat moet ik dan doen? Behoef ik alleen maar te geloven, net zoals Abraham? Is dat geloof van Abraham dan een werk? Dat zal wel niet. Maar hoe voorkom ik dan dat mijn liefdesdaad weer een wetswerk wordt waardoor ik zelf mijn zaligheid verdien? Hoe verhoudt zich dit alles tot het geloof dat van ons gevraagd wordt? De roep van Christus wordt gedaan met een blik op de vrijheid (Gal. 5:13). Is die vrijheid dan een gevaarlijke gave? Gaan alle remmen los? Dat kan toch niet de bedoeling zijn! Die vrijheid mag geen aanleiding zijn voor het vlees. Vlees, dat heeft hier de betekenis van de natuurlijke verdorvenheid die alle mensen eigen is. Vlees, dat is hier de mens die door de boze geïnfecteerd is en zijn eigen gang wil gaan. Vlees is hier de zelfzuchtige drang naar de eigengekozen vrijheid. En die eigengekozen vrijheid is een vrijheid die veel slechte vrijheid voortbrengt omdat alle teugels van fatsoen en respect afgelegd en alle remmen afgeschaft worden. Hoe vaak is in de geschiedenis deze vleselijke vrijheid tot anarchie geworden waardoor ten slotte de ene mens voor de andere mens een kwelling wordt door zijn zelfzucht en meedogenloosheid. Deze vrijheid van het vlees is in feite de slavernij van de duivel. Dat is niet de vrijheid van Christus. Want de vrijheid van Christus stelt de mens in staat om uit zichzelf te kiezen voor het goede. Als we vragen: hoe kan ik vrij zijn? Dan is het antwoord: vrijheid is alleen te vinden in de gemeenschap met Christus. Want Hij heeft de veldslag met satan gewonnen. Hij versloeg met goddelijke liefde het kwaad van de satan. Hij gaf Zichzelf. Hij kwam naar deze wereld uit liefde voor de mensen om hen te verlossen van de dwingelandij van het kwaad. Als we vervolgens vragen: wat moet ik dan doen? Dan is het antwoord: dienst! Dient elkander door de liefde. Liefde, daar wordt hier niet mee bedoeld de erotische liefde, met liefde wordt hier bedoeld de goddelijke liefde, die in het hooglied van de liefde, 1 Korinte 13, zo mooi bezongen wordt: de liefde die Christus van ons begeert is lankmoedig, goedertieren, niet afgunstig, praalt niet, is niet opgeblazen, kwetst niemands gevoel, zoekt zichzelf niet, wordt niet verbitterd, rekent het kwade niet toe, is niet blij over ongerechtigheid, is blij met de waarheid, verdraagt alles. Deze liefde is uit God, God immers bewijst zijn liefde voor ons doordat Christus, toen wij nog zondaren waren, voor ons gestorven is (Rom. 5:8). Door in deze liefde te leven bewaart Christus ons voor zelfverzekerde hoogmoed. Hij leert ons het goede te doen. Door de liefde in praktijk te brengen. Dan ontstaat een nieuwe schepping. Want Christus kwam om de wet te vervullen. De Schrift toont ons dat de wet een andere vervulling heeft dan Gods wet op een wettische manier nakomen. Dat is het naleven van Gods wet vanuit de mening dat daardoor een eigen bijdrage geleverd wordt aan de zaligheid. Deze wetsopvatting kan zich ook van ons meester maken en dan zien we het nakomen van de Tien Geboden als een eis aan onze goedwillendheid. Maar er is maar één gebod: geloof! en dient. Van dit gebod is alles afhankelijk. Het is de enige weg naar de genezing. Door het geloof komen wij in verbinding met Jezus Christus, de bron van het nieuwe eeuwige leven. Hij leert ons dat de wet vervuld wordt in dit éne woord: liefde. Heb God lief boven alles en je naaste als jezelf. De liefde voert ons niet op de weg van louter plichts-vervulling, maar geeft een andere vervulling van de wet dan alleen maar het nakomen van de plichten om zelf gerechtvaardigd te worden. Toch lezen we elke zondag de wet van de HERE, want de Tien Geboden moeten ons allemaal ingescherpt worden en vaststaan in het geheugen van ons allen (Deut. 6:7). Zijn de Tien Geboden dan het minste wat we moeten doen? Dat zou een misvatting zijn, want de wet is gegeven uit liefde en vraagt liefde. Liefde dat is God vrezen, liefhebben, vertrouwen. En daaruit vloeit voort dat een ieder die gelooft geen andere goden heeft voor Gods aangezicht, niet eigenwillig is in zijn geloof, Gods Naam niet misbruikt, het leven beschermt, de huwelijkstrouw in acht neemt, de goede reputatie en de eigendom van de ander beschermt. Alléén het geloof is het enige geneesmiddel voor de bestrijding van een verkeerde handel en wandel. Niet de goede voornemens, niet de ethische principes, niet mijn goede bedoelingen, maar alleen de gelovige aansluiting bij God door Jezus Christus geeft iedere gelovige goede moed en nieuwe kracht voor het vervullen van zijn of haar plaats in deze wereld. Het gaat niet om kille wetsregels. Het geloof werkt het nieuwe omdat het mij in verbinding zet met Jezus, de bron van de vernieuwing van het leven. Nu zien we dat de Tien Geboden geen koude regels zijn, maar in feite Tien Beloften, die weldadigheid uitstralen. Want deze geboden werden in het Oude Testament door God gegeven omdat de Christus zou komen. En Christus wil vernieuwen, het kwaad moet weg en het goede, welgevallige en volkomene (Rom. 12:2) moet er zijn. Het: Gij zult niet