In het vorige artikel over het leven van Jezus hebben we gelezen over de 12-jarige Jezus in de tempel. We lazen dat Jozef en Maria ongerust waren omdat ze Jezus kwijt waren tijdens de terugreis naar Nazareth. Ze gingen terug naar Jeruzalem en vonden Hem in de tempel. Hij vertelde dat Hij bezig is met de opdracht die zijn hemelse Vader Hem gegeven heeft. Deze keer horen we over de verzoeking in de woestijn. Lees maar mee Nadat Jezus gedoopt is, wordt Hij door de Heilige Geest naar de woestijn gebracht. In de woestijn ontmoet Jezus zijn oudste vijand. De duivel. Als Jezus in de woestijn is dan vast Hij veertig dagen en nachten. Dat betekent dat Hij veertig dagen en nachten niets eet en drinkt. Aan het einde van deze veertig dagen krijgt Jezus honger. De duivel ziet zijn kans: nu Jezus zon honger heeft, kan ik Hem vast wel verleiden om iets te doen wat verkeerd is. Als Jezus zou zondigen dan kon Hij nooit meer de zonden van de mensen op zich nemen. Dan gaan alle mensen verloren. De duivel doet alsof hij Jezus een goede raad wil geven. Hij zegt: als U de Zoon van God bent dan kunt U toch deze stenen in broden veranderen? Het lijkt alsof de duivel twijfelt of Jezus wel echt de Zoon van God is. Maar Jezus gaat niet proberen de duivel ervan te overtuigen dat Hij wel de Zoon van God is. Nee Jezus zegt wat anders. Hij antwoordt dat Mozes heeft gezegd dat een mens niet alleen van brood kan leven, maar van alles wat God zegt. Lees maar eens in Deuteronomium 8:3. Jezus weet dat het niet goed zou zijn om te bewijzen dat Hij de Zoon van God is of te laten zien wat Hij allemaal kan. Hij is immers God! De duivel weet niet wat hij op dit antwoord moet zeggen. Een antwoord dat zelfs uit het Woord van God komt. De duivel neemt Jezus mee naar de heilige stad Jeruzalem. Hij zet Jezus neer op de rand van het dak van de tempel. Hij zegt: als U de Zoon van God bent, spring dan naar beneden. De engelen zullen U wel op handen dragen en ervoor zorgen dat U uw voet niet aan een steen stoot. Dat staat in het Woord geschreven. De duivel komt nu zelf met een stukje uit het Woord van God. Lees maar eens in Psalm 91:11 en 12. Jezus weet dat de duivel de Bijbeltekst verkeerd gebruikt. Dat is heel erg en helemaal niet goed! Jezus gaat niet met de duivel in gesprek hierover. Maar Jezus is wel heel duidelijk. Opnieuw antwoordt Jezus met een zin uit de boeken van Mozes. Hij zegt: U mag de HEERE, uw God, niet verzoeken. Dat staat in Deuteronomium 6:16. Jezus wil daarmee zeggen dat je de Here God nooit mag uitdagen. De duivel probeert Jezus nog een keer te verleiden om zonde te doen. Hij neemt Jezus mee naar een hoge berg. Als ze bovenop de berg staan, laat de duivel alle koninkrijken en hun heerlijkheid zien aan Jezus. Dit kon de duivel aan Jezus laten zien omdat de duivel van God veel macht heeft gekregen. De duivel doet net alsof alle koninkrijken van hem zijn. Het zegt tegen Jezus: alles wat U ziet, zal ik U geven maar dan moet U voor mij neervallen en mij aanbidden. De duivel wil aanbeden worden als een god. De Here Jezus is duidelijk. Ga weg, satan! zegt Hij. Er staat geschreven: De Here uw God zult gij aanbidden en Hem alleen dienen. Lees maar eens in Deuteronomium 6:13. De duivel is verslagen, hij laat Jezus met rust. Als de duivel weg is, komen er uit de hemel engelen. Ze dienen Jezus en verzorgen Hem. Van stenen, brood maken
Op handen dragen
Op de berg