Besnijdenis als veel-belovend begin (5)


Te dien tijde zei de HERE tot Jozua: Maak u stenen messen en besnijd de Israëlieten opnieuw, ten tweeden male. Toen maakte Jozua zich stenen messen en hij besneed de Israëlieten op de Heuvel der voorhuiden. [] Want al het volk dat uitgetrokken was, was besneden geweest, maar al het volk dat geboren was in de woestijn onderweg na de uittocht uit Egypte, had men niet besneden. [] En de HERE zei tot Jozua: Heden heb Ik de smaad van Egypte van ulieden afgewenteld. Daarom noemt men die plaats Gilgal, tot op de huidige dag. Uit Jozua 5:2-9

Besnijdenis krijgt voorrang

Het volk heeft nu daadwerkelijk de eerste stappen gezet op de beloofde bodem. De HERE heeft zijn belofte vervuld. Het volk Israël mag in het land Kanaän gaan wonen. Maar ze wónen er nog niet. Er is allereerst een grote strijd ophanden, te beginnen bij Jericho. Het land Kanaän is immers vol met andere volken. Die moeten verslagen worden.

Toch grijpt het volk Israël niet meteen naar de wapens. Eerst moeten ze van de HERE iets anders gaan doen. Het hele volk moet zich laten besnijden. God geeft hen daarvoor een uitdrukkelijk bevel. Het wordt een heuse massa-besnijdenis. Want iedereen die in de woestijn was geboren, was nog niet besneden. Daarom wilde de HERE dat die besnijdenis nu alsnog plaatsvond.

Zonder besnijdenis?

Het is wonderlijk dat het volk zijn pasgeboren jongetjes niet had laten besnijden in de woestijn. Waarom hebben ze die kinderen niet besneden? Praktisch hadden ze wel de mogelijkheid om te besnijden. En de HERE had het hen niet verboden. Blijkbaar was het volk nalatig geweest. Ze hadden hun kinderen moeten besnijden. Door niet te besnijden, waren ze ongehoorzaam geweest aan het verbond van de HERE.

Nu ze het beloofde land ingekomen waren, moesten ze daarom alsnog de mannen besnijden.

Een volgende vraag is, waarom de HERE het volk zon bevel tot besnijdenis niet heeft gegeven in de dagen voor de overtocht door de Jordaan. Was het niet veel mooier geweest als ze met het verbondsteken het beloofde land binnentrokken?

En bovendien had de besnijdenis als gevolg dat de besneden mannen een aantal dagen ziek waren, na hun besnijdenis. Het volk Israël is dan bijzonder kwetsbaar voor een aanval van de Kanaänieten. Vanuit Jericho, wat dichtbij lag, konden de Kanaänieten toch zo komen om de weerloze Israëlieten te verslaan?

Besnijdenis geen garantie

Het wordt nog wonderlijker als we nog op iets anders letten. Wie stonden er 40 jaren geleden voor de deuren van het land Kanaän, maar mochten er niet binnen gaan? Dat waren besnéden Israëlieten! Mensen die het teken van Gods verbond wel hadden ontvangen. Maar toch mochten zij door ongeloof het land niet in. Zij geloofden niet dat God bij machte was om aan Israël het land Kanaän te geven. De inwoners van het land Kanaän zouden veel te sterk zijn. Ondanks hun besnijdenis moesten ze allen sterven in de woestijn. Uitgezonderd Jozua en Kaleb, die wel op Gods belofte en kracht vertrouwden.

God maakt in deze geschiedenis duidelijk: van automatisme is geen sprake. Je kan wel het teken van het verbond met God in je lichaam of op je voorhoofd hebben. Maar zonder een levend geloof in God kom je niet in het beloofde land. Als je de belofte van God niet aangrijpt, dan geeft het teken van die belofte ook geen redding. Daarom is het bijzonder om te zien, dat juist de onbesnedenen het beloofde land mogen beërven.

Betekenis

De besnijdenis was het teken dat de zonde en de dood werden weggesneden van Gods volk. De besnijdenis beeldde uit dat de diepste oorzaak van de verstoorde verhouding tussen God en mens werd weggenomen. Zo spreekt de Schrift ook wel over de besnijdenis van de oren. Of de besnijdenis van het hart. Dat betekent: de zondige verhindering wordt weggenomen. De oren worden geopend, het hart vernieuwd.

De lichamelijke besnijdenis wilde uitbeelden dat de zonde werd weggenomen. Maar dat gebeurde niet door de besnijdenis zelf. God nam de zonde alleen weg bij hen die geloofden. De Here haalt alleen de zonde weg bij mensen die werkelijk met de HERE leven en op zijn belofte vertrouwen.

Verbondsvernieuwing

Het volk was langs de ark gelopen, over de bedding van de Jordaan. Zij wisten: alleen door Gods kracht kunnen wij ingaan. En nu de HERE hen het land had binnengeleid, nu moesten ze zich laten besnijden. Het verbond met God moest nu worden vernieuwd. Alsof de binnenkomst in het land een nieuw begin inluidde. Eerst moest het teken van het verbond weer aangebracht worden. Ze werden erbij bepaald dat alleen God hen kon helpen. Dat alleen God hen had binnengeleid. Dat alleen God hun zonde weg kon nemen.

Dat ze door de besnijdenis en de ziekte daarna heel kwetsbaar zouden worden voor een aanval van de Kanaänieten, daar maakten ze zich niet druk om. In vol vertrouwen op God gehoorzaamden ze Gods bevel. God zal hun beschermen. Zo worden alle onbesnedenen besneden. De tweede massa-besnijdenis in de geschiedenis van Israël.

Smaad is weg

Zo is de smaad van de Egyptenaren weggedaan, staat in Jozua 5. De Israëlieten en hun God werden bespot door de mensen. De HERE was wel krachtig genoeg om zijn volk uit Egypte te leiden. Maar Hij was niet sterk genoeg om ze ook het land Kanaän binnen te brengen. Veertig jaren liep het volk rond te dolen. De lijken lagen in de woestijn, het volk stierf langzamerhand uit. Bespottelijk: het begon met een grote verlossing uit Egypte. Maar het liep blijkbaar uit op niets.

Door de zonde en het ongeloof van het volk Israël is de God van Israël bespot en gesmaad. Maar nú is door Gods kracht het volk daadwerkelijk binnengeleid in het beloofde land. Ze zijn door een wonder het land binnengekomen. De deuren stonden zelfs wagenwijd open, de hele Jordaan lag droog. Nu is Gods kracht echt zichtbaar geworden. Bij de plaats Gilgal, wat betekent: de smaad is afgewenteld. De HERE is de machtige en betrouwbare God van Israël.