vloeken, stelen, echtbreken, enzo-voort, moeten we wij aanvullen. Dat moeten we opvatten als: Gij zult niet vloeken, stelen, echtbreken, omdat de liefde van Christus je vervullen wil. Immers het gaat Christus niet om een kil verbod, maar om volmaaktheid in vrijheid. Hij wil daarom ruimte geven voor het leven. Uit liefde. De liefde van Christus wil het mensenleven vernieuwen en toerusten voor de taak die ieder mens heeft. Als we ons niet houden aan deze wet van de liefde, dan komt er narigheid. Want dan kan de Heilige Geest niet in ons wonen. En dan zal blijken dat mensen zichzelf gaan rechtvaardigen, en dan komt er tweedracht en strijd in de gemeente. Nijd en afgunst, dan bijt en vereet men elkaar. Maar wie genade aan liefde verbindt, maakt een einde aan een verkeerd gebruik van de wet. De gelijkenis van de verloren zoon geeft dat zo mooi aan. Hij kwam thuis. Er viel hem toen heel wat te verwijten. Maar dat gebeurde niet. Het tegenovergestelde gebeurde wel. Er kwam feest! De houding van zijn broer was een wettische wanklank. Heel jammer. Bij zo een houding ontstaan er scherven in plaats van geluk. En dat wil Christus nu net niet. Want Hij kwam naar deze wereld juist om ons weer het geluk terug te geven. Daarom reikt de Schrift ons de oplossing aan: wandel door de Geest. Want zonder de Geest kan je Jezus Christus niet als Heer aanroepen (1 Cor. 12:3), en zonder de Geest kan je dus ook niet met Christus verbonden worden. Reeds in het Oude Testament sprak de HERE: In grote mate. De Geest werkt van binnenuit. De Geest blust de mens niet uit, maar maakt de mens juist levend. Hij drukt de mens niet opzij, maar wijst de mens de weg. Zoals Jezus geen geweld gebruikte maar door de liefde overwon, zo ook wij. Doordat de Geest is uitgestort en in ons woont, zal zijn kracht ons beschermen om aan de begeerten van het vlees te voldoen. Dat is geen bevel, maar een koninklijke belofte. We behoeven geen knecht meer te zijn van een zelfzuchtig begeren, want doordat de Geest in mijn hart woont en Gods wet de liefdewet in mijn hart gegeven is, ben ik echt vrij van het geweld van de zonde. De Geest van Christus is sterker dan de satan. Iedereen die echt zijn best doet uit geloof te leven, zal de goddelijke kracht van de Geest ervaren, ook al merkt hij dat hij van zichzelf zwak is. Hij zal vechten om altijd te blijven een rank die aan de wijnstok verbonden is (Joh. 15:4). De toerusting voor dat gevecht, dat geeft de Geest hem. Met zijn geestelijke wapenrusting kan hij zich verdedigen en kan hij aanvallen (Efeze 6). Als voorbeeld noemen we een van de wapens: het zwaard van de Geest, dat is het Woord van God; welk wapen is er scherper en sterker? Maar iedereen die de dienst aan God weigert, zal vervallen tot bijgeloof en tot aanbidding van het geschapene en zal zich aansluiten bij menselijke haatgevoelens. Omdat er geen vrede meer is met God. En waar de vrede met God ontbreekt daar ontstaat de mentaliteit van Kaïn. Uit afgunst sloeg hij zijn broer dood om er zelf beter van te worden. Zo een mens kan geen gemeenschap onderhouden, ook al spreekt hij heel sociaal (Ps. 12). De mens zal de wolf van zijn naaste blijken te zijn. Zijn zelfzucht komt ook tot uiting in onmatigheid in eten en drinken. Daaruit blijkt de tegenstelling met het christen-zijn. Want uit een onnatuurlijke levenswijze blijkt dat je een andere regeerder in je hart hebt wonen. En dan is het niet mogelijk een erfgenaam te zijn van Gods koninkrijk. Iemand die Christus volgt, denkt anders en leeft dus ook anders. Hij is bevrijd van de slavernij van de zelfzucht en zelfverlossing. Door de kracht van de Geest zal de christen vruchten voortbrengen die voortkomen uit het door God in ons gestrooide zaaigoed. Deze vruchten staan niet op zichzelf maar vormen één geheel met het nieuwe leven. De vrucht van de Geest is geloof dat door de liefde werkt. Dat zoekt het goede voor de naaste. Immers de liefde wil geven blijdschap, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing. De liefde tot Christus geeft een rijke ontplooiingsmogelijkheid voor iedereen. Waar Jezus zijn eigendomsrecht geldend maakt, daar staat het vlees onder het doodvonnis. Dat doodvonnis is aan Christus voltrokken. En dat geldt dus ook voor alle gelovigen. De Geest verenigt de gelovige zo nauw met Christus dat door zijn kruisdood ook het vlees met zijn begeerten van kracht is beroofd. De gelovige wordt niet meer gedwongen door zijn zondige begeerten, hij doet wat hij zelf wil, hij is echt vrij. Want wie Christus Jezus toebehoren, hebben het vlees met zijn harstochten en begeerten gekruisigd. Wanneer? Toen we het eigendom werden van onze Here Jezus Christus, de Zoon van de almachtige God. Daarom verwachten wij de grote dag van zijn wederkomst met een sterk verlangen, om ten volle te genieten van de vrijheid van God in Jezus Christus, onze Here. Vrijheid
Vrijheid en geloof
Vrijheid en vlees
Vrijheid en Christus
De nieuwe schepping
Beloften in plaats van regels
Leven door de Geest
Dienstweigeraars
Vruchten nu en in de toekomst